Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
3.Beoordeling
schadete betrekken. Daarbij overweegt het hof allereerst dat niet is gesteld of gebleken dat [appellant] zijn vrijgekomen tijd daadwerkelijk elders te gelde heeft gemaakt. Het hof ziet ook overigens geen aanleiding om bij de vaststelling van de schade niettemin een fictief bedrag voor het te gelde maken van arbeidskracht als aftrek in mindering te brengen.
voordeelstoerekening, staat daaraan in de weg dat niet is gesteld of gebleken dat [appellant] daadwerkelijk voordeel heeft genoten.
schadehad moeten
beperkendoor zijn – vanwege het staken van de exploitatie van de kantine - vrijgekomen tijd elders te gebruiken. [geïntimeerde] heeft echter onvoldoende concreet gesteld dat [appellant] daadwerkelijk de mogelijkheid had om door elders te werken zijn schade te beperken en dat van hem redelijkerwijs kon worden verwacht dat hij dat zou doen. Dat, naar de aangehaalde suggestie van de deskundige, voor een juist beeld van de winst aanleiding bestaat om een fictief bedrag aan ondernemersbeloning in mindering te brengen, is onvoldoende om tot een aftrek op grond van schadebeperking te komen. De beantwoording van de vraag of [appellant] voldoende heeft gedaan om zijn schade te beperken is bovendien niet aan de deskundige, die met zijn eerder genoemde suggestie dat antwoord ook niet heeft gegeven.