Uitspraak
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
3.Beoordeling
Op degene die zich op verjaring beroept, in dit geval Dexia, rust de stelplicht en bewijslast van de feiten en omstandigheden waaruit die bekendheid van de echtgenoot kan worden afgeleid. Aan de door Dexia genoemde feiten en omstandigheden, waaronder de omstandigheid dat de betalingen aan Dexia zijn gedaan vanaf een en/of-rekening die op beider naam stond, heeft de kantonrechter het bewijsvermoeden ontleend dat [X] meer dan drie jaar voor de vernietigingsbrief bekend was met de leaseovereenkomst.
Ook hebben beiden gelijkluidend verklaard dat [X] eind 2006 de gezinsadministratie overnam van [appellant] omdat hij het zelf druk had met zijn (nieuwe) bedrijf. Ter gelegenheid hiervan heeft [appellant] zijn echtgenote over de leaseovereenkomst geïnformeerd. Het hof is van oordeel dat hieraan, zoals de kantonrechter overwoog, niet kan afdoen dat [X] ook heeft verklaard dat de echtelieden voorafgaand aan het getuigenverhoor met elkaar hebben gesproken over het moment van wetenschap in oktober 2006.
Dexia heeft zich erop beroepen dat de echtelieden enkele jaren voor de onderhavige leaseovereenkomst een “Triple Effect” leaseovereenkomst zijn aangegaan en dat [X] heeft verklaard dat zij haar echtgenoot had aangegeven dat zij niet meer wilde dat er dergelijke overeenkomsten werden aangegaan. [appellant] bevestigt dat. De verklaringen lopen alleen uiteen over het moment waarop [X] dit heeft gezegd, een en ander in verband met het feit dat de “Triple Effect” leaseovereenkomst in april 2001 afliep, met een negatief resultaat. Uit deze - beperkte - discrepantie, die de algehele geloofwaardigheid niet aantast, volgt, naar het oordeel van het hof in elk geval niet dat [appellant] met medeweten van [X] de onderhavige leaseovereenkomst is aangegaan dan wel dat zij anderszins door hem hierbij is betrokken. [appellant] heeft hierover verklaard dat hij deze leaseovereenkomst achter haar rug om heeft gesloten omdat het anders niet zou zijn gelukt.