ECLI:NL:GHAMS:2016:3817

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
21 september 2016
Publicatiedatum
22 september 2016
Zaaknummer
23-001119-14
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot opheffing van voorlopige hechtenis in strafzaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 21 september 2016 een verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis van de verdachte toegewezen. De verdachte, geboren in 1965 en thans verblijvende in de PI Noord Holland Noord, was op 8 juli 2013 in verzekering gesteld op verdenking van doodslag en verboden wapenbezit. Na een arrest van de Hoge Raad op 31 december 2014, waarin de eerdere uitspraak werd vernietigd, heeft de raadsman van de verdachte op 21 september 2016 verzocht om de voorlopige hechtenis op te heffen. De raadsman voerde aan dat de voorlopige hechtenis niet langer gerechtvaardigd was, gezien de tijd die de verdachte al in voorlopige hechtenis had doorgebracht en de vernietiging van de eerdere uitspraak door de Hoge Raad. De advocaat-generaal steunde dit verzoek en concludeerde tot toewijzing. Het hof heeft, na het horen van de partijen, geoordeeld dat de voorlopige hechtenis van de verdachte opgeheven dient te worden. De beschikking werd gegeven door de voorzitter en twee raadsheren, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM
MEERVOUDIGE STRAFKAMER, RAADKAMER
Beschikkingop een verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis van de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1965,
adres: [adres] ,
thans verblijvende in de PI Noord Holland Noord, Unit Zuyder Bos te Heerhugowaard.
Het hof heeft gezien de stukken betrekking hebbend op de voorlopige hechtenis van verdachte.
Voorts heeft het hof gezien het verzoekschrift strekkende tot opheffing van de voorlopige hechtenis, namens de verdachte door de raadsman ingediend, dat op 14 september 2016 door het hof is ontvangen.
Het hof heeft de advocaat-generaal en de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman
mr. [naam] , in raadkamer van 21 september 2016 gehoord.
Het hof heeft gelet op artikel 69 van het Wetboek van Strafvordering (Sv).

De feiten en de rechtsgang

De verdachte is op 8 juli 2013 in verzekering gesteld op verdenking van – kort gezegd – doodslag en verboden wapenbezit en aansluitend op 11 juli 2013 in bewaring gesteld.
Bij arrest van 31 december 2014 heeft het hof Amsterdam de gevangenneming van de verdachte bevolen.

De behandeling in raadkamer

De raadsman van de verdachte heeft bij de behandeling in raadkamer op 21 september 2016, verzocht de voorlopige hechtenis van de verdachte op te heffen. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat de Hoge Raad bij voornoemd arrest de bestreden uitspraak heeft vernietigd voor zover het arrest ziet op het onder 1 bewezen verklaarde feit en de strafoplegging en de zaak heeft teruggewezen naar het hof. Gelet op de inhoud van het arrest van de Hoge Raad en de tijd dat de verdachte inmiddels in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, is de raadsman van mening dat de voorlopige hechtenis op dit moment niet meer gerechtvaardigd is en dient te worden opgeheven.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis.

De beoordeling

Met de raadsman en de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat de voorlopige hechtenis van de verdachte dient te worden opgeheven.

De beslissing

Het hof:
WIJST TOE het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis.
HEFT DE VOORLOPIGE HECHTENIS VAN DE VERDACHTE OP.
Deze beschikking is gegeven op 21 september 2016 in raadkamer van dit hof door
mr. M.J.G.B. Heutink, voorzitter,
mrs. J.L. Bruinsma en J.H. Wesselink, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A.F. van der Heide als griffier.
De advocaat-generaal bij dit gerechtshof brengt vorenstaande beschikking ter kennis van de verdachte.
Amsterdam, 21 september 2016,
de advocaat-generaal