4.1.De rechtbank heeft het volgende overwogen:
“13. Artikel 3.110 van de Wet IB 2001 luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
“Belastbare inkomsten uit eigen woning zijn de voordelen uit eigen woning (…) verminderd met de op de voordelen uit eigen woning drukkende aftrekbare kosten.”
Artikel 3.120 van de Wet IB 2001 luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
“De aftrekbare kosten met betrekking tot een eigen woning zijn het gezamenlijke bedrag van:
a. de renten van schulden, kosten van geldleningen daaronder begrepen, die behoren tot de eigenwoningschuld;
(…)”
In artikel 3.111 van de Wet IB 2001 wordt het begrip eigen woning gedefinieerd. In het eerste lid staat onder meer als voorwaarde dat de woning de belastingplichtige of personen die behoren tot zijn huishouden anders dan tijdelijk als hoofdverblijf ter beschikking staat.
Artikel 6.1 van de Wet IB 2001 luidt - voor zover van belang - als volgt:
”1. Persoonsgebonden aftrek is het gezamenlijke bedrag van:
a. de in het kalenderjaar op de belastingplichtige drukkende persoonsgebonden aftrekposten en (…)
2. Persoonsgebonden aftrekposten zijn de:
(…) d. buitengewone uitgaven (afdeling 6.5); (…)”
Ingevolge artikel 6.16, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Wet IB 2001 zijn buitengewone uitgaven onder meer de uitgaven wegens ziekte, invaliditeit en bevalling van de belastingplichtige.
Op grond van artikel 6.17, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Wet IB 2001 komen voor aftrek in aanmerking de met ziekte en invaliditeit verband houdende uitgaven voor genees-, heel- en verloskundige hulp, met inbegrip van farmaceutische en andere hulpmiddelen en vervoer.
In het tweede lid is bepaald dat als hulpmiddel mede wordt aangemerkt een middel dat de persoon in staat stelt tot het verrichten van een normale lichaamsfunctie waartoe hij zonder dat middel niet in staat zou zijn. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de aard van de hulpmiddelen ter zake waarvan uitgaven in aanmerking kunnen worden genomen.
Bovengenoemde delegatiebepaling is uitgewerkt in artikel 20a van het Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 2001 (hierna: het Uitvoeringsbesluit) welk artikel voor zover van belang luidt als volgt:
“Tot de andere hulpmiddelen, bedoeld in artikel 6.17, eerste lid, onderdeel a, van de wet worden gerekend:
a. aanpassingen van een woning, woonboot, woonwagen of aanhorigheid daarvan, die vanwege een functiebeperking op medisch voorschrift zijn aangebracht ten behoeve van een persoon als bedoeld in artikel 6.16, onderdelen a en g, van de wet, voorzover de aanpassingen niet leiden tot een waardevermeerdering van de woning, woonboot, woonwagen of aanhorigheid daarvan welke uitgaat boven tien procent van de op de belastingplichtige drukkende aanpassingskosten;
b. (…)”
14. De rechtbank stelt voorop dat op eiseres, die een aftrekpost claimt, de bewijslast rust aannemelijk te maken dat zij aan de daaraan gestelde voorwaarden voldoet.
15. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres met hetgeen zij heeft aangevoerd en overgelegd niet aannemelijk gemaakt dat haar centrale levensplaats in 2011 in [plaats 1] was gelegen. Eiseres heeft ter onderbouwing van haar standpunt onder meer gewezen op frequente pinbetalingen in [plaats 1] met een bankpas met haar rekeningnummer. Blijkens een overzicht van pinbetalingen van de rekening van eiseres werd in 2013 wekelijks met de trein gereisd van Amsterdam naar [plaats 1] en werd vervolgens in korte tijd in drie winkels gepind. Deze betalingen zijn alle afkomstig van hetzelfde pasnummer. Ter zitting heeft de gemachtigde verklaard dat de situatie van eiseres in 2011 niet anders was dan die in 2013, dat zij niet in staat was met het openbaar vervoer te reizen en dat de zoon van haar bankpas gebruik maakte om boodschappen te doen. De overgelegde pinbetalingen bieden derhalve geen enkele ondersteuning voor de stelling van eiseres dat zij zich regelmatig in [plaats 1] ophield.
Wel blijkt uit stukken van de Dienst Wonen van de gemeente Amsterdam dat eiseres de woning aan de [adres 1] vanaf april 2006 heeft gehuurd. Voor de verhuizing naar deze woning heeft zij een verhuisvergoeding gekregen die alleen wordt verstrekt als de woning bestemd is voor permanente bewoning. Eiseres heeft een verhuurdersverklaring getekend waarin is opgenomen dat zij de woning zelfstandig gaat bewonen.
Verder acht de rechtbank opmerkelijk dat de artsen van eiseres allen in Amsterdam zijn gevestigd, terwijl eiseres minder mobiel is. Vooral met betrekking tot de huisarts wekt dit bevreemding aangezien een huisarts alleen patiënten binnen een bepaald postcodegebied in zijn praktijk mag hebben, zodat niet aannemelijk is dat een huisarts in Amsterdam een patiënte in [plaats 1] heeft.
Voorts is van belang dat eiseres het adres [adres 1] ook als correspondentieadres gebruikt. Het enkele feit dat correspondentie in verband met de internet- en televisieaansluiting in [plaats 1] - welke aansluitingen ook door de zoon worden gebruikt - wel via het adres in [plaats 1] loopt, doet daar niet aan af.
Ook wordt nog in aanmerking genomen dat eiseres het gehele jaar 2011 stond ingeschreven op het adres [adres 1] en nimmer op het adres [adres 3] ingeschreven heeft gestaan. Eiseres heeft hiervoor als verklaring gegeven dat zij alleen door een inschrijving in Amsterdam recht had op een parkeervergunning. De rechtbank acht niet aannemelijk dat eiseres woonruimte heeft gehuurd louter om aanspraak te kunnen maken op een parkeervergunning.
Op grond van al voormelde feiten en omstandigheden concludeert de rechtbank dat niet aannemelijk is geworden dat de woning aan de [adres 3] voor eiseres in het jaar 2011 als hoofdverblijf diende. Nu deze woning niet kwalificeert als eigen woning, heeft eiseres geen recht op aftrek kosten eigen woning met betrekking tot dit pand.
16. Eiseres claimt een aftrek van € 6.047 wegens kosten voor de woningaanpassing.
Door verweerder wordt niet langer bestreden dat sprake is van een functiebeperking en dat de aanpassingen op medisch voorschrift zijn gedaan.
Verweerder neemt in beroep het standpunt in dat de kosten voor de showroomkeuken geen verband houden met de handicaps van eiseres zodat deze van aftrek zijn uitgesloten. De overige verbouwingskosten van € 2.423 (€ 6.047 -/ € 3.624) merkt verweerder aan als aftrekbare kosten in verband met woningaanpassing.
De rechtbank overweegt dat eiseres geen enkel stuk heeft overgelegd waaruit blijkt dat de aangeschafte showroomkeuken op enigerlei wijze is aangepast ten behoeve van de lengte van eiseres. Ter zitting is in dit verband aangegeven dat ook de zoon gebruikt maakt van de keuken. De rechtbank oordeelt daarom dat de kosten van de keuken niet zijn ingegeven door de handicaps van eiseres en zodoende niet voor aftrek in aanmerking komen. De kosten voor woningaanpassing zijn daarom in ieder geval niet voor een hoger bedrag aftrekbaar dan verweerder in beroep heeft toegestaan.
Dat betekent dat eiseres recht heeft op een bedrag aan aftrek specifieke zorgkosten van
€ 3.240 (€ 2.423 + verhoging van 40% (€ 970) = € 3.393 -/- drempel van € 153).
Verweerder beroept zich in dit verband terecht op interne compensatie omdat bij de aanslagregeling ten onrechte een aftrek eigen woning van € 3.621 is toegekend welke aftrek in bezwaar niet kon worden gecorrigeerd.
De rechtbank overweegt dat de aftrek kosten eigen woning inderdaad ten onrechte bij de aanslagregeling is toegekend, zonder dat verweerder toen op dit punt een expliciet standpunt heeft ingenomen. De toepassing van interne compensatie leidt tot een verzamelinkomen van € 12.885. Nu dat hoger is dan het bij aanslag vastgestelde verzamelinkomen van € 12.504, is het beroep ongegrond.
17. Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep ongegrond te worden verklaard.”