ECLI:NL:GHAMS:2016:3145

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
29 juli 2016
Publicatiedatum
3 augustus 2016
Zaaknummer
23-003697-14
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in hoger beroep voor poging tot zware mishandeling na onvoldoende bewijs

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 29 juli 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was beschuldigd van poging tot zware mishandeling van een persoon genaamd [slachtoffer] op 21 juni 2014 te Haarlem. De tenlastelegging hield in dat de verdachte met een honkbalknuppel op het hoofd en lichaam van [slachtoffer] zou hebben geslagen, maar het hof kon niet vaststellen of het letsel van [slachtoffer] daadwerkelijk door deze handelingen was veroorzaakt of door een eerdere vechtpartij. Het hof oordeelde dat er onvoldoende objectief bewijs was om de lezing van zowel de aangeefster als de verdachte te ondersteunen, waardoor de feitelijke toedracht niet kon worden vastgesteld. Dit leidde tot de conclusie dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij de feiten had gepleegd, wat resulteerde in een integrale vrijspraak.

Daarnaast was er een vordering van de benadeelde partij, [slachtoffer], tot schadevergoeding van € 1.702,60, waarvan in eerste aanleg een bedrag van € 478,00 was toegewezen. Aangezien de verdachte niet schuldig werd bevonden, werd de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot schadevergoeding. Het hof vernietigde het vonnis waarvan beroep en sprak de verdachte vrij van de hem ten laste gelegde feiten, waarbij iedere partij zijn eigen kosten diende te dragen.

Uitspraak

parketnummer: 23-003697-14
datum uitspraak: 29 juli 2016
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 19 september 2014 in de strafzaak onder parketnummer 15-134370-14 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1955,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
1 april 2016, 15 juli 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 21 juni 2014 te Haarlem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet (met kracht) meerdere althans eenmaal met een honkbalknuppel althans een hard en/of zwaar voorwerp op en/of tegen het hoofd en/of de nek en/of het lichaam van die [slachtoffer] heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair:
hij op of omstreeks 21 juni 2014 te Haarlem opzettelijk mishandelend een persoon (te weten
[slachtoffer] ) met een honkbalknuppel, althans een hard en/of zwaar voorwerp, meermalen, althans eenmaal, (met kracht) op/tegen het hoofd en/of de nek en/of het lichaam van die [slachtoffer] heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.

Vordering van het Openbaar Ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een werkstraf van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis.

Integrale vrijspraak

Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte primair en subsidiair ten laste is gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken.
Het hof overweegt daartoe dat de door aangeefster [slachtoffer] en de verdachte gegeven lezing omtrent hetgeen zich op 21 juni 2014 op het grasveld voor de deur van de ouders van [slachtoffer] heeft afgespeeld, op cruciale onderdelen tegenstrijdig zijn. In het dossier bevinden zich foto’s waarop enig letsel van [slachtoffer] is afgebeeld, maar - mede in aanmerking genomen dat een letselverklaring ontbreekt - niet is vast te stellen of dat letsel inderdaad is veroorzaakt door de ten laste gelegde slag(en) met een honkbalknuppel, of door de daaraan vooraf gegane vechtpartij met de vrouw van de verdachte. Aldus ontbreekt objectief en consistent (getuigen)bewijs ter ondersteuning van een van beide lezingen. Het voorgaande brengt met zich dat de feitelijke toedracht van het voorgevallene in onvoldoende mate kan worden vastgesteld. De verdachte dient daarom van de ten laste gelegde feiten te worden vrijgesproken.

Vordering van de benadeelde partij, [slachtoffer]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.702,60. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 478,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het primair en subsidiair ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M.P. Geelhoed, mr. J.D.L. Nuis en mr. C.M.M. Oostdam, in tegenwoordigheid van
mr. S.W.M. Stevens, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
29 juli 2016.
mrs. Geelhoed en Oostdam zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[........]
.