ECLI:NL:GHAMS:2016:3209

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
4 augustus 2016
Publicatiedatum
4 augustus 2016
Zaaknummer
23-001081-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Moord op 96-jarige vrouw door verdachte met psychische stoornis

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 4 augustus 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de verdachte, die beschuldigd werd van de moord op een 96-jarige vrouw. De verdachte heeft het slachtoffer op 19 maart 2015 meermalen met een mes gestoken, wat leidde tot ernstige verwondingen en uiteindelijk de dood van het slachtoffer op 11 april 2015. Het hof heeft vastgesteld dat er een causaal verband bestaat tussen het handelen van de verdachte en het overlijden van het slachtoffer. De verdachte werd als ontoerekeningsvatbaar beschouwd, wat leidde tot de beslissing om hem TBS met dwangverpleging op te leggen. De advocaat-generaal had geconcludeerd tot bewezenverklaring van moord, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak van de moord ten laste gelegde feiten. Het hof oordeelde dat de verdachte met voorbedachte rade heeft gehandeld, maar dat zijn psychische toestand hem niet in staat stelde om de gevolgen van zijn daden te begrijpen. De uitspraak benadrukt de ernst van het feit en de impact op de nabestaanden, evenals de noodzaak van behandeling voor de verdachte.

Uitspraak

parketnummer: 23-001081-16
datum uitspraak: 4 augustus 2016
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 7 maart 2016 in de strafzaak onder parketnummer 13-669052-15 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Irak) op [geboortedag] 1990,
thans gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Zaanstad te Westzaan.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 21 juli 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
primair:
hij in of omstreeks de periode 19 maart 2015 tot en met 11 april 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte op 19 maart 2015
- éénmaal of meermalen met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in/op het hoofd en/of het gezicht, in elk geval in/op het lichaam, van voornoemde [slachtoffer] gestoken en/of gesneden en/of geprikt en/of
- éénmaal of meermalen, met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in/op de buik, in elk geval in/op het lichaam, van voornoemde [slachtoffer] gestoken en/of gesneden en/of geprikt en/of
- éénmaal of meermalen, met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in/op de arm(en), in elk geval in/op het lichaam, van voornoemde [slachtoffer], gestoken en/of gesneden en/of geprikt en/of
- éénmaal of meermalen op/tegen/in het gezicht en/of het hoofd, in elk geval op/tegen/in het lichaam, van voornoemde [slachtoffer] geslagen en/of gestompt, ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] op 11 april 2015 is overleden;
subsidiair:
hij op of omstreeks 19 maart 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, [slachtoffer] van het leven te beroven,
- éénmaal of meermalen met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in/op het hoofd en/of het gezicht, in elk geval in/op het lichaam, van voornoemde [slachtoffer] heeft gestoken en/of gesneden en/of geprikt en/of
- éénmaal of meermalen, met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in/op de buik, in elk geval in/op het lichaam van voornoemde [slachtoffer] heeft gestoken en/of gesneden en/of geprikt en/of
- éénmaal of meermalen, met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in/op de arm(en), in elk geval in/op het lichaam, van voornoemde [slachtoffer], heeft gestoken en/of gesneden en/of geprikt en/of
- éénmaal of meermalen op/tegen/in het gezicht en/of het hoofd, in elk geval op/tegen/in het lichaam, van voornoemde [slachtoffer] heeft geslagen en/of gestompt;
meer subsidiair:
hij op of omstreeks 19 maart 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, aan [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel (één of meer darmperforatie(s) en/of hoofdletsel) heeft toegebracht door
- éénmaal of meermalen met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, te steken en/of te snijden en/of te prikken in/op het hoofd en/of het gezicht, in elk geval in/op het lichaam, van voornoemde [slachtoffer] en/of
- éénmaal of meermalen met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, te steken en/of te snijden en/of te prikken in/op de buik, in elk geval in/op het lichaam, van voornoemde [slachtoffer] en/of
- éénmaal of meermalen te slaan en/of te stompen op/tegen/in het gezicht en/of het hoofd, in elk geval op/tegen/in het lichaam, van voornoemde [slachtoffer], ten gevolge van welk(e) feit(en) voornoemde [slachtoffer] op 11 april 2015 is overleden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd.

Bewijsoverwegingen

Standpunt advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van moord en daartoe aangevoerd dat
sprake is van voorbedachte raad en dat er causaal verband bestaat tussen het handelen van de verdachte en het uiteindelijke overlijden van het slachtoffer. Het overlijden van het slachtoffer is redelijkerwijs toe te rekenen aan het door de verdachte uitgeoefende geweld.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft ook in hoger beroep gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken van de primair ten laste gelegde moord, de subsidiair ten laste gelegde poging tot moord en van de voorbedachte raad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, zoals onder het meer subsidiaire is ten laste gelegd. De raadsman heeft betoogd dat slechts wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat de verdachte het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht.
Overwegingen hof
Op grond van de inhoud van het dossier staan de volgende feiten en omstandigheden vast.
Steken met een mes
Op 19 maart 2015 is de verdachte rond 15 uur vertrokken uit de woning van zijn oom in Zaandam. Hij is met de trein naar Amsterdam Centraal gereisd. De telefoon van de verdachte werd rond 15.15 uur uitgepeild ter hoogte van Station Sloterdijk en even later op het Centraal Station.
Het 96-jarige slachtoffer – mevrouw [slachtoffer] – , hierna het slachtoffer, liep rond 16.45 uur met behulp van een rollator in de Govert Flinckstraat in Amsterdam. De verdachte heeft het slachtoffer benaderd met een mes in zijn hand. Hij heeft haar met het mes gestoken in haar hoofd, een arm en tweemaal in de linkerkant van haar buik. De verdachte is weggerend naar de Eerste Van der Helststraat. Hij heeft rond 19.05 uur politiemensen op de Dam aangesproken en gezegd dat hij een oude vrouw had gestoken die wit haar had, een rode jas droeg en met een rollator liep. De verdachte heeft uit zijn rechter broekzak een mes gepakt, dit aan de politie overhandigd en erbij gezegd dat hij de vrouw met dit mes had gestoken.
De verdachte is hierop aangehouden.
Situatie van het slachtoffer
Het slachtoffer is nadat zij was gestoken naar huis gelopen, heeft haar dochter gebeld en heeft op advies van haar dochter 112 gebeld. Het slachtoffer is naar het OLVG in Amsterdam gebracht en is daar rond 22.15 uur geopereerd. Zij had zeven perforaties in haar darmen aan de linkerzijde, deze perforaties (5 in de dunne darm en 2 in de dikke darm) zijn gedicht. Zij is de volgende dag nogmaals geopereerd.
Een dochter van het slachtoffer heeft op 24 maart 2015 aangifte gedaan. Het slachtoffer heeft zelf een verklaring afgelegd op 3 april 2015. Gedurende één week lag zij op de intensive care.
In het lichaam van het slachtoffer traden ontstekingen op: uiteindelijk zijn een buikvliesontsteking op buikorgaanoppervlakken en in de buikwand, een longontsteking en een ontsteking op het oppervlak van de baarmoeder vastgesteld. Zij raakte verward door de medicatie. Het slachtoffer had enorme pijn van haar steekwonden en was er erg moe van. Ze kon niet meer tegen de pijn en gaf aan niet meer verder te willen leven.
Op 7 april 2015 besloot het slachtoffer de behandeling en de voedsel- en vochtinname te staken. De dosis toe te dienen morfine werd verhoogd. Het slachtoffer is op 11 april 2015 om 6.30 uur overleden in het OLVG. Een dag later is sectie op haar lichaam verricht. Volgens de rapporteur kan het overlijden worden verklaard op grond van het staken van de behandeling. Het slachtoffer had daarvoor gekozen in verband met de situatie die was ontstaan “na het oplopen van uitwendig mechanisch perforerend geweld aan de buik”, drie weken voorafgaand aan de ziekenhuisopname. [1]
Bloed en vezels op het mes van het slachtoffer
Op 5 juni 2015 is na onderzoek vast komen te staan dat het bloed op het door de verdachte overhandigde mes afkomstig was van het slachtoffer. Na onderzoek door het NFI van de vezels die op dat mes waren aangetroffen is gebleken dat deze afkomstig waren van de rode jas die het slachtoffer droeg op 19 maart 2015.
Verklaringen verdachte
De verdachte heeft steeds verklaard dat hij het slachtoffer had neergestoken uit wraak op zijn vader, die hem in het verleden had mishandeld.
Hij had tevoren al bedacht dat hij in Amsterdam iets ergs zou gaan doen. Hij wilde iemand neersteken die zwakker was dan hij om te voorkomen dat de ander hem zou steken, het zou een kind of een ouder persoon moeten zijn. Achteraf is hij opgelucht, het is eruit. Het zal niet meer gebeuren. Hij wil in september weer naar school. Hij is jong en heeft nog een heel leven voor zich. Als hij de tijd kon terugdraaien zou hij het weer doen, maar dan op zo’n manier dat niet iedereen wist dat hij het had gedaan.
De verdachte heeft bij de politie verklaard [2] dat hij een half uur à drie kwartier in de (Govert Flinck) straat heeft gestaan. Hij zag een vrouw met een rollator, met kort krullend wit haar. Hij kon zien dat zij heel oud en zwak was. De verdachte heeft gewacht totdat er niemand anders in de straat was en heeft haar vervolgens met het mes achter in haar hoofd geraakt. Hij is voor haar gaan staan en heeft haar twee keer in haar buik gestoken. Hij had haar rechts niet goed geraakt, maar links wel.
Deelconclusie hof
Het hof gaat voorbij aan de stelling van de verdachte, die hij voor het eerst in hoger beroep te berde heeft gebracht, dat hij het slachtoffer in een impuls, een opwelling, heeft gestoken, omdat deze stelling indruist tegen alle verklaringen die de verdachte eerder hierover heeft afgelegd, die specifiek en consistent zijn, en passen in de overige inhoud van het dossier. Het op die stelling gebaseerde betoog van de verdediging wordt dan ook verworpen.
Voorwaardelijk opzet op de dood van het slachtoffer
Het hof vindt, evenals de rechtbank, dat niet kan worden bewezen dat de verdachte willens en wetens heeft gehandeld.
Het hof acht met de advocaat-generaal en de rechtbank wel bewezen dat de verdachte het voorwaardelijk opzet heeft gehad op het toebrengen van dodelijk letsel bij het slachtoffer.
Het hof stelt voorop dat de beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, afhankelijk is van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Daarnaast dient komen vast te staan dat de verdachte die aanmerkelijke kans bewust heeft aanvaard.
De verdachte heeft een 96-jarig slachtoffer met een mes op vier plekken in het lichaam gestoken. Hij heeft haar met kracht, onder andere bovenhands, op haar hoofd, in haar arm en in haar buik geraakt, waarbij zijn messteken zelfs door de drie lagen kleding die het slachtoffer droeg ernstig letsel hebben veroorzaakt. Het hof is van oordeel dat de kans dat het slachtoffer, een hoogbejaarde vrouw met naar algemene ervaringsregels een slechtere conditie en herstellend vermogen dan de gemiddelde mens, hieraan zou komen te overlijden aanmerkelijk was.
Het hof neemt voor de bewuste aanvaarding door de verdachte van die aanmerkelijke kans in het bijzonder in aanmerking dat hij bij de politie heeft verklaard dat hij meer mensen voorbij zag komen maar alleen kinderen of bejaarden wilde néérsteken, dat hij kon zien dat het slachtoffer heel oud en zwak was en dat hij haar rechts in haar buik niet zo goed heeft geraakt maar dat hij denkt dat hij haar links wel echt heeft geraakt.
Deze uiterlijke verschijningsvorm laat geen andere conclusie toe dan dat de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het slachtoffer zou komen te overlijden.
Dat de verdachte, zoals hierna te overwegen, volledig ontoerekeningsvatbaar moet worden geacht, staat niet in de weg aan een bewezenverklaring van voorwaardelijk opzet. Een psychische stoornis staat slechts dan aan een bewezenverklaring in de weg indien bij de verdachte ten tijde van zijn handelen
iederinzicht in de draagwijdte van zijn gedragingen en de mogelijke gevolgen daarvan zou hebben ontbroken. Daarvan is slechts bij hoge uitzondering sprake. Deze uitzonderingssituatie doet zich naar het oordeel van het hof in de onderhavige zaak niet voor.
Voorbedachte raad
Het hof acht voor de bewezenverklaring van de voorbedachte raad in het bijzonder de volgende door de verdachte bij de politie en ter terechtzitting in eerste aanleg afgelegde verklaringen redengevend:
- “ Ik ben met de trein van Zaandam naar Amsterdam gegaan, omdat ik daar onbekend was. Ik ben toen gaan wandelen en ben op zoek gegaan naar een slachtoffer. Het moest een kwetsbaar persoon zijn. Ik moest het doen. Dat had ik een paar uur voordat ik de vrouw heb neergestoken bedacht.”
- “ Ik heb denk ik een half uur of drie kwartier gestaan op de plek waar het uiteindelijk gebeurd is. Ik kon het niet. Ik vond het zielig om iemand neer te steken.”
- “Ik heb het slachtoffer een paar minuten gevolgd. Ik wilde wachten totdat zij alleen was. Ze liep met een rollator op straat en ik liep achter haar. Toen er niemand meer was, ben ik gaan rennen en toen heb ik onderweg het mes uit mijn broekzak gehaald en heb ik haar neergestoken.”
Het hof concludeert op grond van deze feiten en omstandigheden dat de verdachte voorafgaand aan zijn handelen voldoende tijd en gelegenheid heeft gehad zich te beraden op het genomen of het te nemen besluit. Hij heeft meermalen de gelegenheid gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daar rekenschap van te geven. Blijkens zijn eigen verklaring heeft de verdachte zich ook beraden:
“Ik heb denk ik een half uur of drie kwartier gestaan op de plek waar het uiteindelijk gebeurd is. Ik kon het niet”en zich rekenschap gegeven van de betekenis en gevolgen van zijn voorgenomen daad:
“Ik vond het zielig”.
Aldus staat voor het hof vast dat het handelen van de verdachte niet het gevolg is geweest van een ogenblikkelijke gemoedsopwelling. Tenslotte zijn geen contra-indicaties aannemelijk geworden die aan het aannemen van voorbedachten rade in de weg staan. Het hof is dan ook van oordeel dat de verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld.
Causaliteit
De vraag die thans moet worden beantwoord, is of het overlijden van het slachtoffer op 11 april 2015 redelijkerwijs kan worden toegerekend aan het handelen van de verdachte op 19 maart 2015. Die vraag beantwoordt het hof bevestigend. Daartoe wordt het volgende overwogen.
Het hof gaat op basis van het pathologie rapport van 24 juni 2015, de verklaring van het slachtoffer en van haar dochter [dochter] in dit verband uit van de volgende, hiervoor reeds deels vermelde, gebeurtenissen.
- Op 19 maart 2015 heeft de verdachte het slachtoffer meermalen met een mes gestoken, waaronder twee maal in haar buik.
- De twee steekwonden in de buik hebben geleid tot zeven perforaties van de darm. Het slachtoffer heeft hiervoor diezelfde dag nog een buikoperatie ondergaan.
- Op 20 maart 2015 is zij opnieuw geopereerd.
- Hierna had het slachtoffer nog steeds pijn, gaf zij aan erg vermoeid te zijn en niet meer te willen leven. Zij kreeg psychische hulp. Tevens moest zij gedurende drie dagen aan de kunstmatige beademing, waardoor zij niet kon praten. Zij raakte verward door de medicatie.
- In het lichaam van het slachtoffer traden ontstekingen op: uiteindelijk zijn een buikvliesontsteking op buikorgaanoppervlakken en in de buikwand, een longontsteking en een ontsteking op het oppervlak van de baarmoeder vastgesteld.
- Op 7 april 2015 had het slachtoffer weer pijnklachten in de buik en zij besloot de behandeling en de voedsel- en vochtinname te staken.
- Op 11 april 2015 is zij overleden.
Het hof is van oordeel dat de doodwens van het slachtoffer en haar uiteindelijk overlijden het gevolg is van het handelen van de verdachte. De hierboven vermelde gebeurtenissen vormen een aaneengesloten keten. De verdachte heeft door het slachtoffer met een mes te steken bij haar ernstig letsel veroorzaakt. Door infecties ging haar fysieke toestand verder achteruit. Het slachtoffer had veel pijn. Zij raakte hierdoor ook psychisch ziek. Als gevolg hiervan besloot zij de behandeling te staken en is zij op 11 april 2015 overleden. Gelet hierop is de doodwens van het slachtoffer niet van zodanige invloed geweest dat haar overlijden redelijkerwijs niet meer als gevolg van de messteken van de verdachte aan hem kan worden toegerekend. Dit leidt tot de conclusie dat er een causaal verband bestaat tussen het handelen van de verdachte en de dood van het slachtoffer.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode 19 maart 2015 tot en met 11 april 2015 te Amsterdam, opzettelijk en met voorbedachten rade, [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte op 19 maart 2015
- éénmaal met een mes, in/op het hoofd, van voornoemde [slachtoffer] gestoken en
- meermalen, met een mes, in de buik van voornoemde [slachtoffer] gestoken en
- éénmaal met een mes, in/op de arm van voornoemde [slachtoffer], gestoken
ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] op 11 april 2015 is overleden.
Hetgeen primair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het aanwenden van een rechtsmiddel zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het primair bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het primair bewezen verklaarde levert op:
moord.

Strafbaarheid van de verdachte

Het hof heeft kennisgenomen van het rapport betreffende het psychiatrisch en psychologisch onderzoek van de deskundigen psychiater [deskundige 1] en klinisch psycholoog [deskundige 2]. In dit rapport, gedateerd 10 november 2015 wordt, voor zover hier van belang, het volgende beschreven.
‘Bij betrokkene, een laag gemiddeld intelligente man van Iraakse afkomst, is sprake van schizofrenie van het paranoïde type. Op basis van de milieu-informatie in de richting van traumatische (oorlogs-) ervaringen, een traumatisch vluchtverhaal, een mogelijke geschiedenis van mishandelingen door vader, kan differentiaal diagnostisch PTSS worden overwogen. De schizofrenie is echter zo prominent aanwezig dat deze vooralsnog alle andere (mogelijke) pathologie overstijgt.
Hiervan was eveneens sprake ten tijde van het tenlastegelegde. De stoornis is zo sterk omvattend dat het complex van symptomen een volledige rechtstreekse doorwerking in het tenlastegelegde heeft gehad.
Vanuit de - bij de paranoïde schizofrenie passende - ernstige oordeels- en kritiekstoornissen
dehumaniseert betrokkene vanuit de psychotische binnenwereld het slachtoffer compleet, steekt
hij haar neer om een - van enige reële logica gespeend - doel te bereiken, namelijk het duidelijk maken aan zijn vader dat de - wellicht ook in ernst uitvergrote - mishandelingen moeten stoppen. Het gaat aldus om een rigide en volledig psychotisch gederailleerd oorzaak-gevolg denken, met bijna wetmatige doelredeneringen, waarin betrokkene gevangen zit, waaraan hij niet kan ontkomen en die geen ruimte laat voor enig keuze- of gedragsalternatief. Het betreft aldus een handeling die volledig is bepaald door een psychotisch denkspoor waar hij niet van af te brengen is. Het slachtoffer is vanuit de psychose slechts een instrument of middel geworden om een doel te bereiken, zij is volledig gedepersonaliseerd en gedehumaniseerd, zowel voorafgaande aan het tenlastegelegde als ook thans achteraf.
De bij de schizofrenie passende formele denkstoornissen, met oordeels- en kritiekstoornissen en gestoord oorzaak-gevolg denken en de volledig falende realiteitstoetsing hebben volledig doorgewerkt in het plegen van het tenlastegelegde. Zo dient te worden gesteld dat betrokkene over geen enkele wils- en keuzevrijheid beschikte om af te kunnen zien van het plegen van het tenlastegelegde feit. Op grond hiervan kon betrokkene nog uitsluitend handelen vanuit zijn psychotische realiteit. Aldus wordt geadviseerd betrokkene ontoerekeningsvatbaar te achten voor het plegen van het tenlastegelegde.’
De advocaat-generaal en de raadsman onderschrijven de conclusies van de deskundigen en beschouwen de verdachte als ontoerekeningsvatbaar ten aanzien van het tenlastegelegde.
Het hof neemt de bevindingen en conclusies van de deskundigen over en maakt deze tot de zijne.
Gelet hierop is het hof met de rechtbank, de advocaat-generaal en de raadsman van oordeel dat het bewezenverklaarde feit de verdachte, wegens een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens op het moment van het plegen van het ten laste gelegde feit, niet kan worden toegerekend. De verdachte is mitsdien niet strafbaar en dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

Oplegging van maatregel

De rechtbank Amsterdam heeft aan de verdachte terzake van het in eerste aanleg primair bewezen verklaarde TBS met dwangverpleging opgelegd.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen maatregel bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte, zoals gebleken uit het forensisch gedragsdeskundig onderzoek van 10 november 2015.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft een 96-jarige vrouw opzettelijk van het leven beroofd door haar op zeer brute wijze onverhoeds te benaderen en haar diverse messteken toe te brengen. Zij was een energieke vrouw, die van het leven en haar naasten hield.
De verdachte heeft haar met een mes aangevallen toen zij met een rollator op weg naar huis was. Met een mes stak hij haar op haar hoofd, in haar arm en in haar buik. In het ziekenhuis bleek dat zij onder meer zeven darmperforaties had, waar zij twee keer aan werd geopereerd. Naast haar verwondingen en de daarop volgende infecties en fysieke pijn heeft zij hierdoor ook psychisch geleden. Op 7 april 2015 heeft zij besloten de medische behandeling en de voedsel- en vochtinname te staken en vier dagen later is zij overleden. Door het handelen van de verdachte is aldus een einde gekomen aan het leven van een hoogbejaarde vrouw.
Aan de nabestaanden is door de moord op hun moeder en oma een ongekend leed berokkend. Zij hebben moeten toezien hoe zij voor haar leven vocht, pijn leed en alle levensvreugde tenslotte is kwijtgeraakt. De spil van de familie is hen ontnomen. Met gevoelens van boosheid en verdriet blijven zij achter en moeten zij verder leven.
Ook de samenleving is ernstig geschokt door deze moord op een weerloos slachtoffer, op klaarlichte dag in de binnenstad van Amsterdam.
Zoals hiervoor overwogen acht het hof de verdachte niet strafbaar voor zijn handelen, zodat aan hem enkel een maatregel kan worden opgelegd. In dit verband acht het hof het volgende door de deskundigen [deskundige 1] en [deskundige 2] in hun rapport opgemerkte van belang.
‘De recidivekans is zeer groot. De formele denkstoornissen met gestoord oorzaak-gevolg denken en falende realiteitstoetsing zijn van primair belang voor de kans op recidive. Daarnaast geldt dat frustraties die betrokkene in zijn familie of mogelijk ook in ander verband kan op doen een mogelijke nieuwe trigger kunnen vormen voor een soortgelijk scenario als het bovenstaande. In de psychotische binnenwereld van betrokkene zijn door het plegen van het tenlastegelegde feitelijk alle problemen als het ware opgelost. Zonder behandeling zal hij echter onvermijdelijk opnieuw worden geconfronteerd met frustraties, afwijzingen en/of krenkingen op velerlei terreinen, die een botsing zullen bieden met zijn eigen realiteit en dat zal een recidivescenario op gang kunnen brengen. Gegeven de kloof tussen zijn onwerkelijke toekomstperspectief en de realiteit, is de kans op nieuwe frustraties, teleurstellingen en miskenning bijzonder groot.
Andere aspecten van de schizofrenie, zoals het ontbrekende ziektebesef van betrokkene, het ongecorrigeerde karakter van de oordeels- en kritiekstoornissen en/of wanen en de hiermee gepaard gaande kwetsbaarheid verhogen de kans op recidive en het gevaar dat betrokkene in de toekomst opnieuw het mikpunt wordt van spot, vernedering, verstoting en afwijzing. Betrokkene is verder volstrekt onzelfstandig en aangewezen op behandeling en begeleiding, maar is hiertoe niet gemotiveerd. Zonder behandeling ligt het gevaar voor maatschappelijke teloorgang en sociaal isolement op de loer, hetgeen de kans op recidive nog verder verhoogt.
Schizofrenie is een ernstige psychiatrische stoornis die in het algemeen een progressief beloop kent. De behandeling is langdurig en intensief zeker wanneer ziektebesef, ziekte-inzicht en motivatie ontbreken, zoals bij betrokkene aan de orde is. De behandeling dient naast medicamenteuze behandeling gericht te zijn op psycho-educatie en stabilisatie. Gezien de forse afweer van betrokkene, waarbij hij thans nog geen enkele toegang tot de eigen binnenwereld heeft, en de massale ontkenning van de problemen zal dit bij betrokkene naar verwachting een zeer langdurig traject zijn, waarbij eerst enig besef zal moeten ontstaan om vervolgens met een steunende benadering en psycho-educatie betrokkene te motiveren tot medicatiegebruik. Dit zal een zeer langdurig proces zijn, waarbij op termijn ook dwangmedicatie dient te worden overwogen. Gezien de ernst van de chronisch psychiatrische aandoening van betrokkene met het zeer langdurig, in het algemeen moeizaam behandelbeloop, acht het onderzoekend team behandeling in het kader van artikel 37 volstrekt ontoereikend. Er rest slechts een advies tot behandeling in het kader van TBS met dwangverpleging waarbij gedacht kan worden aan een instelling als een forensisch Psychiatrische Kliniek, zoals de FPK Inforsa te Amsterdam.’
Het hof neemt ook deze conclusies en dit advies van de deskundigen over. De verdachte is ernstig ziek en heeft dringend behandeling nodig. Hij is hiertoe vooralsnog niet gemotiveerd en de kans op herhaling is bijzonder groot. De verdachte dient op grond van het vorenstaande ter beschikking te worden gesteld en van overheidswege te worden verpleegd.
Het hof stelt hiertoe voorts vast dat het bewezenverklaarde een misdrijf betreft waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld en de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen, het opleggen van die maatregel vereist. Het bewezenverklaarde feit betreft een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zodat de totale duur van de terbeschikkingstelling niet is beperkt tot de duur van vier jaren.
Aan de wettelijke vereisten voor het opleggen van deze maatregel is derhalve voldaan.

Beslag

De in beslag genomen voorwerpen zijn kledingstukken van de overledene, waar forensisch onderzoek aan is verricht. Het hof zal de bewaring hiervan gelasten ten behoeve van de rechthebbende(n).

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 37a, 37b en 289 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld.
Verklaart de verdachte niet strafbaar en ontslaat de verdachte van alle rechtsvervolging.
Gelast dat de verdachte
ter beschikking wordt gestelden beveelt dat hij van overheidswege zal worden verpleegd.
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende(n)van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- roze shirt (4945784)
- zwart vest (4945788)
- rode jas (4945789).
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.D.R.M. Boumans, mr. W.M.C. Tilleman en mr. M.J.A. Duker, in tegenwoordigheid van mr. A.S. Metgod, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 4 augustus 2016.
mr. M.J.A. Duker is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[....]

Voetnoten

1.[....]
2.[....]