ECLI:NL:GHAMS:2016:277

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
29 januari 2016
Publicatiedatum
29 januari 2016
Zaaknummer
23-003364-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belediging van agenten en mishandeling in Amsterdam met betrekking tot de relatie tussen verdachte en slachtoffer

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 29 januari 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder vrijgesproken van een aantal beschuldigingen, maar heeft in hoger beroep de vrijspraak aangevochten. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 19 april 2015 in Amsterdam zijn vriendin, aangeduid als [slachtoffer], heeft mishandeld door haar met een gitaar tegen de benen te slaan, wat resulteerde in letsel en pijn. Daarnaast heeft de verdachte op 15 mei 2015 twee politieagenten beledigd door hen uit te schelden en te bespugen tijdens hun rechtmatige uitoefening van hun functie.

Het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak van de politierechter. Het hof heeft de eerdere uitspraak van de politierechter vernietigd en heeft de verdachte schuldig bevonden aan de mishandeling en de belediging van de agenten. De verdachte is vrijgesproken van het onderdeel van de tenlastelegging dat betrekking had op de relatie met [slachtoffer], omdat het hof oordeelde dat er geen sprake was van een levensgezelschap in de zin van de wet.

De straf die door de politierechter was opgelegd, werd herzien. In plaats van een gevangenisstraf heeft het hof een taakstraf van 80 uur opgelegd, waarbij rekening is gehouden met de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd. Het hof heeft geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling en belediging, maar dat de omstandigheden van het moment en de relatie met [slachtoffer] in overweging moesten worden genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

parketnummer: 23-003364-15
datum uitspraak: 29 januari 2016
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 18 augustus 2015 in de strafzaak onder parketnummer 13-096003-15 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1972,
adres: [adres]

Omvang van het hoger beroep

De verdachte is door de politierechter in de rechtbank Amsterdam vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 2 is ten laste gelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 15 januari 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is – voor zover thans in hoger beroep nog aan de orde – ten laste gelegd dat:
1:
hij op of omstreeks 19 april 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, zijn levensgezel, [slachtoffer], heeft mishandeld door voormelde [slachtoffer], een of meermalen (met kracht), met een gitaar, althans een (hard) voorwerp, op/tegen de arm(en) en/of (onder) be(e)n(en) en/of de enkel(s) te slaan en/of te stoten, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
3:
hij op of omstreeks 15 mei 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk een of meer ambtena(a)r(en), te weten [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2], beiden hoofdagent van de nationale politie, eenheid Amsterdam, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar bediening (te weten (in uniform gekleed en) met assistentiedienst belast), in zijn/haar/hun tegenwoordigheid, mondeling en/of door, een of meer, feitelijkheden, heeft beledigd, door voormelde [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] de woorden toe te voegen: "Jullie zijn klootzakken" en/of "Nazi's; jullie zijn Nazi's" en/of door, een of meermalen, naar en/of in de richting van (het lichaam van) die [verbalisant 1] en/of die [verbalisant 2] te spugen, in elk geval door een of meer woorden en/of feitelijkheden van gelijke beledigende aard en/of strekking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd – voor zover aan het oordeel van het hof
onderworpen – omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.

Partiële vrijspraak

Het hof is met de raadsman van oordeel dat uit de stukken van het dossier en het verhandelde op de terechtzitting in hoger beroep niet voldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is om te oordelen dat [slachtoffer] ten tijde van het ten laste gelegde feit de levensgezel van de verdachte was, in de zin dat zij – beoordeeld naar aard en hechtheid – met de verdachte een nauwe persoonlijke betrekking onderhield die vergelijkbaar is met die tussen echtgenoten of geregistreerde partners.
De verdachte heeft [slachtoffer], met wie hij een knipperlichtrelatie onderhield en die met hun kinderen uit haar huis was gezet, een dak boven het hoofd willen bieden, nu er een onderzoek naar mogelijke uithuisplaatsing van de kinderen werd verricht. De verdachte zou in die periode zelf vier maanden in Schotland verblijven, in verband met zijn deelname aan een afkickprogramma. Dit programma heeft hij voortijdig, na drie weken, verlaten, zodat hij bij terugkomst met [slachtoffer] en hun kinderen noodgedwongen in één huis verbleef.
Op grond van het vorenstaande is van een relatie die qua hechtheid vergelijkbaar is met die tussen echtgenoten of geregistreerde partners geen sprake, nu het ook nooit de bedoeling is geweest dat er daadwerkelijk als echtelieden en/of als gezin samengewoond zou worden. Derhalve is het hof van oordeel dat de verhouding niet van dien aard is geweest dat [slachtoffer] kan worden aangemerkt als de levensgezel van de verdachte.
Het hof zal de verdachte van dit strafverzwarende onderdeel van de tenlastelegging vrij spreken.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1:
hij op 19 april 2015 te Amsterdam [slachtoffer] heeft mishandeld door voormelde [slachtoffer] meermalen met een gitaar tegen de benen te slaan, ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
3:
hij op 15 mei 2015 te Amsterdam opzettelijk ambtenaren, te weten [verbalisant 1] en [verbalisant 2], beiden hoofdagent van de nationale politie, eenheid Amsterdam, gedurende de rechtmatige uitoefening van hun bediening, te weten in uniform gekleed en met assistentiedienst belast, in hun tegenwoordigheid mondeling en door een feitelijkheid heeft beledigd, door voormelde [verbalisant 1] en [verbalisant 2] de woorden toe te voegen: "Nazi's; jullie zijn Nazi's" en door in de richting van die [verbalisant 1] en [verbalisant 2] te spugen.
Hetgeen onder 1 en 3 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het aanwenden van een rechtsmiddel zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 3 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
mishandeling.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of te zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 en 3 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 3 bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes weken, met aftrek van de tijd die de verdachte in verzekering heeft doorgebracht, waarvan vier weken voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 en 3 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in verzekering heeft doorgebracht, waarvan een maand voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van [slachtoffer], in bijzin van hun kinderen. Hij heeft tijdens een ruzie met een gitaar tegen haar benen geslagen, daardoor heeft zij pijn ondervonden. Met zijn handelen heeft de verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van voornoemde [slachtoffer]. Daarnaast heeft de verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het beledigen van twee politie ambtenaren, die gewoon hun werk deden, door hen uit te schelden en te bespugen. Door zo te handelen heeft de verdachte getoond geen respect te hebben voor het openbaar gezag.
Het hof ziet in hetgeen ter terechtzitting in hoger beroep door de verdediging is aangevoerd aanleiding af te wijken van de strafmodaliteit zoals door de politierechter is opgelegd, en zoals door de advocaat-generaal gevorderd. Het hof gaat ervan uit dat dit een eenmalig incident betreft en neemt in aanmerking dat de woonsituatie van [slachtoffer], de vriendin van de verdachte, inmiddels is gewijzigd, nu zijn vriendin weer een eigen woning heeft. Gelet hierop zal het hof in plaats van een gevangenisstraf een onvoorwaardelijke taakstraf opleggen. Dit acht het hof ook een passende straf voor de gepleegde belediging, nu de verdachte ook zelf van mening is dat hij zich in dat opzicht heeft misdragen, maar ook dit gedrag in grote mate door de ongewenste omstandigheden van dat moment lijkt te zijn veroorzaakt. Het daarnaast nog opleggen van een voorwaardelijke straf, als stok achter de deur, acht het hof op grond van het voorgaande niet meer nodig.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 57, 63, 266, 267 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 2 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 3 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
80 (tachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
40 (veertig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.H.C. van Ginhoven, mr. D.J.M.W. Paridaens en mr. J.L. Bruinsma, in tegenwoordigheid van mr. M. Boelens, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 29 januari 2016.
Mr. J.H.C. van Ginhoven is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.