ECLI:NL:GHAMS:2016:1371
Gerechtshof Amsterdam
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen gevangenhouding en verzoek tot schorsing voorlopige hechtenis
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 23 maart 2016 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een verdachte die in voorlopige hechtenis was genomen. De verdachte, geboren in 1965 en thans verblijvende in het huis van bewaring Detentiecentrum Schiphol, had hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, die op 2 maart 2016 een bevel tot gevangenhouding had gegeven. Het hof heeft de akte van de griffier van de rechtbank en de stukken met betrekking tot de voorlopige hechtenis van de verdachte bestudeerd en heeft zowel de advocaat-generaal als de verdachte, bijgestaan door zijn raadsvrouw, gehoord.
Het hof oordeelt dat er sprake is van de zogenoemde 12-jaarsgrond, wat inhoudt dat de geschokte rechtsorde een belangrijke factor is in deze zaak. Ondanks dat het feit in beperkte kring heeft plaatsgevonden, is het hof van mening dat de omstandigheden van het onderhavige feit ernstig zijn. De verdachte heeft kennelijk verdovende middelen gebruikt die invloed hebben op zijn psyche, wat het risico op het begaan van nieuwe misdrijven vergroot. Het hof heeft ook het verzoek van de verdachte tot schorsing van de voorlopige hechtenis beoordeeld, maar oordeelt dat er geen zeer bijzondere persoonlijke omstandigheden zijn die een schorsing rechtvaardigen.
De beslissing van het hof is om het beroep tegen de bestreden beschikking af te wijzen, evenals het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis. Deze beschikking is gegeven in raadkamer, waarbij de rechters zich verenigden met de gronden van de beschikking waarvan beroep, en is ter kennis gebracht van de verdachte door de advocaat-generaal.