ECLI:NL:GHAMS:2016:3595

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
5 september 2016
Publicatiedatum
5 september 2016
Zaaknummer
K16/0118
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van het beklag over het niet vervolgen ter zake van openlijke geweldpleging

Op 5 september 2016 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in een beklagprocedure met rekestnummer K16/0118. Het beklag was ingediend door een klager die zich benadeeld voelde door de beslissing van de officier van justitie in Noord-Holland om geen strafvervolging in te stellen tegen de beklaagde, die betrokken was bij een incident van openlijke geweldpleging. Klager had op 27 maart 2015 aangifte gedaan van mishandeling, waarbij hij meer dan gering letsel had opgelopen, waaronder een hersenschudding en een afgebroken voortand. De advocaat-generaal had in een verslag van 19 april 2016 geadviseerd het beklag toe te wijzen, maar de officier van justitie had de zaak zonder motivering afgedaan met een schadevergoeding van € 100,-. Tijdens de behandeling in raadkamer op 28 juli 2016 heeft klager, bijgestaan door zijn gemachtigde, zijn standpunt toegelicht. Klager en zijn gemachtigde waren van mening dat de afdoening door de officier van justitie niet recht deed aan de feiten en de geleden schade. Beklaagde heeft verklaard dat hij zijn aandeel in de mishandeling heeft erkend door de schadevergoeding te betalen, maar heeft de ernst van de beschuldigingen ontkend. Het hof heeft vastgesteld dat er voldoende aanwijzingen zijn voor vervolging en dat er maatschappelijk belang is om de zaak voor de strafrechter te brengen. Het hof heeft de klacht van klager toegewezen en de officier van justitie opgedragen om vervolging in te stellen tegen de beklaagde. Deze beschikking is definitief en er staat geen gewoon rechtsmiddel open.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

BEKLAGKAMER
Beschikking van 5 september 2016 op het beklag met het rekestnummer op K16/0118 van
[naam klager],
wonende te [woonplaats klager],
klager,
gemachtigde: [naam gemachtigde] (moeder).

1.Het beklag

Het klaagschrift is op 17 februari 2016 door het hof ontvangen. Het beklag richt zich tegen de beslissing van de officier van justitie te Noord-Holland om geen strafvervolging in te stellen tegen
[naam beklaagde], wonende te [woonplaats beklaagde] (hierna: beklaagde), terzake van mishandeling dan wel openlijke geweldpleging.

2.Het verslag van de advocaat-generaal

Bij verslag van 19 april 2016 heeft de advocaat-generaal het hof in overweging gegeven het beklag toe te wijzen.

3.De voorhanden stukken

Behalve van het klaagschrift en van het verslag heeft het hof kennis genomen van de in deze zaak door de politie opgemaakte processen-verbaal en van het ambtsbericht namens de (plaatsvervangend) hoofdofficier van justitie te Noord-Holland van 24 maart 2016.

4.De behandeling in raadkamer

De daartoe aangewezen raadsheer-commissaris heeft klager in de gelegenheid gesteld op 28 juli 2016 het beklag toe te lichten. Klager is met de gemachtigde in raadkamer verschenen en heeft het beklag toegelicht en gehandhaafd.
Klager en de gemachtigde hebben gezegd dat er slecht door de officier van justitie naar de zaak is gekeken en dat de door hun onderbouwde materiële en immateriële schade veel hoger is dan de opgelegde en inmiddels door beklaagde betaalde schadevergoeding van € 100,- .
Voorts heeft de raadsheer-commissaris beklaagde in de gelegenheid gesteld op 28 juli 2016 te worden gehoord. Beklaagde is in raadkamer verschenen en heeft het hof verzocht de klacht af te wijzen. Beklaagde heeft nadat hem was gewezen op zijn recht om niet op vragen te antwoorden, gezegd dat hij later heeft vernomen – hij heeft het niet zelf gezien – dat meerdere vrienden van hem klager hebben geslagen. Om die reden heeft hij voor zijn aandeel ingestemd met de te betalen schadevergoeding van € 100,- .
De raadsheer-commissaris heeft beklaagde erop gewezen dat het in zijn belang kan zijn contact op te nemen met een advocaat of het juridisch loket teneinde deze zaak
– waarin klager de geleden schade vergoed wil hebben vergoed – te bespreken.
De advocaat-generaal is bij de behandelingen in raadkamer aanwezig geweest. In hetgeen in raadkamer naar voren is gekomen heeft zij geen aanleiding gevonden de conclusie in het verslag te herzien. De advocaat-generaal heeft gezegd dat zij de door de officier van justitie gekozen wijze van afdoening van deze zaak onvoldoende passend vindt en dat deze geen recht doet aan de feiten. Zij blijft daarom bij het schriftelijk gegeven advies om de vervolging van beklaagde te bevelen.

5.De beoordeling van het beklag

Uit het dossier komt het volgende naar voren:
Klager heeft op 27 maart 2015 aangifte gedaan van mishandeling dan wel openlijke geweldpleging, gepleegd in de daaraan voorafgaande nacht. Hij stond met vrienden bij een bushalte te wachten op de moeder van één van hen die hen zou ophalen. Een groepje jongens, onder wie beklaagde, [betrokkene 1] en [betrokkene 2], passeerde hen. Beklaagde vroeg aan klager: “wat zit je nou te kijken” en: “wat is je probleem”. Twee jongens, [betrokkene 1] en [betrokkene 2], stonden in de buurt. Vervolgens gaf beklaagde aan klager een kopstoot waardoor klager direct pijn voelde op zijn voorhoofd. Klager haalde zijn hand naar achter om ter verdediging een klap terug te geven. Beklaagde wilde dat ook doen. Het ging daarna snel. Klager kreeg twee of drie klappen tegen zijn hoofd. Toen de moeder van de vriend arriveerde, renden beklaagde, [betrokkene 1] en [betrokkene 2] weg.
Toen klager de klappen kreeg, werd het hem zwart voor ogen. Hij voelde dat zijn hele gezicht pijn deed, zijn lip direct opgezwollen was en dat er bloed over zijn gezicht liep.
De volgende dag stelde de huisarts een hersenschudding vast bij klager; de tandarts constateerde dat een stukje van één van zijn voortanden was afgebroken.
Vier van de vrienden van klager zijn als getuigen gehoord. Een vriendin heeft verteld dat beklaagde aan klager een kopstoot gaf en dat drie jongens op klager begonnen in te slaan. Een andere vriendin zag dat beklaagde aan klager opzettelijk en met kracht een kopstoot gaf, waarna beklaagde een vuistslag in klagers richting maakte en twee vrienden van beklager erbij kwamen. Voordat zij het wist lag klager op straat met drie jongens op hem. Een vriend zag dat beklaagde klager een duw gaf en vervolgens klager in het gezicht sloeg. Een andere vriend zag dat beklaagde aan klager een kopstoot gaf en vervolgens een klap op zijn mond.
Beklaagde heeft verklaard dat hij zijn hoofd tegen het hoofd van klager “deed”, waarna klager hem een klap gaf en hij klager terugsloeg. [Betrokkene 1] en [betrokkene 2] hebben verteld dat zij niet bij een mishandeling waren betrokken.
Beklaagde is ingegaan op het transactievoorstel van de officier van justitie en heeft een schadevergoedingsbedrag van € 100,- aan klager betaald. Klager kan zich niet verenigen met de hoogte van dit bedrag.
Oordeel van het hof:
Het hof heeft allereerst te beoordelen of vervolging op basis van de aanwijzingen in het dossier ertoe zou kunnen leiden dat de strafrechter aan wie de zaak zou worden voorgelegd, tot bewezenverklaring zou kunnen komen. Indien bewezenverklaring mogelijk zou kunnen zijn, dient het hof vervolgens te beoordelen of er voldoende maatschappelijk belang is dat de vervolging kan rechtvaardigen.
Het dossier bevat aanwijzingen die de strafrechter aan wie deze zaak zou worden voorgelegd tot bewezenverklaring van een strafbaar feit zouden kunnen brengen. Het is bij uitstek de strafrechter die in staat geacht kan worden te oordelen over de vraag of deze aanwijzingen voldoende bewijswaarde hebben en zo ja, of dan voldoende bewijsmateriaal aanwezig is voor bewezenverklaring en welke straf in dat geval passend is.
In het geval het feit bewezen wordt geacht betreft het een ernstig feit waarbij op de openbare weg inbreuk is gemaakt op de lichamelijke integriteit van klager en waarbij klager meer dan gering letsel, een hersenschudding en een afgebroken voortand, heeft opgelopen. Het hof is dan ook van oordeel dat er voldoende maatschappelijk belang bestaat om de vervolging te rechtvaardigen.
Hoewel de mogelijk bestaat voor het Openbaar Ministerie om zaken die daarvoor in aanmerking komen buiten de strafrechter om af te doen, moet, gelet op de in deze van toepassing zijnde richtlijnen en aanwijzingen, worden geconstateerd dat niet zonder meer begrijpelijk is waarom bij gelegenheid van de zogenaamde TOM-zitting is volstaan met het stellen van de voorwaarde tot schadevergoeding ten bedrage van € 100,-; deze regelingen gaan naast schadevergoeding immers ook uit van strafoplegging. Een motivering van deze op het eerste gezicht van de standaard afwijkende sanctionering ontbreekt, evenals een verantwoording voor de vaststelling van de hoogte van het te vergoeden schadebedrag.
Nu voorts vervolging klager ook de mogelijkheid geeft zich als benadeelde partij in het strafproces te voegen en de schadevordering in volle omvang aan de strafrechter kan voorleggen, zal het hof de klacht toewijzen.

6.De beslissing

Het hof beveelt de officier van justitie te Noord-Holland om
[naam beklaagde]te vervolgen ter zake van het feit waarop het beklag betrekking heeft.
Deze beschikking, waartegen geen gewoon rechtsmiddel openstaat, is gegeven op
5 september 2016 door mrs. N. van der Wijngaart, voorzitter, S. Clement en
P.C. Kortenhorst, raadsheren, in tegenwoordigheid van J.K. Krijnen, griffier, en ondertekend door de jongste raadsheer, de voorzitter, de oudste raadsheer en de griffier daartoe buiten staat zijnde.