In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 21 juni 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1986 en thans gedetineerd, was eerder veroordeeld voor soortgelijke overtredingen. De tenlastelegging betrof het zich ophouden op de openbare weg met de intentie om middelen als bedoeld in de Opiumwet te kopen of aan te bieden. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich op 5 september 2014 te Amsterdam op de Molensteeg heeft opgehouden met deze intentie. Het hof heeft het vonnis van de kantonrechter vernietigd, omdat dit slechts een aantekening was en het hof tot een andere beslissing kwam. De verdachte werd vrijgesproken van andere tenlasteleggingen die niet bewezen konden worden.
De strafbaarheid van de verdachte werd niet uitgesloten, en het hof oordeelde dat het bewezen verklaarde strafbaar was. De kantonrechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een geldboete van € 750,- of 15 dagen hechtenis. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal een voorwaardelijke hechtenis van één week geëist met een proeftijd van twee jaar. Het hof heeft deze eis gehonoreerd, rekening houdend met de ernst van de feiten en de eerdere veroordelingen van de verdachte. Het hof heeft de op te leggen straf gegrond op de relevante artikelen van de Algemene Plaatselijke Verordening en het Wetboek van Strafrecht. De beslissing van het hof houdt in dat de verdachte voor de duur van twee jaar onder voorwaardelijke hechtenis wordt gesteld, die niet ten uitvoer zal worden gelegd tenzij de verdachte zich opnieuw schuldig maakt aan een strafbaar feit tijdens de proeftijd.