ECLI:NL:GHAMS:2016:1270

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
6 april 2016
Publicatiedatum
6 april 2016
Zaaknummer
23-5048-13
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beïnvloeding van de verklaringsvrijheid van een getuige in een strafzaak met betrekking tot het ten laste gelegde beïnvloeden van getuigenverklaringen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 6 april 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 1 november 2013. De verdachte werd beschuldigd van het beïnvloeden van de verklaringsvrijheid van getuige [getuige] in de strafzaak Mercedes II. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte en medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] betrokken waren bij het beïnvloeden van de getuige, die onder druk werd gezet om een valse verklaring af te leggen. De verdachte ontkende echter enige betrokkenheid en stelde dat de verklaringen van de getuige onbetrouwbaar waren. Het hof heeft de verklaringen van de getuige en de medeverdachten kritisch beoordeeld en geconcludeerd dat de verklaringen van de getuige inconsistent en niet betrouwbaar waren. Het hof heeft daarom de verdachte vrijgesproken van het ten laste gelegde, omdat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om tot een veroordeling te komen. Tevens werd de vordering van de benadeelde partij [getuige] niet ontvankelijk verklaard, omdat deze zich in eerste aanleg niet tijdig had gevoegd.

Uitspraak

parketnummer: 23-005048-13
datum uitspraak: 6 april 2016
tegenspraak
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 1 november 2013 in de strafzaak onder parketnummer
13-710024-12 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 30 september 2014 en 1 oktober 2014 en van 7 maart 2016, 9 maart 2016, 10 maart 2016, 24 maart 2016 en 1 april 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
primair:
hij in of omstreeks de periode vanaf 12 januari 2012 tot en met 19 januari 2012 te Amsterdam en/of [plaats] en/of Amersfoort, in elk geval Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, opzettelijk mondeling en/of door gebaren en/of bij geschrift en/of afbeelding zich jegens [getuige] en/of een of meerdere andere perso(o)n(en) heeft/hebben geuit, kennelijk om zijn/hun vrijheid om naar waarheid of geweten ten overstaan van een rechter een verklaring af te leggen, te beïnvloeden, terwijl hij en of zijn mededader(s) wist/wisten of ernstige reden had/hadden te vermoeden dat die verklaring(en) zou(den) worden afgelegd, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s):
  • die [getuige] herhaaldelijk gedicteerd en/of gezegd om bij gelegenheid van het geplande getuigenverhoor op 19 januari 2012 in een tegen [medeverdachte 1] aanhangige strafzaak ten overstaan van de rechter-commissaris in strijd met de waarheid te verklaren dat hij, [getuige] , [man 1] in contact heeft gebracht met [man 2] en/of dat hij, [getuige] , [medeverdachte 1] niet (her)kent en/of dat hij, [getuige] , [man 1] een grote idioot en een pathologisch leugenaar vindt en/of dat hij, [getuige] , van zijn advocaat mr. Drummen vernomen had dat hij opgeroepen was voor het getuigenverhoor en/of
  • die [getuige] een of meerdere verklaring(en) van [man 2] uit het strafdossier van de zaak Mercedes 2 overgelegd en die [getuige] gedwongen die verklaring(en) te lezen en/of die [getuige] gedeeltes uit de verklaring(en) van [man 2] voorgehouden en/of
  • die [getuige] op het advocatenkantoor van [verdachte] aantekeningen laten maken van hetgeen hij bij gelegenheid van het getuigenverhoor op 19 januari 2012 ten overstaan van de rechter-commissaris zou moeten verklaren en/of
  • die [getuige] op het advocatenkantoor van [verdachte] een kopie van het paspoort van [man 2] overhandigd, zodat die [getuige] die [man 2] zou kunnen herkennen en/of zijn uiterlijk zou kunnen omschrijven en/of
  • op het advocatenkantoor van [verdachte] meerdere malen met die [getuige] een rollenspel gespeeld, teneinde te oefenen op welke wijze die [getuige] diende te verklaren op vragen die hem gesteld zouden (kunnen) worden bij het getuigenverhoor bij de rechter-commissaris en/of
  • die [getuige] een groot geldbedrag van ongeveer 100.000 euro tot 400.000 euro in het vooruitzicht gesteld indien hij tegenover de rechter-commissaris een valse verklaring zou afleggen en/of
  • die [getuige] bedreigd en geïntimideerd door zijn/hun houding en/of gedrag en/of door op een zeer intimiderende en agressieve toon en met intimiderend taalgebruik tegen die [getuige] te spreken en/of te schreeuwen en/of zijn/hun stem te verheffen en/of hem uit te schelden en/of met zijn/hun vuist(en) te heffen en/of met duim en wijsvinger te wijzen alsof het een pistool was;

subsidiair

[medeverdachte 1] en/of een of meer perso(o)nen in of omstreeks de periode vanaf 12 januari 2012 tot en met 5 maart 2012 te Amsterdam en/of [plaats] en/of Amersfoort, in elk geval Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, opzettelijk mondeling en/of door gebaren en/of bij geschrift en/of afbeelding zich jegens [getuige] en/of een of meerdere andere perso(o)n(en) heeft/hebben geuit, kennelijk om zijn/hun vrijheid om naar waarheid of geweten ten overstaan van een rechter een verklaring af te leggen, te beïnvloeden, terwijl hij en of zijn mededader(s) wist/wisten of ernstige reden had/hadden te vermoeden dat die verklaring(en) zou(den) worden afgelegd, immers heeft/hebben [medeverdachte 1] en/of zijn mededader(s):
- die [getuige] herhaaldelijk gedicteerd en/of gezegd om bij gelegenheid van het geplande getuigenverhoor op 19 januari 2012 in een tegen [medeverdachte 1] aanhangige strafzaak ten overstaan van de rechter-commissaris in strijd met de waarheid te verklaren dat hij, [getuige] , [man 1] in contact heeft gebracht met [man 2] en/of dat hij,
[getuige] , [medeverdachte 1] niet (her)kent en/of dat hij, [getuige] , [man 1] een grote idioot en een pathologisch leugenaar vindt en/of dat hij, [getuige] , van zijn advocaat mr. Drummen vernomen had dat hij opgeroepen was voor het getuigenverhoor en/of
- die [getuige] een of meerdere verklaring(en) van [man 2] uit het strafdossier van de zaak Mercedes2 overgelegd en die [getuige] gedwongen die verklaring(en) te lezen en/of die [getuige] gedeeltes uit de verklaring(en) van [man 2] voorgehouden en/of
- die [getuige] op het advocatenkantoor van [verdachte] aantekeningen laten maken van hetgeen hij bij gelegenheid van het getuigenverhoor op 19 januari 2012 ten overstaan van de rechter-commissaris zou moeten verklaren en/of
- die [getuige] op het advocatenkantoor van [verdachte] een kopie van het paspoort van [man 2] overhandigd, zodat die [getuige] die [man 2] zou kunnen herkennen en/of zijn uiterlijk zou kunnen omschrijven en/of
- op het advocatenkantoor van [verdachte] meerdere malen met die [getuige] een rollenspel gespeeld, teneinde te oefenen op welke wijze die [getuige] diende te verklaren op vragen die hem gesteld zouden (kunnen) worden bij het getuigenverhoor bij de rechter-commissaris en/of
- die [getuige] een groot geldbedrag van ongeveer 100.000 euro tot 400.000 euro in het vooruitzicht gesteld indien hij tegenover de rechter-commissaris een valse verklaring zou afleggen en/of
- die [getuige] bedreigd en geïntimideerd door zijn/hun houding en/of gedrag en/of door op een zeer intimiderende en agressieve toon en met intimiderend taalgebruik tegen die [getuige] te spreken en/of te schreeuwen en/of zijn/hun stem te verheffen en/of hem uit te schelden en/of met zijn/hun vuist(en) te heffen en/of met duim en wijsvinger te wijzen alsof het een pistool was en/of
- die [getuige] onder andere op 19 februari 2012, op 23 februari 2012 en op 05 maart 2012 telefonisch benaderd waarbij hem is gezegd dat hij moet verklaren dat hij [man 2] en [man 1] bij elkaar heeft gebracht en/of dat hij 'hem' niet moet aanwijzen in de rechtbank en/of dat hij alleen [man 2] en [man 1] aan moet wijzen in de rechtszaal en/of dat [man 2] en [man 1] de schuld moeten krijgen en/of dat hij 'hem' buiten schot moet houden want anders gaan er koppen vallen en/of dat hij moet verklaren dat hij in de war is en/of dat hij vol moet houden en/of dat het geld pas los kan komen zolang 'hij' los blijft en/of dat hij dan een heel groot deel zal krijgen en/of dat hij dan van zijn schulden af zal zijn en/of dat zij dan samen een kroeg gaan beginnen in Spanje;
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, in of omstreeks de periode vanaf 17 januari tot en met 18 januari 2012 te [plaats] en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft/hebben verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is/zijn geweest door samen met een ander, althans alleen:
  • (een ruimte van) zijn kantoor [kantooradres] ) en/of de faciliteiten van zijn kantoor en/of
  • (delen van) het strafdossier van de zaak Mercedes 2 aan die [medeverdachte 1] en/of anderen ter beschikking heeft gesteld/te stellen en/of
  • hij, verdachte, toen [medeverdachte 1] en/of zijn mededader(s)
- die [getuige] een of meerdere verklaring(en) van [man 2] uit het strafdossier van de zaak Mercedes 2 had(den) overgelegd en die [getuige] dwong(en) die verklaring(en) te lezen en/of die [getuige] gedeeltes uit de verklaring(en) van [man 2] voorhield(en) en/of
- die [getuige] op het advocatenkantoor van [verdachte] aantekeningen liet(en) maken van hetgeen hij bij gelegenheid van het getuigenverhoor op 19 januari 2012 ten overstaan van de rechter-commissaris zou moeten verklaren en/of
- die [getuige] op het advocatenkantoor van [verdachte] een kopie van het paspoort van [man 2] overhandigde(n), zodat die [getuige] die [man 2] zou kunnen herkennen en/of zijn uiterlijk zou kunnen omschrijven en/of
- op het advocatenkantoor van [verdachte] (meerdere malen) met die [getuige] een rollenspel speelde(n), teneinde te oefenen op welke wijze die [getuige] diende te verklaren op vragen die hem gesteld zouden (kunnen) worden bij het getuigenverhoor bij de rechter-commissaris;
in zijn/hun hoedanigheid van advocaat aanwezig is/zijn geweest en die [getuige] heeft/hebben geadviseerd en/of geïnformeerd omtrent zijn geplande getuigenverhoor op 19 januari 2012 door hem de procedure van het getuigenverhoor uit te leggen en/of tegen die [getuige] te zeggen dat hij hem, verdachte, gedurende het verhoor niet mocht aankijken, waarmee hij aan die uitingen kracht heeft bijgezet.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.

Vrijspraak

Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gerequireerd tot bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde medeplegen van het belemmeren van de verklaringsvrijheid van de getuige [getuige] . Hij heeft daartoe aangevoerd dat uit het dossier kan worden afgeleid dat in de dagen voorafgaand aan het verhoor van [getuige] op 19 januari 2012 bij de rechter-commissaris, [getuige] onder druk is gezet met als doel een vooraf gedicteerde valse verklaring af te leggen. Het bewerken van [getuige] zou in januari 2012 hebben plaatsgevonden, onder andere op het kantoor van de verdachte in [plaats] op 17 januari 2012. De verklaringen van [getuige] dienaangaande zijn betrouwbaar en worden ondersteund door andere in het dossier voorhanden zijnde bewijsmiddelen. De periode van beïnvloeding vangt aan met het bezoek van de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op 13 januari 2012 aan [getuige] in Sluis en eindigt enkele weken na de kantoorontmoeting van 17 januari 2012 tussen [getuige] en de medeverdachten [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 3] , aldus de advocaat-generaal. Daarbij kan de verdachte gelet op de te dien aanzien te hanteren jurisprudentie en hetgeen daartoe in het dossier voorhanden is als medepleger van de belemmering van de verklaringsvrijheid van [getuige] worden aangemerkt.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat de verdachte integraal dient te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde, aangezien er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. De verklaringen van [getuige] zijn onbetrouwbaar en kunnen niet voor het bewijs worden gebezigd. Die verklaringen worden verder ook niet ondersteund door andere wettige en overtuigende bewijsmiddelen.
De raadsvrouw heeft in het geval het hof de verklaringen van [getuige] toch betrouwbaar acht, opnieuw verzocht de psychiater [psychiater] of de huidige psychiater en/of psycholoog van [getuige] als deskundige te doen horen.
Overwegingen en oordeel van het hof
Met de raadsvrouw en anders dan de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat op grond van de stukken in het dossier niet kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde. Het overweegt hieromtrent als volgt.
-
beoordelingskader
Het hof stelt voorop dat artikel 285a Sr niet vereist dat de getuige die wordt benaderd daadwerkelijk in zijn verklaringsvrijheid is belemmerd. Uit de tekst van voornoemd wetsartikel en de wetsgeschiedenis volgt dat voor een bewezenverklaring voldoende is dat komt vast te staan dat de uiting kennelijk was bedoeld om de vrijheid van de betrokken persoon, om naar waarheid of geweten ten overstaan van een rechter of ambtenaar een verklaring af te leggen, te beïnvloeden en dat niet is vereist dat die bedoeling ook daadwerkelijk dat effect heeft gehad. Aldus is de strekking van deze bepaling ruim.
Anderzijds dient er voor te worden gewaakt dat ieder zaaksgebonden contact met een persoon die als getuige is of zal worden opgeroepen voor het afleggen van een verklaring ten overstaan van een rechter (of ambtenaar) binnen de werkingssfeer van deze bepaling wordt gebracht. Daarbij dient in ogenschouw te worden genomen dat het in het kader van een goede beroepsvervulling met name voor advocaten niet ongebruikelijk – en soms zelfs aangewezen – is, zich nader te doen informeren omtrent hetgeen waarover een getuige zal kunnen verklaren, indien deze als zodanig zal worden opgeroepen. Immers, zodanige informatie kan van belang zijn bij een in het kader van de verdediging te nemen beslissing om een persoon al dan niet als getuige op te roepen of van een reeds opgeroepen getuige af te zien. Ervan uitgaande dat in beginsel iedere vorm van (zaaksgebonden) contact een zekere beïnvloeding inhoudt, dient derhalve in concrete gevallen aan de hand van de feiten en omstandigheden te worden vastgesteld of sprake is van een uiting die kennelijk bedoeld is om de verklaringsvrijheid van de getuige te beïnvloeden. Daarvan zal in ieder geval, maar niet uitsluitend, sprake kunnen zijn ingeval gebruik wordt gemaakt van (dwang)middelen als intimidatie, het in het vooruitzicht stellen van een positief gevolg zoals een beloning, of het inwerken op het gemoed, bijvoorbeeld door een beroep te doen op gevoelens van loyaliteit of medelijden.
-
feitelijke vaststellingen
Bij de beoordeling of van een strafbare vorm van beïnvloeding als hiervoor bedoeld sprake is geweest gaat het hof uit van de volgende vaststellingen. Daarbij zal ten behoeve van de leesbaarheid de verdachte steeds als [verdachte] worden aangeduid, tenzij uitdrukkelijk anders vermeld.
[medeverdachte 1] was ten tijde van het tenlastegelegde verdachte in een strafzaak genaamd ‘Mercedes II’. Ook [getuige] was destijds verdachte in diezelfde strafzaak. [medeverdachte 1] ’s raadsman [verdachte] heeft aan de rechter-commissaris te Amsterdam kenbaar gemaakt dat de verdediging [getuige] als getuige wilde horen. De rechter-commissaris heeft [getuige] vervolgens opgeroepen om op 19 januari 2012 als getuige a décharge in de strafzaak tegen [medeverdachte 1] te worden gehoord. Deze oproeping heeft [getuige] niet bereikt. [medeverdachte 1] heeft met de medeverdachte [medeverdachte 2] de verblijfplaats van [getuige] in Sluis achterhaald.
Op 13 januari 2012 hebben [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] [getuige] in Sluis bezocht en in diens woning met hem over de af te leggen verklaring gesproken. Op 17 januari 2012 hebben [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] [getuige] in Sluis opgehaald en zijn met hem naar Amersfoort gereden, waar [getuige] is afgezet bij een hotel. In de avond van 17 januari 2012 hebben [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] [getuige] daar weer opgehaald en zijn met hem naar [verdachte] gegaan. Op diens kantoor in [plaats] heeft een langdurige bespreking plaatsgevonden, waarbij opnieuw is gesproken over de verklaring die [getuige] als getuige zou gaan afleggen. Na afloop van die bespreking hebben [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] [getuige] teruggebracht naar zijn hotel.
Op 19 januari 2012 hebben [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] [getuige] naar de rechtbank in Amsterdam gebracht, waar hij door de rechter-commissaris als getuige zou worden gehoord. [getuige] heeft die dag echter geen verklaring afgelegd, maar heeft daarentegen ten overstaan van de rechter-commissaris te kennen gegeven dat hij geen verklaring wilde afleggen, omdat deze dan een valse verklaring zou zijn. De rechter-commissaris heeft daarop besloten het verhoor geen doorgang te laten vinden. [getuige] heeft in dezelfde zin ook met de officier van justitie gesproken. Vervolgens is [getuige] per trein naar Amersfoort gereisd, waar hij een ontmoeting heeft gehad met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] . Daarna is [getuige] naar Sluis teruggekeerd. Ruim een maand later, te weten op 19 en 23 februari 2012 alsmede op 5 maart 2012, heeft [getuige] telefonisch met [medeverdachte 2] gesproken over door hem af te leggen en in te trekken verklaringen. In deze gesprekken werd ook gerefereerd aan de hierboven weergegeven gebeurtenissen. Uit de inhoud van de gesprekken kan worden afgeleid dat [getuige] in de zaak Mercedes II twee andere personen valselijk zou beschuldigen en dat [medeverdachte 1] daardoor ‘uit de wind’ zou worden gehouden. Voorts blijkt daaruit dat [medeverdachte 2] stelde dat ook hij door een verklaring van [getuige] problemen met justitie dreigde te krijgen.
-
beoordeling
De verdachte heeft erkend dat op voornoemde avond op zijn kantoor een ontmoeting heeft plaatsgevonden, waarbij [medeverdachte 1] , [getuige] en [medeverdachte 3] aanwezig waren.
Hij heeft verklaard dat tijdens die ontmoeting over het op handen zijnde getuigenverhoor van [getuige] is gesproken, maar heeft steeds ontkend dat daarbij sprake was van enige beïnvloeding van [getuige] . Ook [medeverdachte 1] heeft dit ontkend. Uit de verklaring van [medeverdachte 3] kan evenmin worden opgemaakt dat van beïnvloeding van [getuige] , op de wijze zoals ten laste gelegd, sprake zou geweest.
Dat voornoemde ontmoeting op een voor de ontvangst van cliënten ongebruikelijk laat tijdstip heeft plaatsgevonden en dat de ontmoeting lang heeft geduurd is opmerkelijk, maar daaruit kan op zichzelf niet worden afgeleid dat [verdachte] [getuige] in verband met het geplande getuigenverhoor bij de rechter-commissaris op strafbare wijze heeft willen beïnvloeden. Dat kan evenmin worden afgeleid uit het feit dat [verdachte] veelvuldig telefonisch contact heeft gehad met [medeverdachte 1] . Intensief contact tussen een verdachte en zijn raadsman is immers niet zonder meer ongebruikelijk, terwijl omtrent de inhoud van die gesprekken niets bekend is. Dat het enige gesprek waarvan de inhoud wel in het dossier aanwezig is als belastend voor [verdachte] en [medeverdachte 1] kan worden aangemerkt, vermag het hof niet in te zien, nu naar het oordeel van het hof de aanname van de advocaat-generaal dat [verdachte] en [medeverdachte 1] in dat gesprek veinzen dat zij [getuige] niet kennen, omdat zij het denkbaar achtten dat [getuige] was doorgeslagen, niet zonder meer als juist kan worden aanvaard.
De verklaring van [getuige] dat hij gedurende de late avond van 17 januari 2012 mede door de verdachte is geïnstrueerd over hetgeen hij bij het geplande getuigenverhoor moest zeggen is, gelet op het voorgaande, van doorslaggevend belang bij de beoordeling van het tenlastegelegde.
Met betrekking tot de door [getuige] afgelegde verklaringen heeft het hof de vraag te beantwoorden of, en zo ja in hoeverre, deze verklaringen als betrouwbaar kunnen worden aangemerkt, zulks te meer nu de verdachte iedere betrokkenheid bij het tenlastegelegde, waarover [getuige] ten aanzien van hem heeft verklaard, ontkent en bestrijdt dat hetgeen in die verklaringen over hem is gezegd juist is en de verdediging de betrouwbaarheid van die verklaringen ook gemotiveerd in twijfel heeft getrokken.
Ter beoordeling van de betrouwbaarheid van een afgelegde verklaring staan in het algemeen diverse wegen open. Zo kan worden gekeken of hetgeen met betrekking tot bepaalde verdachten of overigens is verklaard overeenkomt met of steun vindt in - zo te noemen - objectieve feitelijke gegevens, of de betreffende verklaring ‘uit zichzelf’ (dat wil zeggen, zonder wetenschap vooraf van hetgeen uit het onderzoek reeds naar voren is gekomen) is afgelegd, of de verklaring op andere onderdelen steeds consistent is en of onderdelen van de verklaring zich verdragen met andere in het onderzoek naar voren gekomen gegevens (zie Hof Amsterdam 25 juli 2003, LJN AM1503). Daarnaast kunnen de ouderdom en de complexiteit van de feiten, waarover is verklaard, bij de beoordeling een rol spelen, evenals het motief voor het afleggen van de verklaring.
In het onderhavige geval kan worden vastgesteld dat [getuige] op 19 januari 2012 ‘uit zichzelf’ aan de rechter-commissaris heeft verteld dat hij geen verklaring wilde afleggen, omdat deze dan een valse verklaring zou zijn en dat hij daarbij de gang van zaken met betrekking tot het bezoek aan het kantoor van de raadsman van ‘de Marokkaanse man’ (het hof begrijpt: het kantoor van de verdachte als raadsman van [medeverdachte 1] ) heeft geschetst. Voorts kan worden vastgesteld dat zijn verklaring voor een deel bevestiging heeft gevonden in objectieve feitelijke gegevens.
Daar staat tegenover dat [getuige] destijds ook zelf verdachte was in de strafzaak Mercedes II, waarin hij als getuige was opgeroepen. Het hof dient dan ook bij de toetsing van de betrouwbaarheid van diens verklaring mede onder ogen te zien dat hij in die zaak een eigen belang had. Nu de zaak Mercedes II niet ter beoordeling aan het hof voorligt is het hof niet bekend met de stukken in die zaak en kan het derhalve de positie van [getuige] in die zaak niet goed beoordelen. Het hof kan slechts vaststellen dat zijn zaak, op enig moment na de hiervoor beschreven voorvallen, is geseponeerd. Het hof zal zijn verklaringen reeds om die reden met behoedzaamheid dienen te bezien.
[getuige] heeft verschillende verklaringen afgelegd over de betrokkenheid van de verdachte en de medeverdachten bij het tenlastegelegde. Op 19 januari 2012, de dag waarop hij bij de rechter-commissaris als getuige was opgeroepen, heeft hij zijn verhaal gedaan ten overstaan van (achtereenvolgens) de rechter-commissaris en de officier van justitie. Nadien is hij meermalen als getuige gehoord, te weten bij de politie, de rechter-commissaris en ook ter terechtzitting in hoger beroep. Het hof heeft geconstateerd dat die verklaringen niet consistent zijn en op essentiële punten innerlijk tegenstrijdig. Zo heeft [getuige] in zijn eerste verklaring onvermeld gelaten dat de tweede man die op 13 januari 2012 bij hem voor de deur stond de hem goed bekende [medeverdachte 2] was. Ook heeft [getuige] wisselend verklaard omtrent (onder meer) documenten die [medeverdachte 1] hem tijdens dat eerste gesprek zou hebben laten zien - in zijn eerste verklaring zou dit een lijst zijn geweest met door de rechter-commissaris te horen getuigen, in zijn latere verklaringen een lijst met al zijn oude adressen - het al dan niet bestaan van een afspraak om hem op 17 januari 2012 op te halen en over de vraag of, en zo ja op welke momenten, sprake was van een dreigende sfeer.
Voorts komt uit de tapgesprekken tussen [getuige] en [medeverdachte 2] van 19 en 23 februari en 5 maart 2012 met betrekking tot [getuige] een beeld naar voren van een persoon die nadrukkelijk en uitgebreid aan het woord is en zich niet laat vertellen wat hij moet doen. De gesprekspartners instrueerden elkaar in die gesprekken over en weer. Voorts werd daarin weliswaar gesproken over een in te trekken en/of af te leggen verklaring van [getuige] , maar niet is telkens zonder meer duidelijk of dit zag op een af te leggen verklaring in de zaak Mercedes II of een reeds afgelegde verklaring in de onderhavige zaak, Mercedes III.
Dit alles beziet het hof mede in het licht van aanwijzingen dat medische gronden bestaan om te vermoeden dat [getuige] feit en fictie – minst genomen – onvoldoende van elkaar kan onderscheiden. Het hof verwijst naar de brief met betrekking tot het ontslag van [getuige] uit Emergis (het hof begrijpt: een instelling voor geestelijke gezondheidszorg) van psychiater [psychiater] van 24 april 2012 alsmede naar de begeleidende email van [naam] , secretaresse afdeling opname van Emergis. Uit voornoemde brief blijkt onder meer dat [getuige] van 24 februari 2012 tot en met 23 april 2012 is opgenomen geweest in een instelling voor geestelijke gezondheidszorg in verband met (onder meer) paranoïde wanen en dat een vermoeden bestond van pseudologia fantastica.
Het hof acht, gelet op al het voorgaande, de verklaringen van [getuige] onvoldoende betrouwbaar om deze voor het bewijs te bezigen.
Anders dan de advocaat-generaal en de rechtbank is het hof voorts van oordeel dat ook de verklaringen van [medeverdachte 2] geen (steun)bewijs opleveren tegen de verdachte. [medeverdachte 2] was niet aanwezig bij de bespreking op het kantoor van de verdachte en heeft daaromtrent ook niet verklaard.
Nu uit het dossier noch uit het verhandelde ter terechtzitting anderszins is gebleken van voor de verdachte belastende feiten of omstandigheden, zal het hof hem bij gebrek aan voldoende wettig en overtuigend bewijs van zowel het primair als het subsidiair tenlastegelegde vrijspreken.
Ten aanzien van het door de raadsvrouw ter terechtzitting gedane (voorwaardelijke) verzoek, geldt dat de voorwaarde, waaronder het verzoek is gedaan, niet is vervuld, zodat daarop niet hoeft te worden beslist.

Vordering van de benadeelde partij [getuige]

In het dossier bevindt zich – voor zover hier van belang – :
  • een e-mailbericht van [advocaat] van 29 februari 2016, waarin deze zich stelt als advocaat van de benadeelde partij [getuige] en verzoekt om afschrift van het dossier;
  • een e-mailbericht van [advocaat] van 4 maart 2016, waarin hij mededeelt dat hij de gevraagde stukken heeft ontvangen, maar geen contact heeft kunnen krijgen met zijn cliënt, zodat hij om die reden niet ter terechtzitting van heden zal verschijnen. Hij deelt namens de benadeelde partij voorts mede dat deze zijn vordering in hoger beroep wenst te handhaven;
De advocaat-generaal en de raadsvrouw hebben zich in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij niet ontvankelijk dient te worden verklaard omdat de benadeelde partij zich in eerste aanleg niet tijdig (dat wil zeggen uiterlijk voor requisitoir in eerste aanleg) in het geding heeft gevoegd en daartoe thans in hoger beroep onbevoegd is.
Het hof heeft ter terechtzitting van 7 maart 2016 hiertoe overwogen dat de vordering van de benadeelde partij [getuige] niet ontvankelijk moet worden verklaard op de grond dat deze in eerste aanleg te laat is ingediend, te weten pas ná het requisitoir in eerste aanleg op 22 november 2016, terwijl de benadeelde partij reeds vanaf 3 juli 2012 op de hoogte was gesteld van de zittingsdata en hem toen ook een voegingsformulier is toegezonden. Nu hij zich in eerste aanleg niet tijdig heeft gevoegd is hij daartoe in hoger beroep niet meer bevoegd.

Beslissing

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart de benadeelde partij [getuige] niet ontvankelijk in de vordering
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.S.G. Verhoeff, mr. A.E.M. Röttgering en mr. M. Iedema, in tegenwoordigheid van
mr. F. Hardonk-Kruiswijk, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 6 april 2016.