ECLI:NL:GHAMS:2016:3310

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
9 augustus 2016
Publicatiedatum
15 augustus 2016
Zaaknummer
23-004845-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 9 augustus 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in Marokko in 1972, werd beschuldigd van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, gepleegd op 24 september 2015 te Amsterdam. De bedreigingen waren gericht aan een buurman, waarbij de verdachte dreigde hem met een mes te verwonden tijdens het offerfeest. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op verschillende momenten bedreigende uitspraken heeft gedaan, zowel aan de aangever als in het bijzijn van de politie. De verdediging heeft vrijspraak bepleit, maar het hof oordeelde dat de bedreigingen wettig en overtuigend bewezen zijn. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en legde een onvoorwaardelijke taakstraf van 32 uren op, met 16 dagen hechtenis als alternatief. De beslissing is genomen na afweging van de ernst van de feiten en de omstandigheden van de verdachte, die eerder al was veroordeeld voor soortgelijke feiten.

Uitspraak

parketnummer: 23-004845-15
datum uitspraak: 9 augustus 2016
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 2 december 2015 in de strafzaak onder parketnummer 13-193678-15 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Marokko) op [geboortedag] 1972,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
26 juli 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 24 september 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk
- voornoemde [slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd :"Jij moet mij al negen jaar hebben, de politie bellen, ik bel zelf de politie wel, vanavond bij het offerfeest ga ik een mes pakken en kom ik naar je toe, ik snijd je in stukken", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of
- tegen een medewerker van politie (in het bijzijn van die [slachtoffer]) gezegd: "Ik ga vanavond naar het offerfeest en ik ga met een groot mes hem in stukken snijden, je kan beter nu komen" en/of "Het is vandaag offerfeest, ik moet naar mijn familie, als ik het offerfeest niet meemaak gaat de buurman zien. Ik maak hem dood of ik stuur iemand op hem af", althans woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de rechtbank.

Bewijsoverweging

De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak bepleit en heeft daartoe aangevoerd dat het dossier onvoldoende ondersteuning voor de aangifte bevat.
Het hof stelt vast en acht aannemelijk dat de aangever [slachtoffer] op 24 september 2015 bij de verdachte heeft aangebeld en dat tussen hen een woordenwisseling is ontstaan. De verdachte heeft daarop de politie gebeld en heeft aan de telefoon en in bijzijn van [slachtoffer], zo blijkt uit de aangifte en het door verbalisant [verbalisant 1] gerelateerde (proces-verbaalnummer 2015213832-4), de onder het tweede gedachtestreepje eerstgenoemde bedreiging geuit. De verbalisanten hebben zich naar het huis van de verdachte begeven en hebben de verdachte daar aangehouden. Tijdens verdachtes fouillering op het politiebureau hoorden de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] (eerdergenoemd proces-verbaalnummer) dat de verdachte de onder het tweede gedachtestreepje laatstgenoemde bewoordingen gebruikte. Na te zijn geconfronteerd met voornoemde uitlatingen van de verdachte, heeft [slachtoffer] verklaard dat hij zich daardoor erg door de verdachte bedreigd voelde en dat hij dacht dat de verdachte tot de uitvoering van diens beweringen in staat was. Gelet op het voorgaande is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de bedreiging, zoals onder het tweede gedachtestreepje ten laste gelegd.
Ten aanzien van het onder het eerste gedachtestreepje ten laste gelegde geldt dat, zoals de verdediging terecht aan de orde heeft gesteld, slechts [slachtoffer] en de verdachte daarbij aanwezig waren. Echter, de aangifte vindt op relevante wijze steun in de sterke mate van overeenkomst en het onderlinge verband tussen de uitlatingen van de verdachte. Immers, de bewoordingen die de verdachte aan de telefoon met en ten overstaan van de politie heeft gebezigd zijn (vrijwel) gelijkluidend aan de in de aangifte opgenomen bedreiging. De bedreiging bestaat telkens uit de stelling dat de verdachte [slachtoffer] diezelfde avond tijdens het offerfeest met een mes zou doodmaken dan wel in stukken zou snijden. Gelet op dit specifieke woordgebruik en het inhoudelijk verband beschouwt het hof de ene bedreiging ondersteunend voor het bewijs van de andere.
Het hof verwerpt het door de raadsman gevoerde verweer en acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde bedreigingen heeft geuit.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 24 september 2015 te Amsterdam, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk
- voornoemde [slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd :"Jij moet mij al negen jaar hebben, de politie bellen, ik bel zelf de politie wel, vanavond bij het offerfeest ga ik een mes pakken en kom ik naar je toe, ik snijd je in stukken", en
- tegen een medewerker van politie in het bijzijn van die [slachtoffer] gezegd: "Ik ga vanavond naar het offerfeest en ik ga met een groot mes hem in stukken snijden, je kan beter nu komen", althans woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking, en "Het is vandaag offerfeest, ik moet naar mijn familie, als ik het offerfeest niet meemaak gaat de buurman zien. Ik maak hem dood of ik stuur iemand op hem af",
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het aanwenden van een rechtsmiddel zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een taakstraf van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis, waarvan 20 uren, subsidiair 10 dagen hechtenis, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het op verschillende momenten bedreigen van zijn buurman, die zich daardoor zeer angstig heeft gevoeld.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 14 juli 2016 is hij eerder ter zake van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht onherroepelijk veroordeeld. Deze eerdere veroordeling heeft de verdachte er niet van weerhouden zich wederom aan bedreiging schuldig te maken. Gelet hierop en mede in aanmerking genomen de ernst van het feit, zal - anders dan gevorderd door de advocaat-generaal - niet worden volstaan met een gedeeltelijk voorwaardelijke taakstraf.
Het hof acht, alles afwegende, een onvoorwaardelijke taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 57 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
32 (tweeëndertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
16 (zestien) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M.P. Geelhoed, mr. J.D.L. Nuis en mr. A.P.M. van Rijn, in tegenwoordigheid van
mr. S.W.M. Stevens, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
9 augustus 2016.
De voorzitter is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.