ECLI:NL:GHAMS:2016:2331

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 juni 2016
Publicatiedatum
20 juni 2016
Zaaknummer
K15/0498
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beklag tegen de beslissing van de officier van justitie inzake bedreiging met eenvoudige mishandeling

In deze zaak gaat het om een beklag dat is ingediend door een klager tegen de beslissing van de officier van justitie in Noord-Holland om geen strafvervolging in te stellen tegen de beklaagde wegens bedreiging. Het klaagschrift is op 24 november 2015 door het Gerechtshof Amsterdam ontvangen. De advocaat-generaal heeft in een verslag van 1 februari 2016 geadviseerd om het beklag af te wijzen. Het hof heeft kennisgenomen van de relevante stukken, waaronder processen-verbaal van de politie en een ambtsbericht van de plaatsvervangend hoofdofficier van justitie.

Het hof heeft de feiten beoordeeld en geconcludeerd dat de gedragingen van de beklaagde, waarbij hij met gebalde vuisten zou hebben geroepen: “Ik sla je op je bek!”, niet voldoende zijn om te spreken van een strafbaar feit zoals bedoeld in artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht. De bedreiging met eenvoudige mishandeling is niet strafbaar gesteld, en hoewel de klager zich bedreigd heeft gevoeld, is er geen sprake van een strafbaar feit dat tot vervolging kan leiden. Het hof benadrukt dat de juridische beoordeling soms moeilijk te begrijpen is voor slachtoffers, maar dat de officier van justitie en de rechter gebonden zijn aan de wet.

Uiteindelijk heeft het hof het beklag afgewezen, omdat de beslissing van de officier van justitie om geen vervolging in te stellen op goede gronden is genomen. De beschikking is gegeven op 17 juni 2016 door de rechters in de beklagkamer van het Gerechtshof Amsterdam, en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

BEKLAGKAMER
Beschikking van op het beklag met het rekestnummer K15/0498 van
[naam klager],
wonende te [woonplaats klager],
klager,
advocaat: mr. F. Boor, advocaat te Utrecht.

1.Het beklag

Het klaagschrift is op 24 november 2015 door het hof ontvangen. Het beklag richt zich tegen de beslissing van de officier van justitie te Noord-Holland om geen strafvervolging in te stellen tegen [naam beklaagde], wonende te [woonplaats beklaagde] ter zake van bedreiging.

2.Het verslag van de advocaat-generaal

Bij verslag van 1 februari 2016 heeft de advocaat-generaal het hof in overweging gegeven het beklag af te wijzen.

3.De voorhanden stukken

Behalve van het klaagschrift en van het verslag heeft het hof kennis genomen van de in deze zaak door de politie opgemaakte processen-verbaal en van het ambtsbericht namens de plaatsvervangend hoofdofficier van justitie te Noord-Holland van 14 januari 2016.
Aan deze beschikking zijn kopieën van het verslag en ambtsbericht gehecht.

4.De beoordeling van het beklag

Voor een overzicht van de feiten die als uitgangspunt dienen voor de beoordeling van de klacht verwijst het hof naar de inhoud van het ambtsbericht.
Het hof heeft allereerst te beoordelen of het dossier voldoende bewijsmateriaal bevat om dit met een gerede kans op een veroordeling aan de strafrechter voor te leggen. In dat verband overweegt het hof het volgende.
Artikel 285 Wetboek van Strafrecht (Sr) luidt als volgt:
1. Bedreiging met openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen of goederen, met geweld tegen een internationaal beschermd persoon of diens beschermde goederen, met enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen of goederen of gemeen gevaar voor de verlening van diensten ontstaat, met verkrachting, met feitelijke aanranding van de eerbaarheid, met enig misdrijf tegen het leven gericht, met gijzeling, met zware mishandeling of met brandstichting, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van de vierde categorie.
2. Indien deze bedreiging schriftelijk en onder een bepaalde voorwaarde geschiedt, wordt ze gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vierde categorie.
3. Bedreiging met een terroristisch misdrijf wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vijfde categorie.
4. Indien het feit, omschreven in het eerste, tweede of derde lid, wordt gepleegd met het oogmerk om een terroristisch misdrijf voor te bereiden of gemakkelijk te maken, wordt de op het feit gestelde gevangenisstraf met een derde verhoogd.
Voor veroordeling ter zake van bedreiging als bedoeld in dit artikel is vereist dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden heeft plaatsgevonden dat bij de bedreigde daadwerkelijk de vrees kon ontstaan dat het misdrijf waarmee gedreigd werd gepleegd zou worden.
Uit de aangifte komt naar voren dat beklaagde tegenover klager een gevechtshouding zou hebben aangenomen en met gebalde vuisten zou hebben geroepen: “Ik sla je op je bek!” Steunbewijs hiervoor kan worden gevonden in de verklaringen van de getuige en van de beklaagde zelf, zodat aannemelijk is dat de strafrechter tot een bewezenverklaring zou kunnen komen.
Het is alleszins voorstelbaar dat klager zich door de beschreven gedragingen bedreigd heeft gevoeld, en dat dit ook nadien nog de nodige impact heeft gehad op klagers welbevinden.
Dat is echter niet voldoende voor een veroordeling. Daarvoor is nodig dat het bewezenverklaarde ook een strafbaar feit oplevert. Kijkend naar de bedreigingen die op grond van artikel 285 Sr een strafbaar feit vormen, valt op dat bedreiging met mishandeling – waaraan deze zaak doet denken – niet is strafbaar gesteld. Het dichtst in de buurt komt bedreiging met zware mishandeling, maar de door klager beschreven gedragingen zijn niet zodanig dat bij klager daadwerkelijk de vrees kon ontstaan dat hij zwaar lichamelijk letsel zou oplopen.
Nu bedreiging met mishandeling niet is strafbaar gesteld, zal de strafrechter niet tot een veroordeling wegens een strafbaar feit kunnen komen en is er dus geen ruimte voor strafvervolging.
Het is de ervaring van het hof dat deze juridische beoordeling doorgaans moeilijk te begrijpen en slecht te verkroppen is voor slachtoffers van bedreiging met mishandeling, bij wie het indruist tegen het rechtvaardigheidsgevoel. De officier van justitie en de rechter zijn echter gebonden aan artikel 1 lid 1 Sr: Geen feit is strafbaar dan uit kracht van een daaraan voorafgegane wettelijke strafbepaling.
Het voorgaande leidt ertoe dat de beslissing van de officier van justitie om beklaagde niet verder strafrechtelijk te vervolgen, op goede gronden is genomen. Het hof heeft geen andere keuze dan het hiertegen gerichte beklag af te wijzen, als zijnde kennelijk ongegrond.

5.De beslissing

Het hof wijst het beklag af.
Deze beschikking, waartegen geen gewoon rechtsmiddel openstaat, is gegeven op
door mrs. P.C. Kortenhorst, voorzitter, N. van der Wijngaart en F.A. Hartsuiker, raadsheren, in tegenwoordigheid van mr. S.G.J. Berk, griffier, en ondertekend door de voorzitter en de griffier.