ECLI:NL:GHAMS:2016:1764

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
4 mei 2016
Publicatiedatum
4 mei 2016
Zaaknummer
23-003955-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis met toevoeging van bewijsoverwegingen in een strafzaak met betrekking tot wapens

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 3 mei 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 29 september 2015. De verdachte, geboren in Turkije in 1968 en thans gedetineerd in P.I. Lelystad, was in hoger beroep gekomen tegen een eerdere veroordeling. De advocaat-generaal had een gevangenisstraf van 27 maanden geëist, met aftrek van voorarrest. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, maar voegde twee bewijsoverwegingen toe aan de uitspraak.

De eerste bewijsoverweging betrof een Beretta-wapen dat aan de verdachte ten laste was gelegd. De verdediging stelde dat het wapen niet functioneerde en daarom niet als wapen in de zin van de Wet Wapens en Munitie kon worden aangemerkt. Het hof oordeelde echter dat, ondanks het defect, het voorwerp nog steeds als wapen kon worden gekwalificeerd, omdat het met een vervangende slagpen weer functioneel kon worden gemaakt.

De tweede bewijsoverweging ging over een semi-automatisch geweer dat in de woning van de verdachte was aangetroffen. De verdediging betwistte dat het geweer van de verdachte was, maar het hof oordeelde dat de alternatieve scenario's die door de verdediging werden geschetst onvoldoende concreet waren en niet ondersteund werden door het dossier. Het hof concludeerde dat de verdachte het geweer voorhanden had, en bevestigde het vonnis van de rechtbank.

Uitspraak

parketnummer: 23-003955-15
datum uitspraak: 3 mei 2016
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 29 september 2015 in de strafzaak onder parketnummer 13-730015-15 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Turkije) op [geboortedag] 1968,
adres: [adres],
thans gedetineerd in P.I. Lelystad te Lelystad.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 19 april 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 en 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 27 maanden, met aftrek van voorarrest.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen, met dien verstande dat het hof de navolgende bewijsoverwegingen toevoegt.

Bewijsoverweging ten aanzien van feit 1

De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat uit het rapport betreffende het onder 1 ten laste gelegde wapen (hierna: de Beretta) blijkt dat dit wapen niet functioneerde en niet eenvoudig gereed kon worden gemaakt om wel te functioneren. De slagpen, een essentieel onderdeel van een functionerend wapen, ontbrak, althans was gebroken. Dat betekent volgens de raadsman dat de Beretta geen wapen is in de zin van de Wet Wapens en Munitie, zodat de verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging dient te worden vrijgesproken.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Uit het proces-verbaal van onderzoek betreffende de Beretta van 17 juli 2015 blijkt dat de slagpen wel aanwezig was maar bleek te zijn afgebroken. Uit dat proces-verbaal blijkt tevens dat, indien de slagpen wordt vervangen, het vuurwapen weer naar behoren zal werken.
Ook een defecte pistoolmitrailleur is naar zijn aard een wapen waarmee personen kunnen worden neergeschoten. Dit blijft zo, ook al is het betreffende wapen door een defect op enig moment niet geschikt om projectielen door een loop af te schieten. Het defect staat op zichzelf niet eraan in de weg dat het voorwerp kan worden aangemerkt als een wapen als bedoeld in artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie.
Het verweer faalt.

Bewijsoverweging ten aanzien van feit 2

De verdachte heeft ontkend dat het onder 2 ten laste gelegde semi-automatische geweer van hem was. Dat wapen is weliswaar gevonden in de woning waar hij verbleef en er zijn DNA-sporen van de verdachte op het wapen aangetroffen, maar dat houdt volgens de verdediging niet zonder meer in dat de verdachte van de aanwezigheid van het wapen wist of moest hebben geweten. De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep de navolgende alternatieve scenario’s voor het aantreffen van DNA-sporen van de verdachte op het wapen geschetst:
  • de verdachte zou iemand een hand kunnen hebben gegeven welke persoon daarna het wapen heeft vastgehad;
  • het is niet uit te sluiten dat de verdachte het wapen bijvoorbeeld een paar weken van te voren in Amsterdam in zijn handen heeft gehad, doch dat het later door iemand anders, bijvoorbeeld door de heer [naam], naar Haarlem is meegenomen;
  • de verdachte verbleef al geruime tijd in de woning. Zijn DNA zal dan ook overal in de woning aanwezig zijn geweest. DNA verspreidt zich eenvoudig, door lichaamseigen huidschilfers die dwarrelen door de ruimte. Het is zelfs mogelijk dat de verdachte in de woning heeft geniest en dat zijn DNA met 150 km/u of zelfs 165 km/uur door de ruimte is gevlogen en wellicht ook onder de bank is terechtgekomen.
De verdediging is gelet op deze alternatieve scenario’s van mening dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde semi-automatische geweer voorhanden heeft gehad, zodat hij hiervan dient te worden vrijgesproken.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
De door de verdediging geschetste alternatieve scenario’s zijn onvoldoende concreet, vinden geen steun in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting en zijn ook anderszins niet aannemelijk geworden. Het hof betrekt bij zijn oordeel dat het semi-automatische geweer is aangetroffen onder een bank in de woning aan de Els van Roodenstraat 43 te Haarlem, waarover de verdachte heeft verklaard dat hij daar sinds ongeveer een week alleen verbleef [1] .
Het verweer faalt.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. F.A. Hartsuiker, mr. J.D.L. Nuis en mr. I.M.H. van Asperen de Boer-Delescen, in tegenwoordigheid van mr. A.F. van der Heide, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 3 mei 2016.

Voetnoten

1.De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in eerste aanleg van 14 september 2015.