Op 29 juli 2016 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 24 april 2015 was gewezen. De zaak betreft de verdachte, geboren in 1983, die werd beschuldigd van belediging van verbalisanten en wederspannigheid. Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, met uitzondering van de strafoplegging. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 700,00, subsidiair 14 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest. De advocaat-generaal had in hoger beroep een lagere geldboete van € 500,00, subsidiair 10 dagen hechtenis, gevorderd. Het hof heeft echter besloten om de geldboete voorwaardelijk op te leggen, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en zijn gewijzigde houding ten opzichte van opsporingsambtenaren. Het hof heeft de eerder uitgevaardigde strafbeschikking van 2 juli 2014 vernietigd en de geldboete vastgesteld op € 500,00, met de voorwaarde dat deze niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit. Het hof heeft ook bepaald dat de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht op de geldboete. Het arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin drie rechters zitting hadden. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.