ECLI:NL:GHAMS:2016:2700

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
6 juli 2016
Publicatiedatum
7 juli 2016
Zaaknummer
13/684203-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenneming naast al lopende voorlopige hechtenis en de toepassing van artikel 65 Sv

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 6 juli 2016 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de verdachte, die in voorlopige hechtenis was genomen. De verdachte, geboren in Irak en thans verblijvende in het huis van bewaring Westzaan te Zaanstad, had hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam van 3 juni 2016, die het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis had afgewezen. Het hof heeft kennisgenomen van de relevante stukken en de argumenten van de advocaat-generaal en de raadsvrouw van de verdachte, mr. C.B. Strenger.

Het hof heeft de beslissing van de rechtbank beoordeeld en is van mening dat de gronden waarop deze berust, voldoende zijn. De raadsvrouw stelde dat de gevangenneming van de verdachte niet kan worden bevolen omdat hij al in voorlopige hechtenis zit voor andere feiten. Het hof oordeelt echter dat deze lezing van artikel 65 Sv onjuist is. Er zijn voldoende ernstige bezwaren tegen de verdachte voor de feiten die in de vordering inbewaringstelling zijn vermeld.

Het hof concludeert dat er op dit moment geen aanleiding is voor schorsing van de voorlopige hechtenis, vooral omdat er geen concreet plan van aanpak is en het rapport van het Pieter Baan Centrum nog moet worden afgewacht. Het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis wordt afgewezen. De beschikking is gegeven door de voorzitter en twee raadsheren in raadkamer, en de advocaat-generaal heeft de beschikking ter kennis van de verdachte gebracht.

Uitspraak

13/684203-15
GERECHTSHOF AMSTERDAM,
MEERVOUDIGE STRAFKAMER, RAADKAMER
BESCHIKKINGin raadkamer op het hoger beroep in de zaak van
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] (Irak) op [geboortedatum] ,
wonende te [adres],
thans verblijvende in het huis van bewaring Westzaan te Zaanstad,
tegen de beslissing van de rechtbank te Amsterdam van 3 juni 2016, voor zover houdende afwijzing van het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis van verdachte.

De feiten en de rechtsgang

Het hof heeft kennis genomen van de akte van de griffier van de rechtbank te Amsterdam van
7 juni 2016, waarbij namens de verdachte hoger beroep is ingesteld van voormelde beslissing van die rechtbank.
Het hof heeft gezien de beslissing waarvan beroep en heeft kennis genomen van de stukken betrekking hebbend op de voorlopige hechtenis van de verdachte en heeft gehoord de advocaat-generaal en de raadsvrouw van de verdachte, mr. C.B. Strenger.

De beoordeling

Het hof verenigt zich met de beslissing waarvan beroep – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen - en de gronden waarop deze berust.
Het standpunt van de raadsvrouw dat de gevangenneming van de verdachte niet kan worden bevolen als de verdachte voor andere feiten zich reeds in voorlopige hechtenis bevindt, berust op een onjuiste lezing van het bepaalde in artikel 65, eerste en tweede lid, Sv.
Gelet op de inhoud van het dossier acht het hof voldoende ernstige bezwaren aanwezig voor de onder 1 en 4 op de vordering inbewaringstelling vermelde feiten.
Nu het hof voor beide feiten ernstige bezwaren aanwezig acht doet een omstandigheid als bedoeld in artikel 67a, derde lid, Sv zich thans niet voor.
Nu er geen concreet plan van aanpak is en op niet al te lange termijn het rapport van het Pieter Baan Centrum te verwachten is, is op dit moment schorsing van de voorlopige hechtenis niet aan de orde. Het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis zal worden afgewezen.

13.684203-15

De beslissing

Het hof:
WIJST AF het beroep tegen de bestreden beslissing, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.
WIJST AF het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis.
Deze beschikking is gegeven op 6 juli 2016 in raadkamer van dit hof door
mr. M.J.G.B. Heutink, voorzitter,
mrs. J.L. Bruinsma en T. de Bont, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. S.A.M. Borg als griffier.
De advocaat-generaal bij dit gerechtshof brengt vorenstaande beschikking ter kennis van de verdachte.
Amsterdam, 6 juli 2016,
de advocaat-generaal