ECLI:NL:GHAMS:2016:2725

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
5 april 2016
Publicatiedatum
8 juli 2016
Zaaknummer
23-003804-14
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep openlijke geweldpleging met strafoplegging

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 5 april 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 24 september 2014. De verdachte, geboren in Turkije in 1988, was eerder veroordeeld tot een taakstraf van 50 uren, subsidiair 25 dagen hechtenis, voor openlijke geweldpleging. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal dezelfde straf gevorderd, terwijl de raadsvrouw van de verdachte verzocht om een schuldigverklaring zonder straf. Het hof heeft de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen, waaronder het feit dat zij recent bevallen was van een tweede kind en geen oppas had voor haar kinderen. Het hof oordeelde echter dat de verdachte haar taakstraf kon uitvoeren op momenten dat haar man niet werkte.

Het hof heeft de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan in beschouwing genomen. De verdachte had samen met een vriendin het slachtoffer in en voor haar woning aangevallen, wat leidde tot gevoelens van angst en onveiligheid in de omgeving. Ondanks dat de verdachte spijt betuigde, vond het hof dat zij onvoldoende inzicht had in de ernst van haar handelen. Daarom werd een deels voorwaardelijke taakstraf van 100 uren opgelegd, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis. Het hof bevestigde het vonnis waarvan beroep voor het overige, maar vernietigde het deel met betrekking tot de strafoplegging.

Uitspraak

Parketnummer: 23-003804-14
Datum uitspraak: 5 april 2016
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 24 september 2014 in de strafzaak onder parketnummer 13-706045-14 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Turkije) op [geboortedag] 1988,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 22 maart 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen behalve ten aanzien van de strafoplegging. In zoverre zal het vonnis worden vernietigd.

Oplegging van straf

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg primair bewezen verklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 50 uren, subsidiair 25 dagen hechtenis.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als in eerste aanleg is opgelegd.
De raadsvrouw van de verdachte heeft verzocht om de verdachte schuldig te verklaren zonder haar een straf op te leggen. Ter onderbouwing hiervan hebben de verdachte en haar raadsvrouw naar voren gebracht dat de verdachte kort geleden is bevallen van een tweede kind en zij geen familieleden heeft die op de kinderen van de verdachte kunnen passen op de momenten dat zij de taakstraf zou moeten verrichten.
Het hof ziet echter in hetgeen omtrent de persoonlijke omstandigheden van de verdachte ter terechtzitting is gebleken geen aanleiding om artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht toe te passen. De verdachte heeft verklaard dat haar man vijf dagen per week werkt. Het hof overweegt dat de verdachte in overleg met de reclassering haar werkstraf kan uitvoeren op momenten dat haar man niet werkt.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich samen met een vriendin schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging jegens het slachtoffer. Zij hebben tot twee keer toe de confrontatie met het slachtoffer gezocht voor en in het trappenhuis van de woning waarin het slachtoffer verbleef. Het slachtoffer is met kracht aan de kleding, het lichaam en hoofdharen getrokken. Voorts is zij geduwd, heeft zij stompen tegen het gezicht en de nek gekregen en is zij van de trap getrokken. Door haar gewelddadige optreden heeft de verdachte gevoelens van angst en onveiligheid versterkt bij het slachtoffer en mensen in de woonomgeving. Het hof rekent dit de verdachte aan.
Gelet op de straftoemeting in vergelijkbare zaken (LOVS) is voor de onderhavige feiten in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf geïndiceerd. Het hof zal echter rekening houden met de omstandigheden van het geval en het feit dat de verdachte inmiddels haar spijt heeft betuigd aan het slachtoffer. Anderzijds heeft de verdachte blijk gegeven van een beperkt inzicht in de ernst van haar handelen en ook in hoger beroep heeft zij het voorval in zekere zin gebagatelliseerd. Daarom acht het hof het raadzaam een deels voorwaardelijke taakstraf van na te melden duur op te leggen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 en 141 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de strafoplegging en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
100 (honderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
50 (vijftig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat een gedeelte van de taakstraf, groot
50 (vijftig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
25 (vijfentwintig) dagenhechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.P.M. van Rijn, mr. J.D.L. Nuis en mr. J.W.H.G. Loyson, in tegenwoordigheid van mr. M. Helmers, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 5 april 2016.
[........]