ECLI:NL:GHAMS:2016:1502

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 april 2016
Publicatiedatum
20 april 2016
Zaaknummer
23-002651-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak bedreiging, vernieling en diefstal iPhone; veroordeling winkeldiefstallen bij OP=OP

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 19 april 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in Libië in 1984 en thans zonder bekende woon- of verblijfplaats, was in eerste aanleg veroordeeld voor bedreiging, vernieling en diefstal van een iPhone, alsook voor winkeldiefstallen bij de winkel Op=OP. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte in zaak A vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten. Het hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om de betrokkenheid van de verdachte bij de bedreiging en diefstal van de iPhone vast te stellen. De aanwijzingen waren niet overtuigend genoeg om tot een veroordeling te komen.

In zaak B, die betrekking had op de winkeldiefstallen, heeft het hof echter geoordeeld dat de verdachte wel schuldig was aan de diefstallen. De herkenning van de verdachte op beelden van de winkeldiefstal op 15 maart 2015 werd niet bruikbaar geacht, maar de diefstallen op 28 en 30 april 2015 werden wel bewezen verklaard. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier weken, met aftrek van voorarrest. De beslissing is genomen op basis van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, evenals de eerdere veroordelingen van de verdachte voor soortgelijke feiten. Het hof heeft de toepasselijke wettelijke voorschriften uit het Wetboek van Strafrecht toegepast, waaronder artikelen 57, 63 en 310.

Uitspraak

parketnummer: 23-002651-15
datum uitspraak: 19 april 2016
VERSTEK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 18 juni 2015 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 13-056016-15 en 13-085091-15 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Libië) op [geboortedag] 1984,
thans zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 5 april 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.

Tenlasteleggingen

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Zaak met parketnummer 13-056016-15 (zaak A):
1:
hij op of omstreeks 18 maart 2015 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) opzettelijk dreigend een mes, althans een scherp voorwerp, op de nek van [slachtoffer 1] gezet;
2:
hij op of omstreeks 18 maart 2015 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk huisraad, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
3:
hij op of omstreeks 18 maart 2015 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een zwarte Iphone 3, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
Zaak met parketnummer 13-085091-15, gevoegd, (zaak B):
hij op een of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks het tijdvak van 15 maart 2015 tot en met 30 april 2015 (a. 15 maart 2015 en/of b. 23 april 2015 en/of c. 28 april 2015 en/of d. 30 april 2015) te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen en/of alleen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
a. bodylotion en/of tandenborstels en/of babypoeder en/of parfum, en/of
b. een aantal verpakkingen Nutrilon, en/of
c. douchegel en/of shampoo en/of deodorant en/of bodycream en/of tandpasta, en/of
d. luiers en/of wasmiddel,
in elk geval (telkens) enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan (onderscheidenlijk)
a. de firma Kruitvat ([adres 1]), en/of
b. de firma Etos ([adres 2]), en/of
c. de firma Op = OP ([adres 2]), en/of
d. de firma Op = OP ([adres 2]),
in elk geval (telkens) aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s).
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.

Vrijspraak zaak A

Het hof is van oordeel dat er serieus te nemen aanwijzingen zijn dat de verdachte betrokkenheid heeft bij de in zaak A onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten. Bedoelde aanwijzingen vinden evenwel niet in die mate steun in ander bewijsmateriaal dat gezegd kan worden dat buiten redelijke twijfel vast staat dat de verdachte deze feiten heeft begaan. Gelet hierop is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte in zaak A is ten laste gelegd, zodat hij hiervan moet worden vrijgesproken.

Partiële vrijspraak zaak B

Naar het oordeel van het hof is de herkenning van de verdachte op de beelden ten aanzien van de winkeldiefstal op 15 maart 2015 niet bruikbaar voor het bewijs, nu de herkenning niet is gebaseerd op beelden van die dag maar op beelden van 16 en 17 maart 2015. De herkenning van de verdachte op de beelden ten aanzien van de winkeldiefstal op 23 april 2015 acht het hof onvoldoende specifiek en daarom evenmin bruikbaar voor het bewijs. De verdachte moet gelet hierop van de ten laste gelegde winkeldiefstallen op 15 maart 2015 en 23 april 2015 worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in zaak B ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op tijdstippen gelegen in het tijdvak van 28 april 2015 tot en met 30 april 2015 (c. 28 april 2015 en d. 30 april 2015) te Amsterdam telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
c. douchegel en shampoo en deodorant en body cream en tandpasta, en
d. luiers en wasmiddel,
in elk geval telkens enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
c. de firma Op = OP ([adres 2]), en
d. de firma Op = OP ([adres 2]).
Hetgeen in zaak B meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het aanwenden van een rechtsmiddel zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het in zaak B bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het in zaak B bewezen verklaarde levert op:
diefstal, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het in zaak B bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg in zaak A en zaak B bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden met aftrek van voorarrest.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het in zaak A en zaak B ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee winkeldiefstallen bij de winkel Op=OP. Winkeldiefstallen zijn hinderlijke, overlast en schade opleverende feiten. Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 22 maart 2016 is hij reeds eerder voor diefstallen onherroepelijk veroordeeld, hetgeen in zijn nadeel weegt.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 57, 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in zaak A onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in zaak B ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in zaak B bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) weken.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. Kengen, mr. F.A. Hartsuiker en mr. I.M.H. van Asperen de Boer-Delescen, in tegenwoordigheid van mr. A.S. Metgod, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 19 april 2016.