ECLI:NL:GHAMS:2016:1369

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
27 januari 2016
Publicatiedatum
12 april 2016
Zaaknummer
23/004225-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis na veroordelend vonnis

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 27 januari 2016 een beschikking gegeven op een verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte, die eerder was veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaren. Het verzoek tot schorsing werd ingediend door de raadsman van de verdachte, mr. N. van Schaik, en was gebaseerd op de medische situatie van zowel de vrouw als de zoon van de verdachte, die beide een operatie moesten ondergaan. De raadsman voerde aan dat de verdachte hen zou moeten verzorgen, wat een reden zou zijn om de voorlopige hechtenis te schorsen.

Het hof heeft echter overwogen dat, gezien de ernst van de feiten waarvoor de verdachte was veroordeeld en de geschokte rechtsorde die aan de voorlopige hechtenis ten grondslag ligt, er alleen in zeer bijzondere persoonlijke omstandigheden aanleiding kan zijn om de voorlopige hechtenis te schorsen. Het hof concludeerde dat de medische situatie van de vrouw en de zoon van de verdachte niet voldoende zwaarwegend was om aan deze voorwaarden te voldoen. Bovendien was niet aangetoond dat alleen de verdachte in staat was om voor zijn vrouw en zoon te zorgen.

Daarom heeft het hof het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis afgewezen. Deze beslissing werd genomen in raadkamer, waarbij de advocaat-generaal op de hoogte werd gesteld van de beschikking.

Uitspraak

23/004225-15
GERECHTSHOF AMSTERDAM
MEERVOUDIGE STRAFKAMER, RAADKAMER
Beschikkingop een verzoek strekkende tot schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Suriname) op [geboortedag] 1962,
wonende te [adres],
thans verblijvende in het huis van bewaring Nieuwegein te Nieuwegein.
Het hof heeft gezien het verzoekschrift strekkende tot schorsing van de voorlopige hechtenis, namens de verdachte door de raadsman ingediend, dat op 15 januari 2016 bij het hof is binnengekomen.
Het hof heeft gehoord de advocaat-generaal en de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. N. van Schaik.
Het hof heeft gelet op artikel 80 van het Wetboek van Strafvordering.

De beoordeling

Het hof stelt voorop dat nu sprake is van een veroordelend vonnis, bij de beoordeling van de voorlopige hechtenis van de verdachte het toetsingskader van artikel 5, eerste lid, aanhef en onder a, EVRM leidend is.
De raadsman van de verdachte heeft aangevoerd dat de verdachte eerder geschorst is geweest ondanks de omstandigheid dat de zogenoemde 12-jaarsgrond (geschokte rechtsorde) ten grondslag lag aan de voorlopige hechtenis. Het hof overweegt dat de betreffende schorsingen voor bepaalde tijd en in verband met een specifieke reden zijn toegewezen. De raadsman van de verdachte heeft nu verzocht de voorlopige hechtenis te schorsen vanwege een operatie van zowel zijn vrouw als een operatie van zijn zoon. Het hof overweegt dat nu de geschokte rechtsorde ten grondslag ligt aan de voorlopige hechtenis van de verdachte en de verdachte inmiddels is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren van een schorsing van de voorlopige hechtenis alleen sprake kan zijn wanneer zich zeer bijzondere persoonlijke omstandigheden voordoen. Mede gelet op het feit dat onvoldoende is gebleken dat uitsluitend de verdachte zijn vrouw en zoon zou kunnen verzorgen, acht het hof gezien de aard en ernst van de door de rechtbank bewezenverklaarde feiten, de medische situatie van de vrouw en van de zoon van de verdachte onvoldoende zwaarwegend om de voorlopige hechtenis van de verdachte te schorsen.
23/004225-15

De beslissing

Het hof:
WIJST AF het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis.
Deze beschikking is gegeven op 27 januari 2016 in raadkamer van dit hof door
mr. J.L. Bruinsma, voorzitter,
mrs. M.J.G.B. Heutink en J.H. Wesselink, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. K.D.M. de Lange als griffier.
De advocaat-generaal bij dit gerechtshof brengt vorenstaande beschikking ter kennis van de verdachte.
Amsterdam, 27 januari 2016,
de advocaat-generaal
23/004225-15
[....]