ECLI:NL:GHAMS:2016:3309

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
9 augustus 2016
Publicatiedatum
15 augustus 2016
Zaaknummer
23-002954-13
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake hennepkwekerij en schending van de redelijke termijn

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 9 augustus 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1948, was eerder veroordeeld voor het exploiteren van een hennepkwekerij en het illegaal afnemen van elektriciteit. Het hof heeft het vonnis van de politierechter gedeeltelijk bevestigd, maar de strafoplegging aangepast vanwege een schending van de redelijke termijn. De verdachte was vrijgesproken van een aantal feiten, maar het hof heeft vastgesteld dat hij opzettelijk elektriciteitswerk heeft beschadigd, wat gemeen gevaar voor goederen met zich meebracht. De verdachte had in de periode van april 2010 tot en met maart 2011 illegale elektriciteit afgenomen, wat leidde tot een brandgevaarlijke situatie. De politierechter had een taakstraf van 240 uren opgelegd, maar het hof heeft deze straf gematigd tot 200 uren, subsidiair 100 dagen hechtenis, met een voorwaardelijke proeftijd van twee jaren. Het hof heeft ook bepaald dat de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht op de taakstraf. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de gevolgen voor de volksgezondheid door de handel in hennep.

Uitspraak

parketnummer: 23-002954-13
datum uitspraak: 9 augustus 2016
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 18 juni 2013 in de strafzaak onder parketnummer
13-656688-11 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1948,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
26 juli 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Omvang van het hoger beroep

De verdachte is vrijgesproken van het onder 4 ten laste gelegde feit en is gelet op het bepaalde in artikel 404, lid 5 Wetboek van Strafvordering, niet ontvankelijk in het hoger beroep voor zover dit is gericht tegen de vrijspraak van het ten laste gelegde feit 4.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en zal dit derhalve bevestigen, behalve ten aanzien van de beslissingen tot bewezenverklaring en kwalificatie van het onder 3 ten laste gelegde, en de strafoplegging. In zoverre zal het vonnis worden vernietigd.

Bewezenverklaring feit 3

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van april 2010 tot en met 4 maart 2011 te Amsterdam, opzettelijk enig elektriciteitswerk heeft beschadigd door de zegels van de hoofdaansluitkast te verbreken en een illegale elektriciteitsaansluiting te maken en deze aansluiting buiten de elektriciteitsmeter om te laten lopen, waarvan gemeen gevaar voor goederen (brandgevaar) te duchten is.

Kwalificatie feit 3

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk een elektriciteitswerk beschadigen terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder
1, 2, 3 en 5 bewezen verklaarde veroordeeld tot een taakstraf van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis, waarvan 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder in beschouwing genomen dat de verdachte een hennepkwekerij heeft geëxploiteerd. Gelet op de hoeveelheid hennepplanten die in de woning zijn aangetroffen, moet deze hennep bestemd zijn geweest voor de handel en daarmee de verdere verspreiding. Het gebruik van hennep heeft grote schadelijke gevolgen voor de volksgezondheid. Daarnaast worden met het kweken van hennep grote illegale winsten behaald en heeft de verdachte door zijn handelwijze een bijdrage geleverd aan de instandhouding van een markt voor softdrugs. Voorts is ten behoeve van de hennepkwekerij, na aanpassingen aan en beschadiging van de elektriciteitsvoorziening, illegaal elektriciteit afgenomen. Als gevolg van deze diefstal van elektriciteit is een brandgevaarlijke situatie ontstaan.
Het hof heeft voorts acht geslagen op de omstandigheid dat de verdachte één dag in verzekering heeft doorgebracht en zal daarom, overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, de aftrek van voorarrest gelasten.
Met de raadsman is het hof van oordeel dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden is geschonden. De redelijke termijn is aangevangen op de dag dat de verdachte in verzekering is gesteld, te weten 4 maart 2011. De beslissing in hoger beroep is gegeven op 9 augustus 2016. De procedure in eerste aanleg en in hoger beroep heeft derhalve ruim vijf en een half jaar geduurd. Uitgaande van een redelijke termijn van twee jaren per instantie is deze periode met anderhalf jaar overschreden.
In beginsel acht het hof, alles afwegende, een taakstraf van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis, waarvan 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis, passend. Gelet op de geconstateerde termijnoverschrijding zal deze straf echter worden gematigd tot een taakstraf van 200 uren, subsidiair 100 dagen hechtenis, waarvan 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, ten aanzien van de beslissingen tot bewezenverklaring en kwalificatie van het onder 3 ten laste gelegde, en de strafoplegging, en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
200 (tweehonderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
100 (eenhonderd) dagen hechtenis.
Bepaalt dat een gedeelte van de taakstraf, groot
100 (eenhonderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
50 (vijftig) dagenhechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M.P. Geelhoed, mr. J.D.L. Nuis en mr. A.P.M. van Rijn, in tegenwoordigheid van
mr. S.W.M. Stevens, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
9 augustus 2016.
De voorzitter is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.