ECLI:NL:GHAMS:2016:1859

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 april 2016
Publicatiedatum
12 mei 2016
Zaaknummer
23-003534-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake mishandeling

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 28 april 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 20 augustus 2015 was gewezen. De verdachte, geboren in 1964, was eerder veroordeeld voor mishandeling en had hoger beroep ingesteld tegen de opgelegde straf van een taakstraf van 60 uren, waarvan 30 uren voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, behalve ten aanzien van de strafoplegging, die werd vernietigd. De advocaat-generaal had gevorderd dat de verdachte dezelfde straf zou krijgen als in eerste aanleg opgelegd.

Het hof heeft de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan in overweging genomen. De verdachte had zich schuldig gemaakt aan de mishandeling van een slachtoffer door hem meermalen in het gezicht te stompen, wat pijn en letsel veroorzaakte. Het hof heeft vastgesteld dat het uitvoeren van een werkstraf voor de verdachte om medische of psychische redenen geen haalbare optie leek. Tevens is meegewogen dat er geen nieuwe conflicten tussen de verdachte en het slachtoffer zijn ontstaan en dat de verdachte inziet dat hij over de schreef is gegaan.

Uiteindelijk heeft het hof besloten om een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 jaren op te leggen, die niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit. Het hof heeft ook bepaald dat de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht op de opgelegde gevangenisstraf. Het arrest is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het gerechtshof op 28 april 2016.

Uitspraak

parketnummer: 23-003534-15
datum uitspraak: 28 april 2016
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 20 augustus 2015 in de strafzaak onder parketnummer
13-102987-15 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1964,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 28 april 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen behalve ten aanzien van de strafoplegging. In zoverre zal het vonnis worden vernietigd.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren waarvan 30 uren voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de mishandeling van [slachtoffer] door hem meermalen in het gezicht te stompen. Hierdoor heeft hij bij het slachtoffer pijn en letsel veroorzaakt. Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 13 april 2016 is hij eerder voor mishandeling onherroepelijk veroordeeld, hetgeen in zijn nadeel meeweegt.
Het hof stelt vast dat ter terechtzitting is gebleken dat voor de verdachte het uitvoeren van een werkstraf om medische dan wel psychische redenen geen haalbare optie lijkt te zijn. Ook laat het hof meewegen dat tussen de verdachte en het slachtoffer geen nieuwe conflicten zijn ontstaan en dat de verdachte zelf inziet dat hij over de schreef is gegaan.
Het hof acht, alles afwegende, een voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de straf en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) week.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.L. Bruinsma, mr. G.M. Boekhoudt en mr. M. Gonggrijp-van Mourik, in tegenwoordigheid van mr. A.S. Metgod, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 28 april 2016.
Mrs. Boekhoudt en Gonggrijp-van Mourik zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.