ECLI:NL:GHAMS:2016:1296

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
5 april 2016
Publicatiedatum
7 april 2016
Zaaknummer
200.166.062/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussentijdse beëindiging van een rechtsbijstandverzekering en bewijslastverdeling

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de besloten vennootschap Bloembollen [X] B.V. tegen de naamloze vennootschap DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringsmaatschappij N.V. Bloembollen [X] heeft een rechtsbijstandverzekering afgesloten bij DAS, maar DAS heeft deze verzekering opgezegd. Bloembollen [X] is van mening dat de opzegging niet rechtsgeldig is en vordert dat DAS de verzekering nakomt en schadevergoeding betaalt. De rechtbank heeft de vorderingen van Bloembollen [X] afgewezen, waarna zij in hoger beroep is gegaan.

De feiten van de zaak zijn als volgt: Bloembollen [X] heeft in de periode van 2008 tot 2013 meerdere meldingen gedaan bij DAS. In 2013 heeft DAS de verzekering opgezegd, stellende dat er een nieuwe gebeurtenis was gemeld die hen tot opzegging bevoegd maakte. Bloembollen [X] betwist deze stelling en stelt dat de opzegging niet rechtsgeldig is, omdat de laatste melding geen nieuwe gebeurtenis betrof.

Het hof oordeelt dat DAS de bewijslast draagt om aan te tonen dat de verzekering rechtsgeldig is opgezegd. Het hof laat DAS toe tot bewijslevering om te bewijzen dat de opzegging binnen de wettelijke termijn heeft plaatsgevonden na een nieuwe gebeurtenis. De verdere beslissing wordt aangehouden, en er wordt een getuigenverhoor gepland om de feiten verder te onderzoeken.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer: 200.166.062/01
zaak-/rolnummer rechtbank Amsterdam: C/13/566145 / HA ZA 14-567
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 5 april 2016
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BLOEMBOLLEN [X] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
appellante,
advocaat: mr. A.H. Vermeulen te Den Haag,
tegen:
de naamloze vennootschap
DAS NEDERLANDSE RECHTSBIJSTAND VERZEKERINGSMAATSCHAPPIJ N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
geïntimeerde,
advocaat: mr. W.A.M. Rupert te Rotterdam.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna Bloembollen [X] en DAS genoemd.
Bloembollen [X] is bij dagvaarding van 6 februari 2015 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 28 januari 2015, onder het hierboven genoemde zaak-/rolnummer gewezen tussen haar als eiseres en DAS als gedaagde.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven, met producties;
- memorie van antwoord, met een productie.
Partijen hebben de zaak ter zitting van 11 januari 2016 doen bepleiten, Bloembollen [X] door mr. A.A.M. Knol, advocaat te Den Haag, en DAS door mr. M. Eijkelenboom, advocaat te Rotterdam, ieder aan de hand van pleitnotities die zijn overgelegd.
Ten slotte is arrest gevraagd.
Bloembollen [X] heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en alsnog - uitvoerbaar bij voorraad - haar in eerste aanleg ingestelde vorderingen zal toewijzen, met beslissing over de proceskosten, met nakosten en rente.
DAS heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis, met veroordeling van Bloembollen [X] in de proceskosten, uitvoerbaar bij voorraad.
DAS heeft in hoger beroep haar in eerste aanleg geformuleerde bewijsaanbod gehandhaafd.

2.Feiten

2.1.
De rechtbank heeft in het bestreden vonnis onder 2.1 tot en met 2.14 de feiten opgesomd die zij tot uitgangspunt heeft genomen. Met grief I voert Bloembollen [X] aan dat de rechtbank bepaalde feiten ten onrechte niet heeft vastgesteld en niet in haar beoordeling heeft betrokken. Op deze grief zal het hof in het navolgende terugkomen. De door de rechtbank vastgestelde feiten zijn als zodanig niet in geschil, zodat het hof daarvan als vaststaand zal uitgaan. De feiten worden hierna weergegeven.
2.2.
Bloembollen [X] is een bloembollenkwekerij en heeft met DAS als rechtsbijstandsverzekeraar een rechtsbijstandverzekering gesloten.
2.3.
Op de verzekering zijn de ‘Algemene voorwaarden Rechtsbijstandsverzekeringen (07/2011)’ en de Bijzondere polisvoorwaarden (08/12) voor agrarische ondernemers van toepassing.
2.4.
Naast Bloembollen [X] zijn aan haar gelieerde ondernemingen (in hun hoedanigheid van beheermaatschappij) alsmede haar bestuurder, [A] (particulier) verzekerden onder de verzekering.
2.5.
In de algemene voorwaarden is voor zover in deze zaak van belang het volgende bepaald:

Artikel 3 Het verzekerde risico en de gebeurtenis
(…)
3.2
Onder gebeurtenis wordt verstaan het voorval dat of de feitelijke ontwikkeling die redelijkerwijs moet worden beschouwd als de oorzaak van het geschil. In geval van het verhaal van schade is het schadeveroorzakende voorval de gebeurtenis. (…)
3.3
Een samenhangend geheel van geschillen die voorvloeien uit een gebeurtenis wordt beschouwd als één geschil.
(…)
Artikel 15 Duur en einde van de verzekering
(…)
15.3
Indien sprake is van een overeenkomst met bepaalde contractduur, niet zijnde één jaar, zijn de verzekeringnemer en DAS bevoegd om de verzekering op te zeggen, of kan DAS voorstellen de verzekering tegen een andere premie en/of andere voorwaarden voort te zetten:
a (…);
b binnen twee maanden nadat een gebeurtenis die voor DAS tot verlening van rechtsbijstand kan leiden, door een verzekerde is gemeld. De verzekering eindigt op de in de opzeggingsbrief genoemde datum, zij het niet eerder dan twee maanden na dagtekening;
c (…)”
2.6.
Bij brief van 16 juni 2008 heeft DAS aan de tussenpersoon van Bloembollen [X] geschreven dat het aantal meldingen van Bloembollen [X] het gemiddeld aantal ver overschrijdt.
2.7.
Bij brief van 23 juli 2008 heeft DAS, naar aanleiding van nieuwe schademeldingen, opnieuw de tussenpersoon melding gedaan van haar ongerustheid over het schadeverloop.
2.8.
Bij brief van 7 augustus 2008 heeft DAS ook aan Bloembollen [X] zelf geschreven dat het aantal keren dat Bloembollen [X] een beroep heeft gedaan op de verzekering het gemiddelde te boven ging en dat als de vraag naar rechtsbijstand in de komende jaren te hoog blijft, de verzekering niet ongewijzigd voortgezet zal kunnen worden.
2.9.
Op 30 september 2010 heeft DAS aan de tussenpersoon geschreven dat na de waarschuwing in 2008 weer twee zaken zijn aangemeld en dat het schadeverloop nauwlettend gevolgd zal blijven worden.
2.10.
Op 1 augustus 2012 zond DAS opnieuw een brief aan de tussenpersoon waarin zij meldt voornemens te zijn Bloembollen [X] zelf aan te schrijven en te waarschuwen.
2.11.
Bij brief van 20 augustus 2012 schrijft DAS aan Bloembollen [X] dat zij in de afgelopen vijf jaar 12 keer hulp heeft gevraagd en dat dit veel vaker is dan gemiddeld. Zij verzoekt Bloembollen [X] om minder vaak hulp te vragen.
In deze brief is de volgende zinsnede opgenomen:
“Blijft u teveel gebruik maken van uw verzekering? Dan moeten wij uw verzekering helaas aanpassen. Bijvoorbeeld door rechtshulp in bepaalde situaties niet meer te verzekeren. In het ergste geval beëindigen wij uw verzekering.”
2.12.
Bij brief van 14 maart 2013 heeft DAS de verzekeringsovereenkomst opgezegd tegen 21 mei 2013. Zij heeft zich beroepen op artikel 15.3 lid b van de hierboven genoemde algemene voorwaarden.
Bij deze brief is door DAS een overzicht gevoegd van de meldingen van Bloembollen [X] en de andere verzekerden in de periode van 27 februari 2008 tot 27 februari 2013. Hierop is vermeld een melding op 22 februari 2013 met als code [code 1] en met de omschrijving “
soort zaak: huurrecht huurder, referentie: Wstg Den Helder.
Tevens is hierop vermeld een melding op 6 december 2012 met code [code 2] met de omschrijving “
soort zaak: huurrecht huurder, referentie: schuur
2.13.
Op 22 februari 2013 is via de website het volgende bericht aan DAS gezonden:
“ [Y] bloembollen huurt een schuur van de woningstichting den helder. Bij deze schuur staan ook nog twee woonhuizen welke niet gehuurd worden. Wij hebben een bloembollen kwekerij. Huren bloembollen verwerkingsschuur van de woningstichting. Via de woningstichting regelt stroom en gas toevoer. Wij moetn nu het hoge particulieren tarief betalen en niet het tuiders tarief dat gebruikelijk is voor agrarische bedrijven. tevens hebben wij de rekening voor al het vast recht ontvangen, terwijl er ook nog twee woonhuizen op hetzelfde perceel aangesloten zijn. In de winter moeten wij de kachel laten draaien om te zorgen dat de twee woningen niet van water verstoken blijven omdat anders de leidingen bevriezen. Ook is er met de woningstichting afgesproken dat het gas en elektriciteitsverbruik van de twee woningen zouden worden verrekend met onze aanslag. Dit is tot op heden niet gebeurt. Wij willen ook het particulieren tarief niet betalen maar het tuinderstarief.”

3.Beoordeling

3.1.
Bloembollen [X] vordert in deze procedure een verklaring voor recht dat de verzekering door DAS niet rechtsgeldig is opgezegd. Zij vordert verder dat DAS wordt veroordeeld de verzekering na te komen, onder verbeurte van een dwangsom, en wordt veroordeeld tot schadevergoeding, nader op te maken bij staat. De rechtbank heeft de vorderingen van Bloembollen [X] afgewezen. Tegen deze beslissing en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komt Bloembollen [X] met vier grieven op.
3.2.
De rechtbank heeft in r.o. 4.1 van het bestreden vonnis het standpunt van Bloembollen [X] als volgt weergegeven:
“Bloembollen [X] legt aan haar vorderingen ten grondslag de stelling dat de opzegging niet rechtsgeldig is geschied. Daartoe voert zij allereerst aan dat zich niet een situatie voordeed als bedoeld in artikel 15.3 van de algemene voorwaarden. Immers, de laatste melding betreft niet een nieuwe schade, maar een telefoongesprek door een vertegenwoordiger van [Y] (één van de verzekerden) in een al bij DAS sinds 5 december 2012 lopende zaak.
Het gaat hierbij om één procedure tegen de verhuurder, waarin twee geschilpunten centraal stonden. De heer Van der Ploeg stond verzekerde bij in een geschil over de ontruiming bij het einde van de huurtermijn. Tevens was er een geschil over achterstand in de betaling van de energierekening. Toen [Y] bemerkte dat de heer Van der Ploeg daarover niets had vermeld in de stukken, nam zij daarover telefonisch contact op. Haar werd toen gevraagd om daarvan een nieuwe melding te doen via de website. Beide geschilpunten zijn in één procedure behandeld. Zelfs al dit twee verschillende geschilpunten zijn, dan geldt art 3.3 van de algemene voorwaarden. Aldus steeds Bloembollen [X] .”
3.3.
De rechtbank is tot het oordeel gekomen dat de kwestie zoals die op 22 februari 2013 via de website is gemeld niet dezelfde gebeurtenis is als waarop de melding van 6 december 2012 betrekking had. Verder moet volgens de rechtbank het bericht van 22 februari 2013 worden beschouwd als een melding als bedoeld in artikel 15.3 lid 1 onder b van de algemene voorwaarden. Dit betekent dat DAS tijdig tot opzegging is overgegaan, want de opzegging bij brief van 14 maart 2013 is gedaan binnen twee maanden na de melding van 22 februari 2013, aldus nog steeds de rechtbank.
3.4.
Met grief I betoogt Bloembollen [X] dat op 5 (of 6) december 2012 telefonisch een geschil is gemeld tussen [Y] Bloembollen B.V. (hierna: [Y] ) als verzekerde en Woningstichting Den Helder als haar wederpartij. Het betrof enerzijds de opzegging door Woningstichting Den Helder van de pachtovereenkomst en de daarmee gepaard gaande ontruimingsaanzegging en anderzijds de volgens Woningstichting door [Y] onbetaald gelaten energiekosten. Wat dit laatste betreft stelde [Y] zich op het standpunt dat Woningstichting Den Helder een onjuist tarief in rekening had gebracht, namelijk een particulier tarief in plaats van een tuinderstarief. Mr. Van der Ploeg van DAS heeft de melding in behandeling genomen en heeft namens [Y] op 18 februari 2013 een brief gestuurd aan Woningstichting Den Helder. Na kennisname van deze brief heeft [B] namens [Y] telefonisch contact opgenomen met mr. Van der Ploeg en hem gezegd dat hij in zijn brief alleen aandacht heeft besteed aan de pachtkwestie, maar niet aan de teveel in rekening gebrachte energiekosten. Mr. Van der Ploeg heeft vervolgens gevraagd de kwestie van de energiekosten schriftelijk te melden via de website. [B] heeft dat gedaan, aldus nog steeds Bloembollen [X] . Dit heeft ertoe geleid dat via de website een bericht is gestuurd zoals hiervoor is aangehaald in r.o. 2.13.
3.5.
Kern van de grieven van Bloembollen [X] is dat de kwestie over de teveel in rekening gebrachte energiekosten reeds op 5 (of 6) december 2012 bij DAS is gemeld en niet op 22 februari 2013. Op 22 februari 2013 heeft Bloembollen [X] slechts schriftelijk de door [B] bij mr. Van der Ploeg geuite kritiek op de brief van 18 februari 2013 vastgelegd. Het betrof geen nieuwe schademelding, zodat DAS op 14 maart 2013 niet bevoegd was tot opzegging van de verzekering over te gaan.
3.6.
DAS betwist gemotiveerd deze door Bloembollen [X] gestelde feitelijke gang van zaken. DAS stelt dat op 5 (of 6) december 2012 bij haar niet de kwestie over de teveel in rekening gebrachte energiekosten is gemeld. In de overgelegde melding op 6 december 2012 is niets vermeld over een kwestie over energiekosten. Mr. Van der Ploeg is verder niets bekend over een telefoongesprek op 22 februari 2013. Uit de aantekeningen in het dossier blijkt dat ook niet. Als een dossierbehandelaar al zou vragen om een schriftelijke bevestiging, zou dat via zijn eigen e-mailadres geschieden en niet via de website, aldus DAS.
3.7.
Het hof overweegt het volgende. De vorderingen van Bloembollen [X] zijn primair erop gericht te bereiken dat DAS de verzekering nakomt. Zij vordert verder bijkomende schadevergoeding. DAS meent dat zij niet tot nakoming of schadevergoeding is gehouden, omdat zij de verzekering heeft opgezegd en daartoe ook was gerechtigd. Het hof is van oordeel dat DAS de bewijslast draagt van haar stelling dat zij de verzekering tussentijds rechtsgeldig heeft opgezegd. Hetgeen Bloembollen [X] heeft aangevoerd (zie r.o. 3.4) en erop neerkomt dat de kwestie over de teveel in rekening gebrachte energiekosten reeds op 5 (of 6) december 2012 bij DAS is gemeld, betreft een feitelijke onderbouwing van de betwisting van de stelling van DAS dat op 22 februari 2013 een nieuwe gebeurtenis bij DAS is gemeld. DAS zal worden toegelaten tot het bewijs van haar stelling dat zij de verzekering heeft opgezegd binnen twee maanden nadat de verzekerde een gebeurtenis heeft gemeld die voor DAS tot verlening van rechtsbijstand kan leiden.
3.8.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

4.Beslissing

Het hof:
laat DAS toe tot de hiervoor in r.o. 3.7 bedoelde bewijslevering;
bepaalt dat indien DAS getuigen wil doen horen, een getuigenverhoor zal plaatsvinden voor mr. J.W. Hoekzema, daartoe tot raadsheer-commissaris benoemd, in het Paleis van Justitie, IJdok 20 te Amsterdam op een nader te bepalen datum en tijdstip;
bepaalt dat de advocaat van DAS alsdan uiterlijk 19 april 2016 schriftelijk en onder opgave van de verhinderdata van alle partijen, hun advocaten en voor te brengen getuigen in de periode van mei tot en met september 2016 aan het enquêtebureau van het hof dient te verzoeken een datum voor het getuigenverhoor te bepalen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.M.P. Geelhoed, J.W. Hoekzema en A.L.M. Keirse en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 5 april 2016.