In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 22 januari 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van een veroordeelde die betrokken was bij een hennepkwekerij. De politierechter had eerder een verplichting tot betaling van een bedrag van € 4.535,50 opgelegd, maar het hof heeft dit vonnis vernietigd en een nieuw bedrag vastgesteld op € 14.937,04. Het hof heeft de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel herzien, waarbij het rekening hield met de beperkte beschikbare ruimte en het afwijkende productieproces van de kwekerij. Het hof heeft ook het medicinaal gebruik van de hennep door de veroordeelde als een besparing op kosten aangemerkt. De inkomsten uit de verkoop van foto's van het kweekproces zijn als vervolgprofijt meegenomen in de berekening. Het hof heeft de vordering van het Openbaar Ministerie gevolgd en de verplichting tot betaling aan de Staat opgelegd, waarbij het hof de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel heeft gebaseerd op de inhoud van de bewijsmiddelen en rapporten van het Bureau Ontnemingswetgeving Openbaar Ministerie. De raadsman van de veroordeelde heeft verschillende verweren gevoerd, maar het hof heeft deze verworpen en is tot de conclusie gekomen dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft verkregen uit de hennepteelt.