ECLI:NL:GHAMS:2016:3146

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
29 juli 2016
Publicatiedatum
3 augustus 2016
Zaaknummer
23-001900-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belediging van verbalisanten en wederspannigheid met voorwaardelijke geldboete

Op 29 juli 2016 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 24 april 2015 was gewezen. De zaak betreft de verdachte, geboren in 1983, die werd beschuldigd van belediging van verbalisanten en wederspannigheid. Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, met uitzondering van de strafoplegging. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 700,00, subsidiair 14 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest. De advocaat-generaal had in hoger beroep een lagere geldboete van € 500,00, subsidiair 10 dagen hechtenis, gevorderd. Het hof heeft echter besloten om de geldboete voorwaardelijk op te leggen, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en zijn gewijzigde houding ten opzichte van opsporingsambtenaren. Het hof heeft de eerder uitgevaardigde strafbeschikking van 2 juli 2014 vernietigd en de geldboete vastgesteld op € 500,00, met de voorwaarde dat deze niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit. Het hof heeft ook bepaald dat de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht op de geldboete. Het arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin drie rechters zitting hadden. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

parketnummer: 23-001900-15
datum uitspraak: 29 juli 2016
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 24 april 2015 in de strafzaak onder parketnummer
13-141033-14 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1983,
verblijfadres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
15 juli 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen, behalve ten aanzien van de strafoplegging. In zoverre zal het vonnis worden vernietigd.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder
1 en 2 bewezen verklaarde veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 700,00, subsidiair 14 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 en 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 500,00, subsidiair 10 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest.
In verband met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte ziet het hof aanleiding de door de advocaat-generaal gevorderde geldboete geheel voorwaardelijk op te leggen. Het hof laat daarbij meewegen de omstandigheden waaronder de verdachte is aangehouden, zoals nader toegelicht door de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep, alsmede dat de verdachte er blijk van heeft gegeven in te zien dat zijn handelen ontoelaatbaar is en dat hij zijn houding jegens opsporingsambtenaren in positieve zin heeft aangepast.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 57, 180, 266 en 267 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de strafoplegging en doet in zoverre opnieuw recht.
Vernietigt de eerder uitgevaardigde strafbeschikking van 2 juli 2014 met parketnummer 13-141033-14.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 500,00 (vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
10 (tien) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de geldboete niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde geldboete in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van € 50,00 per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M.P. Geelhoed, mr. J.D.L. Nuis en mr. C.M.M. Oostdam, in tegenwoordigheid van
mr. S.W.M. Stevens, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
29 juli 2016.
mrs. Geelhoed en Oostdam zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.