ECLI:NL:GHAMS:2016:2975

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
20 juli 2016
Publicatiedatum
21 juli 2016
Zaaknummer
13/702124-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vluchtgevaar en borgsom in hoger beroep tegen gevangenhouding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 20 juli 2016 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een verdachte die in voorlopige hechtenis was genomen. De verdachte, geboren in Albanië en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, was in detentie in het huis van bewaring Almere Binnen. Het hof heeft kennisgenomen van de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 27 juni 2016, waarin een bevel tot gevangenhouding was gegeven. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen deze beschikking.

Tijdens de behandeling in raadkamer heeft het hof de advocaat-generaal en de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman, gehoord. Het hof heeft de relevante stukken en het proces-verbaal van de observaties bekeken. Hieruit bleek dat de verdachte samenwerkte met andere personen die betrokken waren bij drugshandel en witwassen. De hoeveelheid cocaïne en het geldbedrag dat bij een medeverdachte was aangetroffen, versterkten de ernstige bezwaren tegen de verdachte.

Het hof oordeelde dat er vluchtgevaar bestond, omdat er onzekerheid was over de verblijfplaats van de verdachte in Duitsland. De verklaring van de medeverdachte dat de verdachte niet op het opgegeven adres verbleef, droeg bij aan deze vrees. Het hof concludeerde dat de verdachte een misdrijf zou kunnen begaan dat de gezondheid of veiligheid van anderen in gevaar zou kunnen brengen. Het verzoek van de verdachte om schorsing van de voorlopige hechtenis werd afgewezen, omdat het vluchtgevaar niet kon worden ingeperkt door het stellen van voorwaarden, waaronder een borgsom. De beschikking van de rechtbank werd bevestigd en het beroep werd afgewezen.

Uitspraak

13/702124-16
GERECHTSHOF AMSTERDAM,
MEERVOUDIGE STRAFKAMER, RAADKAMER
BESCHIKKINGin raadkamer op het hoger beroep in de zaak van
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Albanië) op [geboortedag] 1990,
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans verblijvende in het huis van bewaring Almere Binnen te Almere,
tegen de beschikking van de rechtbank te Amsterdam van 27 juni 2016, houdende bevel tot zijn gevangenhouding.

De feiten en de rechtsgang

Het hof heeft kennis genomen van de akte van de griffier van de rechtbank te Amsterdam van 30 juni 2016, waarbij namens de verdachte hoger beroep is ingesteld van voormelde beschikking van die rechtbank.
Het hof heeft gezien de beschikking waarvan beroep en heeft kennis genomen van de stukken betrekking hebbend op de voorlopige hechtenis van de verdachte en heeft gehoord de advocaat-generaal en de verdachte, bijgestaan door diens raadsman mr. [naam 1].

De beoordeling

Het hof verenigt zich met de beschikking waarvan beroep en de gronden waarop deze berust.
Gelet op hetgeen is vastgelegd in het proces-verbaal met betrekking tot de verrichte observaties, bevat het dossier aanwijzingen dat [naam 2], [medeverdachte] en [verdachte] samenwerkten met de personen die in het perceel [adres] te Amsterdam aanwezig waren. Gelet op de hoeveelheid aangetroffen cocaïne en het bij [naam 4] aangetroffen geldbedrag, bevat het dossier voldoende ernstige bezwaren voor drugshandel en daarmee samenhangend witwassen. Deze ernstige bezwaren worden versterkt doordat [verdachte] en [medeverdachte] over de reden van hun verblijf in Amsterdam tegenstrijdige verklaringen hebben afgelegd.
Ondanks het door de raadsman bij de behandeling in raadkamer overgelegde uittreksel van de Stadt Bramsche (Duitsland), betreffende verdachtes inschrijving op het door hem genoemde adres in die stad, bestaat tegen de achtergrond van de verklaring van de medeverdachte [medeverdachte] dat de verdachte niet op dat adres verblijft, onzekerheid over de verblijfplaats van de verdachte in Duitsland. Gelet hierop is het hof van oordeel dat sprake is van vluchtgevaar in die zin dat de vrees gerechtvaardigd is dat de verdachte onvindbaar zal blijken te zijn voor justitie na vrijlating.
Gelet op de aard en de omvang van de verdenking is het hof van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte een misdrijf zal begaan waardoor de gezondheid of veiligheid van personen in gevaar kan worden gebracht.
Met betrekking tot het door de verdachte mondeling gedane verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis geldt dat dit verzoek moet worden afgewezen. Het hof overweegt dat het vluchtgevaar onvoldoende kan worden ingeperkt door het stellen van schorsingsvoorwaarden. De aangeboden, niet nader gespecificeerde borgsom doet daar niet aan af.
13/702124-16

De beslissing

Het hof:
WIJST AF het beroep tegen de bestreden beschikking.
WIJST AF het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis.
Deze beschikking is gegeven op 20 juli 2016 in raadkamer van dit hof door
mr. M.J.G.B. Heutink, voorzitter,
mrs. J.L. Bruinsma en J.H. Wesselink, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. S.A.M. Borg als griffier.
De advocaat-generaal bij dit gerechtshof brengt vorenstaande beschikking ter kennis van de verdachte.
Amsterdam, 20 juli 2016,
de advocaat-generaal
13/702124-16
[.........]
[.........]
[.........]