ECLI:NL:GHAMS:2016:2727

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
5 april 2016
Publicatiedatum
8 juli 2016
Zaaknummer
23-002685-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake mishandeling van levensgezel

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 5 april 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1975, werd beschuldigd van mishandeling van zijn levensgezel op 17 april 2015 te Assendelft. De tenlastelegging omvatte het slaan, vastpakken bij de nek en duwen tegen het lichaam van de levensgezel. Tijdens de zitting in hoger beroep op 22 maart 2016 heeft de raadsvrouw van de verdachte aangevoerd dat het feit niet bewezen kon worden, omdat de gedragingen niet door twee of meer bewijsmiddelen gedekt zouden zijn. Het hof heeft deze verweren verworpen en geoordeeld dat de tenlastegelegde gedragingen voldoende steun vonden in de verklaringen van het slachtoffer en andere feiten uit het dossier.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan en dat er geen omstandigheden zijn die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten. De verdachte werd eerder veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete, maar in hoger beroep heeft de advocaat-generaal een voorwaardelijke gevangenisstraf van één week en een taakstraf van dertig uren geëist. Het hof heeft de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan in overweging genomen, evenals de impact op de kinderen van de verdachte en de aangeefster. Uiteindelijk heeft het hof de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van één week en een taakstraf van dertig uren, met een proeftijd van twee jaren. Het vonnis van de politierechter is vernietigd en het hof heeft opnieuw recht gedaan.

Uitspraak

Parketnummer: 23-002685-15
Datum uitspraak: 5 april 2016
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 19 juni 2015 in de strafzaak onder parketnummer 15-074817-15 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag] 1975,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 22 maart 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 17 april 2015 te Assendelft, gemeente Zaanstad zijn echtgenoot, althans zijn levensgezel, althans een persoon, te weten: [slachtoffer], heeft mishandeld door deze
- ( met kracht) te slaan en/of te stompen op/tegen het hoofd en/of
- ( met kracht) vast te pakken om/bij de nek/keel en/of haar hoofdhaar en/of
- ( met kracht) te duwen op/tegen het lichaam.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bespreking verweren raadsvrouw

De raadsvrouw van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep – kort samengevat – aangevoerd dat het feit niet kan worden bewezenverklaard omdat de gedragingen zoals die zijn tenlastegelegd niet worden gedekt door twee of meer bewijsmiddelen.
Het hof verwerpt de verweren en overweegt hiertoe als volgt.
De tenlastegelegde gedragingen vinden naast de bij de politie afgelegde verklaring van het slachtoffer voldoende steun in andere feiten en omstandigheden zoals die uit het dossier blijken. De bewijsmiddelen tezamen leveren – in onderling verband en samenhang bezien – het wettige en overtuigende bewijs op dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hieronder bewezenverklaard.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op of omstreeks 17 april 2015 te Assendelft, gemeente Zaanstad, zijn levensgezel, te weten: [slachtoffer], heeft mishandeld door deze
- te slaan tegen het hoofd en
- met kracht vast te pakken bij haar hoofdhaar en
- te duwen tegen het lichaam.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het aanwenden van een rechtsmiddel zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
mishandeling, begaan tegen zijn levensgezel.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete ter hoogte van € 750, subsidiair 15 dagen hechtenis.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 week met een proeftijd van 2 jaren en een taakstraf voor de duur van 30 uren, subsidiair 15 dagen hechtenis.
De raadsvrouw van de verdachte heeft verzocht de verdachte, indien tot een bewezenverklaring zou worden gekomen, een geheel voorwaardelijke straf op te leggen. Een onvoorwaardelijke straf zou hier niet op zijn plaats zijn nu de verdachte en aangeefster al enige tijd gescheiden leven. Daarmee is het gevaar voor herhaling geweken.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van zijn levensgezel en daarmee aan huiselijk geweld. De mishandeling vond plaats in de eigen woning, die verdachte en de aangeefster indertijd bewoonden samen met hun drie minderjarige kinderen. De eigen woning is bij uitstek een plek waar de aangeefster zich veilig moet kunnen voelen. Dat geldt ook voor hun kinderen, die het een en ander hebben meegekregen van de ruzie en het geweld. De verdachte heeft door zijn handelen niet alleen pijn en letsel veroorzaakt, maar hij heeft ook dat gevoel van veiligheid geschaad waarop aangeefster en de kinderen in hun eigen woning moeten kunnen vertrouwen. Het hof rekent dit de verdachte zeer aan.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 10 maart 2016 is de verdachte veelvuldig met justitie in aanraking gekomen.
Het hof acht, alles afwegende, een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 63, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) week.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
30 (dertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
15 (vijftien) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.P.M. van Rijn, mr. J.D.L. Nuis en mr. J.W.H.G. Loyson, in tegenwoordigheid van mr. M. Helmers, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 5 april 2016.
=[.....]
.