In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 26 juli 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Haarlem. De verdachte was in 2007 beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder bedreiging en vernieling. De tenlastelegging omvatte onder andere het bedreigen van een slachtoffer met een hamer en het vernielen van een luchtpomp. Daarnaast was de verdachte beschuldigd van rijden onder invloed en het besturen van een voertuig zonder geldig rijbewijs.
Het hof heeft vastgesteld dat de feiten waarvoor de verdachte werd vervolgd, zijn gepleegd op 22 juni en 3 juli 2007. De termijn voor strafvervolging bedraagt zes jaar, en aangezien de dagvaarding pas na deze termijn was uitgebracht, is het recht tot strafvervolging door verjaring komen te vervallen. De politierechter had eerder een veroordeling bij verstek uitgesproken, maar de verdachte had deze niet ontvangen.
Het hof heeft geconcludeerd dat het Openbaar Ministerie niet ontvankelijk is in de strafvervolging, omdat de verjaringstermijn was verstreken. Het vonnis van de politierechter is vernietigd en het hof heeft het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk verklaard in de strafvervolging. Deze beslissing is genomen in het belang van de rechtszekerheid en de bescherming van de verdachte.