ECLI:NL:GHAMS:2016:3000

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
26 juli 2016
Publicatiedatum
26 juli 2016
Zaaknummer
23-001622-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis met aanvulling en vrijspraak woningoverval wegens onvoldoende bewijs

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 26 juli 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 3 april 2015 en het herstelvonnis van 10 april 2015. De verdachte, geboren in 1978 op de voormalige Nederlandse Antillen, was aangeklaagd voor een woningoverval. De advocaat-generaal had gevorderd dat de verdachte tot een gevangenisstraf van drie jaren zou worden veroordeeld, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest had doorgebracht.

Het hof heeft het vonnis waarvan beroep, inclusief het herstelvonnis, bevestigd, maar met een aanvulling. De verdediging had aangevoerd dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moest worden verklaard in de vervolging, omdat de verbalisanten de medeverdachten hadden misleid om een bekennende verklaring te verkrijgen. Dit zou in strijd zijn met de verklaringsvrijheid en een schending van artikel 29 van het Wetboek van Strafvordering. De raadsman stelde dat dit een fundamentele inbreuk op het wettelijke systeem betekende.

De advocaat-generaal daarentegen stelde dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in de vervolging, omdat de mededeling over een fictieve buit niet aan de verdachte was gedaan, maar aan de medeverdachten. Het hof oordeelde dat de verdachte niet in zijn belangen was geschaad door de misleiding van de medeverdachten, en verwierp het verweer van de raadsman. Het hof bevestigde het vonnis waarvan beroep, inclusief het herstelvonnis, en verklaarde het Openbaar Ministerie ontvankelijk in de vervolging.

Uitspraak

parketnummer: 23-001622-15
datum uitspraak: 26 juli 2016
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 3 april 2015 en het herstelvonnis van 10 april 2015 in de strafzaak onder de parketnummers 15-800616-14 en 15-074164-13 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (voormalig Nederlandse Antillen) op [geboortedag] 1978,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 12 juli 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep, inclusief het herstelvonnis d.d. 10 april 2015, en zal dit derhalve bevestigen met dien verstande dat het hof het vonnis aanvult met de bespreking van een in hoger beroep gevoerd verweer ten aan zien van de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie.

Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie

Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich – aan de hand van een overgelegde en aan het dossier toegevoegde pleitnotitie – op het standpunt gesteld dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging. De raadsman heeft daartoe het volgende aangevoerd. De verbalisanten hebben met toestemming van de officier van justitie de medeverdachten in de verhoren misleid teneinde een bekennende verklaring te verkrijgen. Hiermee is in strijd met de verklaringsvrijheid gehandeld en is sprake van schending van artikel 29 van het Wetboek van Strafvordering. De raadsman is van oordeel dat aldus sprake is van een fundamentele inbreuk waardoor het wettelijke systeem in de kern wordt geraakt.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in de vervolging. Zij heeft daartoe, aan de hand van een door haar overgelegd en aan het dossier toegevoegd schriftelijk requisitoir het navolgende aangevoerd. Indien er al sprake is van een onrechtmatigheid met betrekking tot de mededeling over een fictieve buit, dan kan de verdachte daar geen beroep op doen nu de mededeling niet aan de verdachte is gedaan. De Schutznorm strekt zich niet zover uit.
Beoordeling door het hof
Het hof stelt op grond van het dossier vast dat de mededeling over de fictieve buit niet aan de verdachte is gedaan, maar aan de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2]. Voorts zien de OVC gesprekken op communicatie tussen voornoemde medeverdachten. De verdachte is gelet op de Schutznorm door deze misleiding derhalve niet in zijn belangen geschaad.
Het verweer van de raadsman dienaangaande wordt verworpen.
Het Openbaar Ministerie is ontvankelijk in de vervolging.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep, inclusief het herstelvonnis, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. N.A. Schimmel, mr. J.D.L. Nuis en mr. A.M.P. Geelhoed, in tegenwoordigheid van mr. S.M. van Zanten, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 26 juli 2016.
mr. Schimmel is buiten staat dit arrest te ondertekenen.
=========================================================================
[....]