ECLI:NL:GHAMS:2016:1374

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
23 maart 2016
Publicatiedatum
12 april 2016
Zaaknummer
15/800295-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen bevel gevangenhouding met ernstige bezwaren en recidivegevaar

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 23 maart 2016 uitspraak gedaan in het hoger beroep tegen de beschikking van de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, die op 2 maart 2016 het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis van de verdachte had afgewezen. De verdachte, geboren in Birma in 1972 en thans verblijvende in het huis van bewaring De Marwei te Leeuwarden, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze afwijzing. Het hof heeft kennisgenomen van de relevante stukken, waaronder de akte van de griffier en de verklaringen van de betrokken slachtoffers en getuigen. Het hof oordeelt dat er voldoende ernstige bezwaren zijn tegen de verdachte op basis van de aangifte en de verklaringen van de slachtoffers, alsook het forensisch onderzoek. Het hof concludeert dat de vrijlating van de verdachte een geschokte rechtsorde zou veroorzaken en dat er een reëel recidivegevaar bestaat. Het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis is afgewezen, omdat er geen bijzondere persoonlijke omstandigheden zijn aangetoond die een schorsing zouden rechtvaardigen. De beslissing van het hof is om het beroep tegen de beschikking van de rechtbank af te wijzen en het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis te verwerpen.

Uitspraak

15/800295-15
GERECHTSHOF AMSTERDAM,
MEERVOUDIGE STRAFKAMER, RAADKAMER
BESCHIKKINGin raadkamer op het hoger beroep in de zaak van
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Birma) op [geboortedag] 1972,
wonende te [adres]
thans verblijvende in het huis van bewaring De Marwei te Leeuwarden,
tegen de beschikking van de rechtbank te Noord-Holland, locatie Alkmaar van 2 maart 2016, voor zover houdende afwijzing van het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis van verdachte.

De feiten en de rechtsgang

Het hof heeft kennis genomen van de akte van de griffier van de rechtbank te Noord-Holland, locatie Alkmaar van 4 maart 2016, waarbij namens de verdachte hoger beroep is ingesteld van voormelde beschikking van die rechtbank.
Het hof heeft gezien de beschikking waarvan beroep en heeft kennis genomen van de stukken betrekking hebbend op de voorlopige hechtenis van de verdachte en heeft gehoord de advocaat-generaal en de verdachte, bijgestaan door mr. J.T.E. Vis, namens de raadsman van de verdachte mr. S.F.J. Smeets.

De beoordeling

Het hof verenigt zich met de beschikking waarvan beroep – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen – en de gronden waarop deze berust. Op grond van de initiële aangifte en verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], de verklaring van de broer van [slachtoffer 1], het op 14 juli 2015 geconstateerde lichamelijk letsel, de verklaring van de getuige [getuige 3] en de uitkomsten van het forensisch onderzoek, is het hof van oordeel dat er voor alle drie de op de vordering inbewaringstelling genoemde feiten voldoende ernstige bezwaren aanwezig zijn. De omstandigheid dat later op de initiële aangifte en verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] is teruggekomen maakt dat voor nu niet anders.
Gelet op de aard en ernst van de verdenking zoals deze uit het dossier naar voren komt is het hof van oordeel dat er ook thans nog sprake is van een geschokte rechtsorde, in die zin dat aannemelijk is dat de vrijlating van de verdachte een zodanig publiek onbehagen teweeg zal brengen dat dit zou leiden tot maatschappelijke onrust. Dit eens temeer nu de verdachte voornemens is in het gezin terug te willen keren. Mede gelet op het feit dat uit de verklaringen in het dossier naar voren komt dat er al eerder sprake zou zijn geweest van de verweten handelingen, is het hof voorts van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte een misdrijf zal begaan waardoor de gezondheid of veiligheid van personen in gevaar kan worden gebracht
Nu het hof voor alle drie de op de vordering inbewaringstelling genoemde feiten ernstige bezwaren aanwezig acht, doet een omstandigheid als bedoeld in artikel 67a, derde lid Sv zich thans niet voor.
15/800295-15
Met betrekking tot het door de verdachte mondeling gedane verzoek tot schorsing overweegt het hof dat er sprake is van een zeer ernstig feit en een geschokte rechtsorde. Onder die omstandigheden kan van een schorsing alleen sprake zijn als zich zeer bijzondere persoonlijke omstandigheden voordoen. Daarvan is niet gebleken. Alleen al om die reden zal het hof het verzoek van de verdachte afwijzen.

De beslissing

Het hof:
WIJST AF het beroep tegen de bestreden beschikking, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.
WIJST AF het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis.
Deze beschikking is gegeven op 23 maart 2016 in raadkamer van dit hof door
mr. J.L. Bruinsma, voorzitter,
mrs. M.J.G.B. Heutink en J.W.P. van Heusden, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. K.D.M. de Lange als griffier.
De advocaat-generaal bij dit gerechtshof brengt vorenstaande beschikking ter kennis van de verdachte.
Amsterdam, 23 maart 2016,
de advocaat-generaal