ECLI:NL:GHAMS:2016:3304

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
9 augustus 2016
Publicatiedatum
15 augustus 2016
Zaaknummer
23-000740-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen poging tot oplichting met valse hoedanigheid en listige kunstgrepen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 9 augustus 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in Roemenië in 1982, was beschuldigd van medeplegen van poging tot oplichting. De tenlastelegging omvatte het verzoek aan een slachtoffer om naar een horecagelegenheid te gaan, het vragen naar zijn paspoort en geld, en het ruiken aan het paspoort van het slachtoffer, wat de indruk wekte dat er een onderzoek naar drugs plaatsvond. Het hof heeft de zaak behandeld op basis van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep op 26 juli 2016 en heeft de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de raadsvrouw in overweging genomen.

Het hof heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd, omdat het tot een andere bewezenverklaring kwam. De verdachte werd vrijgesproken van de primair ten laste gelegde feiten, maar het hof achtte het subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. Het hof oordeelde dat de verdachte samen met anderen handelde met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door zich voor te doen als een Italiaanse toerist en politieambtenaren. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes weken, met aftrek van voorarrest, waarbij het hof de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan in aanmerking nam. Het hof benadrukte dat dergelijk gedrag het vertrouwen van burgers in de politie ondermijnt en gevoelens van angst of onmacht bij slachtoffers kan oproepen.

Uitspraak

parketnummer: 23-000740-16
datum uitspraak: 9 augustus 2016
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 18 februari 2016 in de strafzaak onder parketnummer 13-701248-16 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Roemenië) op [geboortedag] 1982,
adres: [adres]

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
26 juli 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 5 februari 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer] heeft bewogen tot de afgifte van geld (een biljet van twintig euro), in elk geval van enig goed, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid zich heeft/hebben voorgedaan als een (Italiaanse) toerist en/of politieambtena(a)r(en) en/of
- die [slachtoffer] naar de Ice-bar, althans een (horeca-)gelegenheid heeft/hebben gevraagd en/of
- naar zijn paspoort en/of geld heeft/hebben gevraagd en/of
- aan het paspoort van die [slachtoffer] heeft geroken (alsof zij onderzoek deden naar de aanwezigheid van drugs), waardoor die [slachtoffer] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
subsidiair:
hij op of omstreeks 5 februari 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en / of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en / of van een valse hoedanigheid en / of door een (of meer) listige kunstgre(e)p(en) en / of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer] te bewegen tot de afgifte van geld (een biljet van twintig euro), in elk geval van enig goed, met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en / of listiglijk en / of bedrieglijk en / of in strijd met de waarheid met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, zich heeft/hebben voorgedaan als een (Italiaanse) toerist en/of politieambtena(a)r(en) en/of
- die [slachtoffer] naar de Ice-bar, althans een (horeca-)gelegenheid heeft/hebben gevraagd en/of
- naar zijn paspoort en/of geld heeft/hebben gevraagd en/of
- aan het paspoort van die [slachtoffer] heeft geroken (alsof zij onderzoek deden naar de aanwezigheid van drugs).
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.

Vrijspraak

Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte primair is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

Bewijsoverweging

De raadsvrouw heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de verdachte geen wezenlijke materiële of immateriële bijdrage aan de poging tot oplichting heeft geleverd, zodat medeplegen niet kan worden bewezen en vrijspraak dient te volgen.
Het hof verenigt zich met hetgeen de rechtbank met betrekking tot het bewijs heeft overwogen in paragraaf 3.1 (“Bewijsoverweging”) van het vonnis en neemt deze overwegingen over. Het hof vult de bewijsoverweging aan in die zin dat de verdachte bij de politie heeft verklaard dat hij [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] kende en op de bewuste dag samen met hen naar Amsterdam was gekomen om lol te maken en naar coffeeshops te gaan. Deze omstandigheid sterkt het hof in de overtuiging dat de verdachte en zijn mededaders tezamen en in vereniging hebben gehandeld.
Het hof verwerpt het in hoger beroep wederom gevoerde verweer en acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het - na wijziging in hoger beroep - subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
subsidiair:
hij op 5 februari 2016 te Amsterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer] te bewegen tot de afgifte van geld (een biljet van twintig euro), met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - bedrieglijk en in strijd met de waarheid met zijn mededaders, zich hebben voorgedaan als een Italiaanse toerist en politieambtenaren en
- die [slachtoffer] naar de Ice-bar, hebben gevraagd en
- naar zijn paspoort en geld hebben gevraagd en
- aan het paspoort van die [slachtoffer] heeft geroken.
Hetgeen subsidiair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het aanwenden van een rechtsmiddel zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het subsidiair bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het subsidiair bewezen verklaarde levert op:
poging tot medeplegen van oplichting.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het subsidiair bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg subsidiair bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes weken met aftrek van voorarrest.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het subsidiair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes weken.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen. De verdachte heeft zich samen met twee anderen schuldig gemaakt aan een poging tot oplichting. De verdachte heeft zich als toerist voorgedaan, zijn mededaders als politieambtenaar en in die hoedanigheid hebben zij tezamen en in vereniging getracht twee toeristen te bewegen tot de afgifte van geld. Dit is een kwalijk feit, omdat de burger vertrouwen in de politie moet kunnen hebben. Voorts neemt het hof in aanmerking dat dergelijk handelen gevoelens van angst of onmacht bij slachtoffers daarvan kunnen oproepen, hetgeen bij de slachtoffers ook het geval is geweest.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 45, 47 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) weken.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M.P. Geelhoed, mr. J.D.L. Nuis en mr. A.P.M. van Rijn, in tegenwoordigheid van
mr. S.W.M. Stevens, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
9 augustus 2016.
De voorzitter is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.