Uitspraak
1.Het geding
Mr. Labohm is op de zitting wederom niet verschenen. Partijen hebben hun standpunten toegelicht. Namens [verweerder in hoofdzaak] heeft mr. Van den Puttelaar verzocht het verzoek af te wijzen. De verzoekster en haar advocaat hebben (samengevat) gepersisteerd bij het verzoek.
2. Inhoud van de stukken
De voorzitter vraagt of hiermee alle grieven correct zijn samengevat.
(…)
De voorzitter deelt (…) mede dat de beschikking wordt gebaseerd op de stukken die zich in het dossier bevinden.
(…)
In het kader van de waarheidsvinding was het noodzakelijk om de financiële stukken voor te houden, waarbij beide partijen de gelegenheid hadden om daarop te reageren.
Het feit dat door mij in mijn hoedanigheid van voorzitter wordt medegedeeld dat er tendensen in de jaarrekening zijn te constateren en dat er vanaf 2009 een negatief kapitaal is, is een feitelijke constatering. Dat een herwaarderingsreserve na drie jaar vrij valt is een gegeven dat uit de wet voortvloeit.
Als voorzitter ben ik uitgegaan van de cijfers die getoond zijn en heb ik partijen de gelegenheid [ge]geven om daarop te reageren. (…)
Dat ik het woord “ik” heb gebruikt in plaats van “het hof” kan ik mij niet herinneren, maar ook al zou dat zo zijn, dan geeft dat niet aan dat ik er als persoon zit. Evenmin levert dit een omstandigheid op dat sprake is van vooringenomenheid of schijn van vooringenomenheid.
Het feit dat de situatie van de man zorgelijk is, is een constatering op basis van de cijfers die in het geding zijn gebracht, op welke cijfers de advocaat van de vrouw alle gelegenheid had om te reageren.
(…)
De “beschikking”genoemd in de wrakingsgronden is alleen een voorbereidingsformulier getiteld “Voorbereiding beschikking” waarop de namen van partijen staan, het procesverloop en de petita.”