Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het tweede middel
3.Beoordeling van de overige middelen
4.Beslissing
26 september 2017.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 september 2017 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beslissing van het Gerechtshof Amsterdam. De zaak betreft een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van een betrokkene die in 1966 is geboren. De betrokkene had zich schuldig gemaakt aan hennepteelt en had inkomsten gegenereerd uit het maken van foto's van hennepplanten. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof bij de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel in afwijking van de ontnemingsvordering door de betrokkene, ook de royalty's die hij ontving voor het gebruik van zijn foto's had betrokken. Dit leidde tot de vraag of het Hof hiermee in strijd handelde met het recht op een eerlijk proces, zoals gewaarborgd in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De Hoge Raad concludeerde dat de door het Hof in aanmerking genomen omstandigheid dat de betrokkene ook uit de verkoop van foto's inkomsten had genoten, niet als een nieuwe omstandigheid kon worden aangemerkt, aangezien de verdachte hierover zelf had verklaard tijdens de terechtzitting. De Hoge Raad verwierp het beroep en bevestigde de uitspraak van het Hof, waarbij werd vastgesteld dat de ontnemingsvordering niet de grondslag voor de beslissing vormde, maar slechts de aanleiding.