ECLI:NL:GHAMS:2016:2700
Gerechtshof Amsterdam
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Gevangenneming naast al lopende voorlopige hechtenis en de toepassing van artikel 65 Sv
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 6 juli 2016 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de verdachte, die in voorlopige hechtenis was genomen. De verdachte, geboren in Irak en thans verblijvende in het huis van bewaring Westzaan te Zaanstad, had hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam van 3 juni 2016, die het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis had afgewezen. Het hof heeft kennisgenomen van de relevante stukken en de argumenten van de advocaat-generaal en de raadsvrouw van de verdachte, mr. C.B. Strenger.
Het hof heeft de beslissing van de rechtbank beoordeeld en is van mening dat de gronden waarop deze berust, voldoende zijn. De raadsvrouw stelde dat de gevangenneming van de verdachte niet kan worden bevolen omdat hij al in voorlopige hechtenis zit voor andere feiten. Het hof oordeelt echter dat deze lezing van artikel 65 Sv onjuist is. Er zijn voldoende ernstige bezwaren tegen de verdachte voor de feiten die in de vordering inbewaringstelling zijn vermeld.
Het hof concludeert dat er op dit moment geen aanleiding is voor schorsing van de voorlopige hechtenis, vooral omdat er geen concreet plan van aanpak is en het rapport van het Pieter Baan Centrum nog moet worden afgewacht. Het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis wordt afgewezen. De beschikking is gegeven door de voorzitter en twee raadsheren in raadkamer, en de advocaat-generaal heeft de beschikking ter kennis van de verdachte gebracht.