ECLI:NL:GHAMS:2016:2701

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
6 juli 2016
Publicatiedatum
7 juli 2016
Zaaknummer
13/702037-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van voorlopige hechtenis en recidivegrond in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 6 juli 2016 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de verdachte, geboren te Sarikaya (Turkije), die in voorlopige hechtenis was genomen. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 13 juni 2016, die een bevel tot zijn gevangenhouding had gegeven. Het hof heeft de akte van de griffier van de rechtbank en de stukken met betrekking tot de voorlopige hechtenis van de verdachte bestudeerd. Tijdens de zitting heeft het hof de advocaat-generaal en de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. J.T.E. Vis, gehoord.

Het hof heeft geconcludeerd dat de beschikking waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, in stand kan blijven. De voorlopige hechtenis is niet van toepassing op het feit dat onder 2 op de vordering inbewaringstelling is genoemd, omdat hiervoor geen voorlopige hechtenis is toegelaten. De kleine recidivegrond is niet van toepassing, aangezien er geen verdenking is van een feit dat onder artikel 67a, eerste lid, onder 3 van het Wetboek van Strafvordering valt. Het hof heeft vastgesteld dat er voldoende ernstige bezwaren zijn voor het feit dat onder 1 op de vordering inbewaringstelling is vermeld, vooral gezien de verklaring van de verdachte en het feit dat een wapen in zijn auto is aangetroffen.

Daarnaast heeft het hof geconstateerd dat de justitiële documentatie van de verdachte erop wijst dat er een aanzienlijk recidivegevaar bestaat, wat betekent dat de kans groot is dat de verdachte opnieuw een misdrijf zal begaan dat de gezondheid of veiligheid van anderen in gevaar kan brengen. Het hof heeft ook het reclasseringsrapport van 6 juni 2016 in overweging genomen, waaruit blijkt dat de reclassering geen reden ziet om de voorlopige hechtenis te schorsen. Daarom heeft het hof het verzoek van de verdachte tot schorsing van de voorlopige hechtenis afgewezen. De beslissing van het hof was om het beroep tegen de bestreden beschikking af te wijzen en het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis te verwerpen.

Uitspraak

13/702037-16
GERECHTSHOF AMSTERDAM,
MEERVOUDIGE STRAFKAMER, RAADKAMER
BESCHIKKINGin raadkamer op het hoger beroep in de zaak van
[verdachte],
geboren te Sarikaya (Turkije) op [geboortedatum],
wonende te [adres]
thans verblijvende in het huis van bewaring Zwaag te Zwaag,
tegen de beschikking van de rechtbank te Amsterdam van 13 juni 2016, voor zover houdende bevel tot zijn gevangenhouding.

De feiten en de rechtsgang

Het hof heeft kennis genomen van de akte van de griffier van de rechtbank te Amsterdam van 15 juni 2016, waarbij namens de verdachte hoger beroep is ingesteld van voormelde beschikking van die rechtbank.
Het hof heeft gezien de beschikking waarvan beroep en heeft kennis genomen van de stukken betrekking hebbend op de voorlopige hechtenis van de verdachte en heeft gehoord de advocaat-generaal en de verdachte, bijgestaan door diens raadsman mr. J.T.E. Vis.

De beoordeling

Het hof verenigt zich met de beschikking waarvan beroep – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen – en de gronden waarop deze berust, met dien verstande dat de voorlopige hechtenis niet ziet op het onder 2 op de vordering inbewaringstelling genoemde feit nu voor dit feit geen voorlopige hechtenis is toegelaten. De kleine recidivegrond is niet van toepassing, nu er geen sprake is van een verdenking ter zake van een van de in artikel 67 a, eerste lid onder 3 Sv genoemd artikel. Deze grond komt dan ook te vervallen.
Gelet op de verklaring van de verdachte ter gelegenheid van zijn inverzekeringstelling en het feit dat het wapen in de bij hem in gebruik zijnde auto is aangetroffen, is het hof van oordeel dat het dossier voldoende ernstige bezwaren bevat voor het onder 1 op de vordering inbewaringstelling vermelde feit.
Gelet op de justitiële documentatie van de verdachte is het hof van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte een misdrijf zal begaan waardoor de gezondheid of veiligheid van personen in gevaar kan worden gebracht.
Gelet op de relatief recente veroordeling van de verdachte ter zake van de Wet Wapens en Munitie is het hof van oordeel dat het recidivegevaar dusdanig groot is dat het niet door het stellen van voorwaarden kan worden ingeperkt. Uit het reclasseringsrapport van 6 juni 2016 blijkt bovendien dat de reclassering geen ‘prangende reden’ ziet om tot schorsing te adviseren. Het door de verdachte mondeling gedane verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis zal derhalve worden afgewezen.

13.702037-16

De beslissing

Het hof:
WIJST AF het beroep tegen de bestreden beschikking, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.
WIJST AF het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis.
Deze beschikking is gegeven op 6 juli 2016 in raadkamer van dit hof door
mr. M.J.G.B. Heutink, voorzitter,
mrs. J.L. Bruinsma en T. de Bont, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. S.A.M. Borg als griffier.
De advocaat-generaal bij dit gerechtshof brengt vorenstaande beschikking ter kennis van de verdachte.
Amsterdam, 6 juli 2016,
de advocaat-generaal