ECLI:NL:GHAMS:2016:3145
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak in hoger beroep voor poging tot zware mishandeling na onvoldoende bewijs
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 29 juli 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was beschuldigd van poging tot zware mishandeling van een persoon genaamd [slachtoffer] op 21 juni 2014 te Haarlem. De tenlastelegging hield in dat de verdachte met een honkbalknuppel op het hoofd en lichaam van [slachtoffer] zou hebben geslagen, maar het hof kon niet vaststellen of het letsel van [slachtoffer] daadwerkelijk door deze handelingen was veroorzaakt of door een eerdere vechtpartij. Het hof oordeelde dat er onvoldoende objectief bewijs was om de lezing van zowel de aangeefster als de verdachte te ondersteunen, waardoor de feitelijke toedracht niet kon worden vastgesteld. Dit leidde tot de conclusie dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij de feiten had gepleegd, wat resulteerde in een integrale vrijspraak.
Daarnaast was er een vordering van de benadeelde partij, [slachtoffer], tot schadevergoeding van € 1.702,60, waarvan in eerste aanleg een bedrag van € 478,00 was toegewezen. Aangezien de verdachte niet schuldig werd bevonden, werd de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot schadevergoeding. Het hof vernietigde het vonnis waarvan beroep en sprak de verdachte vrij van de hem ten laste gelegde feiten, waarbij iedere partij zijn eigen kosten diende te dragen.