ECLI:NL:GHAMS:2016:1377
Gerechtshof Amsterdam
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Vluchtgevaar en voorlopige hechtenis in hoger beroep
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 2 maart 2016 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de verdachte, geboren in Zuid-Afrika, die zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland verblijft en momenteel in detentie is in het Detentiecentrum Schiphol. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, van 17 februari 2016, die een bevel tot zijn gevangenhouding inhield. Het hof heeft de stukken van de rechtbank en de overgelegde documenten van de verdachte bekeken, waaronder een verblijfadres op Mallorca. Echter, deze stukken bewezen niet dat de verdachte daar ingeschreven staat of daar met enige zekerheid voor justitie te bereiken is. Het hof concludeert dat er sprake is van vluchtgevaar, aangezien de verdachte geen daadwerkelijke worteling in de Europese samenleving heeft aangetoond. De zoon van de verdachte woont in Amerika, zijn dochters in Zuid-Afrika en zijn vriendin in Duitsland, wat de conclusie van vluchtgevaar versterkt.
Daarnaast heeft de verdachte verzocht om schorsing van de voorlopige hechtenis, maar dit verzoek is afgewezen. Het hof oordeelt dat de belangen van de verdachte bij invrijheidstelling niet opwegen tegen de maatschappelijke veiligheid, die in het bevel tot gevangenhouding zijn aangewezen. Het hof is van mening dat vluchtgevaar niet kan worden ingeperkt door het stellen van voorwaarden, aangezien er geen sprake is van een worteling in de Nederlandse of Europese samenleving. De financiële zekerheid die de verdachte heeft geboden voor het naleven van de schorsingsvoorwaarden verandert hier niets aan. Uiteindelijk heeft het hof het beroep tegen de bestreden beschikking afgewezen, evenals het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis.