ECLI:NL:GHAMS:2016:1369
Gerechtshof Amsterdam
- Raadkamer
- J.L. Bruinsma
- M.J.G.B. Heutink
- J.H. Wesselink
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis na veroordelend vonnis
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 27 januari 2016 een beschikking gegeven op een verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte, die eerder was veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaren. Het verzoek tot schorsing werd ingediend door de raadsman van de verdachte, mr. N. van Schaik, en was gebaseerd op de medische situatie van zowel de vrouw als de zoon van de verdachte, die beide een operatie moesten ondergaan. De raadsman voerde aan dat de verdachte hen zou moeten verzorgen, wat een reden zou zijn om de voorlopige hechtenis te schorsen.
Het hof heeft echter overwogen dat, gezien de ernst van de feiten waarvoor de verdachte was veroordeeld en de geschokte rechtsorde die aan de voorlopige hechtenis ten grondslag ligt, er alleen in zeer bijzondere persoonlijke omstandigheden aanleiding kan zijn om de voorlopige hechtenis te schorsen. Het hof concludeerde dat de medische situatie van de vrouw en de zoon van de verdachte niet voldoende zwaarwegend was om aan deze voorwaarden te voldoen. Bovendien was niet aangetoond dat alleen de verdachte in staat was om voor zijn vrouw en zoon te zorgen.
Daarom heeft het hof het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis afgewezen. Deze beslissing werd genomen in raadkamer, waarbij de advocaat-generaal op de hoogte werd gesteld van de beschikking.