ECLI:NL:GHAMS:2016:3434

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
23 augustus 2016
Publicatiedatum
25 augustus 2016
Zaaknummer
200.178.617/01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen een notaris inzake het opmaken van een akte van verdeling van een erfenis

In deze zaak gaat het om een klacht van een klager tegen een notaris. De klager verwijt de notaris dat hij heeft nagelaten om een akte van verdeling op te maken met betrekking tot de erfenis van zijn vader. De klacht is behandeld door het Gerechtshof Amsterdam, dat op 23 augustus 2016 uitspraak deed. De klager had eerder, op 15 maart 2016, een tussenbeslissing ontvangen waarin de feiten en standpunten van partijen werden weergegeven. Tijdens de zitting op 9 juni 2016 hebben zowel de klager als de notaris hun standpunten toegelicht aan de hand van pleitnota's.

Het hof heeft de klacht van de klager ongegrond verklaard. De kern van de klacht was dat de notaris niet tijdig een akte van verdeling had opgemaakt, ondanks dat er overeenstemming bestond over de erfdelen van de nalatenschap. Het hof oordeelde dat de notaris niet tuchtrechtelijk verwijtbaar was, omdat hij niet kon voorzien dat de verhoudingen tussen de klager en zijn zuster zo snel zouden verslechteren. De notaris had weliswaar enige dagen na de overeenstemming van 25 februari 2014 van de zuster vernomen dat zij verdere medewerking weigerde, maar het hof vond dat de notaris niet had hoeven verwachten dat de situatie zo snel zou verslechteren.

De beslissing van de kamer werd door het hof bevestigd, en de klager werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek om schadevergoeding. Het hof concludeerde dat de notaris niet in gebreke was gebleven en dat de klacht ongegrond was. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 23 augustus 2016.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.178.617/01 NOT
nummer eerste aanleg : 15-29
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 23 augustus 2016
inzake
[naam],
wonend te [plaats],
appellant,
tegen
mr. [naam],
notaris te [plaats],
geïntimeerde.

1.Het verdere geding in hoger beroep

1.1.
Op 15 maart 2016 heeft het hof een tussenbeslissing (ECLI:NL:GHAMS:2016:981) (hierna: de tussenbeslissing) gegeven in deze zaak. Voor de weergave van de feiten, de standpunten van partijen en het verloop van het geding tot 15 maart 2016 verwijst het hof naar de tussenbeslissing.
1.2.
Het hof heeft op 9 mei 2016 een brief - met bijlagen - van klager ontvangen.
1.3.
Op 27 mei 2016 zijn van de notaris aanvullende producties ontvangen.
1.4.
Vervolgens heeft het hof – in dezelfde samenstelling - de zaak behandeld ter openbare terechtzitting van 9 juni 2016. Klager en de notaris zijn verschenen; beiden hebben het woord gevoerd aan de hand van aan het hof overgelegde pleitnota’s.

2.Beoordeling

2.1.
Het hof blijft bij hetgeen het heeft overwogen en beslist in de tussenbeslissing.
schadevergoeding
2.2.
Klager heeft op de zitting in eerste aanleg verzocht om veroordeling van de notaris tot betaling van de door klager gestelde geleden schade. Klager zal in dit verzoek niet-ontvankelijk worden verklaard, nu in een tuchtprocedure als de onderhavige geen grondslag bestaat om een schadevergoeding toe te kennen.
klacht
2.3.
In de kern komt de klacht van klager erop neer dat de notaris heeft nagelaten om een akte van verdeling op te maken inzake de erfenis van vader, waardoor – aldus klager – de notaris de belangen van klager heeft geschaad.
2.4.
Op de zitting in hoger beroep, alsmede uit door partijen ingebrachte producties, is gebleken dat op 25 februari 2014 tussen klager en zijn zuster overeenstemming bestond over de door de notaris opgestelde berekening van de erfdelen van de nalatenschap van vader. Ter zitting van 9 juni 2016 heeft de notaris verklaard “over de cijfers bestond overeenstemming, maar niet over de uitbetaling”. De notaris had op dat moment, toen hem van de overeenstemming was gebleken, kunnen overgaan tot het opmaken van een akte van verdeling c.q. van een vaststellingsovereenkomst ten aanzien van de vordering van klager en zijn zuster op moeder op grond van de nalatenschap van vader. Dat over de uitbetaling nog onenigheid bestond, klager en zijn zus waren het niet eens over de omvang van het aan hen uit te keren geldbedrag, aangezien zij van mening verschilden over de hoogte van het bedrag dat gereserveerd moest worden in verband met de verzorging van moeder, doet hieraan niet af.
Gezien de omstandigheden, te weten het moeizaam te noemen verloop van de afwikkeling van de nalatenschap van vader en de getroebleerde verhoudingen tussen klager en zijn zus, waarmee de notaris bekend was, is het hof van oordeel dat het op de weg van de notaris had gelegen om het opmaken van een akte van verdeling c.q. vaststellingsovereenkomst inzake de erfenis van vader voortvarend op te pakken. Toen de notaris enige dagen later, te weten op 3 maart 2014, van de zuster van klager had vernomen dat zij alle verdere medewerking weigerde en zij de notaris verzocht om zijn werkzaamheden te beëindigen, was deze mogelijkheid om tot een spoedige verdeling van de nalatenschap van vader te komen niet meer aan de orde. Het feit dat de notaris in die korte tijdspanne tussen 25 februari en 3 maart 2014 niet tot het opmaken van een akte van verdeling c.q. van een vaststellingsovereenkomst is overgegaan, acht het hof echter niet tuchtrechtelijk verwijtbaar, aangezien de notaris niet behoefde te verwachten dat de verhoudingen tussen klager en zijn zuster in zo’n betrekkelijk kort tijdsbestek opnieuw dermate ernstig verstoord zouden raken dat het opmaken van een akte van verdeling c.q. vaststellingsovereenkomst niet meer mogelijk zou zijn. Het hof acht de klacht dan ook ongegrond.
2.5.
Nu het hof tot dezelfde beslissing komt als de kamer, zal het hof de beslissing van de kamer bevestigen.
2.6.
Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan buiten beschouwing blijven omdat het niet van belang is voor de beslissing in deze zaak.
2.7.
Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.

3.Beslissing

Het hof:
- verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn verzoek om de notaris te veroordelen tot betaling van een schadevergoeding;
- bevestigt de bestreden beslissing.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.D.R.M. Boumans, F.J.P.M. Haas en A.A. van Berge en in het openbaar uitgesproken op 23 augustus 2016 door de rolraadsheer.