ECLI:NL:GHAMS:2016:2052

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
2 juni 2016
Publicatiedatum
2 juni 2016
Zaaknummer
23-005116-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor zware mishandeling van een NS-hoofdconductrice

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 2 juni 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een veroordeling van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, een 28-jarige man, was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van één jaar en TBS met dwangverpleging voor de zware mishandeling van een NS-hoofdconductrice op het station Hoofddorp. Het hof bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en is van mening dat de bewezenverklaring en de opgelegde straf terecht zijn. Tijdens de zitting in hoger beroep op 19 mei 2016 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die dezelfde straf en maatregel heeft gevorderd als eerder door de rechtbank was opgelegd.

Het hof heeft de bewijsoverwegingen van de rechtbank grotendeels overgenomen, met enkele aanpassingen. De verdediging heeft een alternatieve theorie gepresenteerd, waarin een andere persoon de mishandeling zou hebben gepleegd. Het hof oordeelt echter dat er geen begin van aannemelijkheid voor deze theorie is gegeven. De getuigenverklaringen ondersteunen de beschuldigingen tegen de verdachte en de door de raadsman aangevoerde verweren worden verworpen. Het hof concludeert dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan zware mishandeling, gepleegd tegen een ambtenaar in de uitoefening van zijn functie. De toepasselijke artikelen van het Wetboek van Strafrecht zijn in de uitspraak opgenomen.

Het arrest is uitgesproken door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarbij de rechters M. Iedema, A.M. Kengen en G.M. Boekhoudt aanwezig waren, en is openbaar gemaakt op 2 juni 2016.

Uitspraak

parketnummer: 23-005116-15
datum uitspraak: 2 juni 2016
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 4 december 2015 in de strafzaak onder parketnummer 15-810088-15 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Nederlandse Antillen) op [geboortedag] 1988,
adres: [adres],
thans gedetineerd in Vught PPC te Vught.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 19 mei 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot dezelfde straf en maatregel als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen, met dien verstande dat het hof na te melden aanpassingen in de bewijsoverweging en de kwalificatie aanbrengt, de in hoger beroep gevoerde verweren bespreekt, en artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht aan de aan te halen wetsartikelen toevoegt.

Aanpassing bewijsoverweging

Het hof neemt de bewijsoverweging van de rechtbank over, met uitzondering van de zin:
‘Verdachte heeft deze verklaring naar het oordeel van de rechtbank alleen afgelegd om de waarheid te verhullen.’

Bespreking verweren

De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep het alternatieve scenario geschetst dat een andere op het perron aanwezige negroïde persoon de aangeefster heeft mishandeld.
Naar het oordeel van het hof is voor dit alternatieve scenario nog geen begin van aannemelijkheid gegeven. De stelling van de raadsman dat de getuige [getuige] over nog een andere - onbekend gebleven - negroïde persoon zou spreken in zijn tweede verklaring valt niet uit de verklaringen van genoemde getuige af te leiden. Immers, in zijn eerste en in zijn tweede verklaring heeft de getuige het slechts over één negroïde persoon die hem was opgevallen en geeft daarbij signalementen die bij elkaar passen. Zo heeft hij het in zijn eerste verklaring over een negroïde man met een normaal postuur die een lange groene regenjas droeg en een zwarte bontmuts op had. In zijn tweede - uitgebreidere - verklaring omschrijft hij de man die hem opviel als een 28 à 29 jarige man met een negroïde uiterlijk met een grijs/groene jas tot net boven de knieën en een muts met embleem dragend. De door de raadsman in die verklaringen geconstateerde verschillen zijn minimaal te achten en sluiten elkaar geenszins uit. Het hof verwerpt dientengevolge het verweer.
De raadsman heeft daarnaast het verweer gevoerd dat niet kan worden uitgesloten dat de e-mail van de arts [naam arts] van 19 oktober 2015 geen betrekking heeft op de onderhavige zaak nu hierin geen kenmerk staat vermeld. De e-mail kan daarom niet worden gebruikt voor het bewijs, aldus de raadsman.
Dat de e-mail in relatie staat tot de onderhavige zaak blijkt naar het oordeel van het hof uit het feit dat de e-mail is geprint door de zaaksofficier van de onderhavige zaak en uit de inhoud van de e-mail, die een algemene uitleg van de term ‘hoog energetisch trauma’ bevat. Deze term is te herleiden naar de inhoud van de geneeskundige verklaring van dezelfde arts van 11 maart 2015. Het verweer wordt verworpen.
De overige door de raadsman gevoerde verweren worden weerlegd door de inhoud van de bewijsmiddelen.

Kwalificatie

Het bewezen verklaarde levert op:
zware mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
De toepasselijke wettelijke voorschriften zijn:
artikel 36f, 37a, 37b, 63, 302 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M. Iedema, mr. A.M. Kengen en mr. G.M. Boekhoudt, in tegenwoordigheid van mr. A.S. Metgod, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 2 juni 2016.
=========================================================================
[....]
.