ECLI:NL:GHAMS:2016:1115

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
25 maart 2016
Publicatiedatum
29 maart 2016
Zaaknummer
23-001411-14
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijspraak van diefstal in vereniging en poging daartoe

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 25 maart 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vrijspraak van de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder vrijgesproken van een aantal tenlastegelegde feiten, waaronder diefstal in vereniging en poging daartoe. Het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak van een van de feiten. Het hof heeft de zaak onderzocht op basis van de camerabeelden en de verklaringen van verbalisanten die de verdachte herkenden. Het hof oordeelde dat de herkenning door de verbalisanten niet betrouwbaar was, wat leidde tot vrijspraak van het eerste feit. Echter, voor de feiten 2 en 3, die betrekking hadden op woninginbraken, oordeelde het hof dat er voldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek van de tijd die in voorlopige hechtenis was doorgebracht. Daarnaast werden er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, die voortvloeiden uit de bewezen verklaarde feiten. Het hof heeft de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, met uitzondering van een deel dat als onevenredige belasting van het strafgeding werd beschouwd. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en de impact op de slachtoffers.

Uitspraak

Parketnummer: 23-001411-14
Datum uitspraak: 25 maart 2016
TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 26 maart 2014 in de strafzaak onder parketnummer 13-669205-13 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1994,
adres: [adres 1],
thans uit anderen hoofde gedetineerd in PI Noord Holland Noord - HvB Zwaag te Zwaag.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De verdachte is door rechtbank Amsterdam vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 4 is ten laste gelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak voor feit 4.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
7 november 2014 en 11 maart 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is, voor zover thans nog aan de orde, ten laste gelegd dat:
1:
hij op of omstreeks 4 augustus 2013 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, omstreeks 1.30 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, tegen de wil van de rechthebbende, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in / uit een woning aan de [adres 2] weg te nemen geld en/of goederen van zijn gading, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], althans aan de bewoner van voornoemde woning, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en zich daarbij de toegang tot de plaats des misdrijfs te verschaffen en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking,
met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen,
- zich naar die woning heeft begeven en/of
- het cilinderslot van de deur van die woning heeft trachten te forceren door een gat te boren en/of een schroef in dat cilinderslot te drijven en/of
- de voordeur van die woning met een breekijzer heeft trachten open te breken;
2:
hij op een of meer tijdstip(pen) op of omstreeks 29 oktober 2013 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit
A. een woning aan de [adres 3] en/of
B. een woning aan de [adres 4] heeft weggenomen:
(ten aanzien van A)
- een zilverkleurige tablet computer en/of
- een zilverkleurig horloge (merk Seiko) en/of
- een zilverkleurig horloge (merk Diesel) en/of
- twee goudkleurige ringen en/of
(ten aanzien van B)
- een zwarte Toshiba portable computer en/of
- een zwarte Samsung Galaxy tablet computer en/of
- een zwart herenhorloge (merk Armani) en/of
- een zilverkleurig herenhorloge (merk Hugo Boss) en/of
- een goudkleurig dameshorloge (merk Calvin Klein) en/of
- twee, althans een of meer zilverkleurige ringen (merk Swarovski) en/of
- een goudkleurige armband (merk Swarovski) en/of
- een goudkleurige ketting (merk Swarovski) en/of
- een oranje portemonnee en/of
- een aanzienlijk geldbedrag (van ongeveer 3000 euro),
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
A) [slachtoffer 2] en/of
B) [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking, namelijk door het uitboren en/of forceren van een (cilinder)slot;
3:
hij op of omstreeks 29 oktober 2013 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning aan de [adres 5] weg te nemen goederen en/of geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 6], althans aan de bewoner van voornoemde woning, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en zich daarbij de toegang tot de plaats des misdrijfs te verschaffen en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking,
met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen,
- zich naar die woning heeft begeven en/of
- het cilinderslot van de deur van die woning heeft geforceerd en/of
- die woning is binnengegaan en/of
- die woning heeft doorzocht op geld en/of goederen van hun/zijn gading.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.

Vrijspraak feit 1

Drie verbalisanten hebben de verdachte herkend op camerabeelden, onder meer aan een opvallend jack van het merk Lacoste, met horizontale strepen. Deze verbalisanten zijn drie dagen eerder aanwezig geweest bij de doorzoeking van de woning van de verdachte, waarbij een jack is aangetroffen dat sterk lijkt op het jack dat de inbreker op de camerabeelden draagt. Met de raadsman is het hof van oordeel dat deze combinatie van omstandigheden afbreuk doet aan de betrouwbaarheid van een herkenning door de verbalisanten.
Naar het oordeel van het hof is daarom niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

Bewijsoverwegingen feiten 2 en 3

De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep het hof verzocht de verdachte vrij te spreken van de feiten 2 en 3 wegens gebrek aan bewijs. Hij heeft hiertoe aangevoerd, kort en zakelijk weergeven, dat de herkenning van de verdachte op de camerabeelden door de verbalisanten niet betrouwbaar is, dat de beelden beperkt van kwaliteit zijn en dat het dossier voor het overige onvoldoende bewijs bevat.
Het hof overweegt met betrekking tot de herkenning van de verdachte als volgt.
Verbalisant [verbalisant 1] heeft naar aanleiding van een aantal inbraken camerabeelden bekeken afkomstig van een appartementencomplex aan de [adres 6]. Hij heeft verklaard dat hij geen voorafgaand overleg heeft gehad met collega’s en dat hij op deze beelden direct en zonder twijfel de drie personen heeft herkend en ook hun namen kende. De verbalisant heeft in zijn hoedanigheid als voormalig lid van het jeugdteam (nu gedetacheerd bij High Impact Crime, persoon gebonden aanpak) veelvuldig te maken gehad met jeugd uit de buurt Overtoomse Veld in Amsterdam Nieuw-West, waar naar hij weet ook deze drie verdachten wonen. Hij heeft deze drie verdachten veelvuldig in de wijk gezien, gesproken, staande gehouden en aangehouden (p. 3, dossier 3).
Verbalisant [verbalisant 2] heeft ook de genoemde camerabeelden bekeken en heeft verklaard, dat hij de drie personen direct heeft herkend en dat hij ze van de straat kent. De verbalisant kent de namen van deze personen. Hij is op straat meerdere keren met deze jongens, waaronder de verdachte, in contact geweest en deze jongens kennen de verbalisant ook. [verbalisant 2] is lid geweest van het jeugdteam van het bureau August Allebé plein en is daarom in de buurten van Overtoomse Veld Noord en Zuid goed bekend met de jeugd op straat. Het doel van het jeugdteam was het kennen en herkennen van de jeugd uit het werkgebied (p. 28 van dossier 3).
Het hof heeft geen aanleiding te twijfelen aan de herkenning van de verdachte door de verbalisanten. Door hun recente en intensieve ervaringen met de jeugdgroep in dit specifieke deel van Amsterdam, kan en mag in dit geval op de verklaring van de verbalisanten worden vertrouwd. Aan deze herkenning doet het rapport van het NFI van 28 oktober 2015 [1] niet af. Het NFI rapporteert dat de belichting, scherpte en contrast van zowel de betwiste als de vergelijkingsopnames matig zijn en de resolutie beperkt is. De door de onderzoekers geconstateerde overeenkomsten en verschillen van gezichtskenmerken en de daarop gebaseerde bevindingen, kunnen daarom niet als ontlastend worden aangemerkt. Het hof acht de kwaliteit van de beelden en de stills die zich in het dossier bevinden, voldoende duidelijk voor de verbalisanten om tot een herkenning te komen.
Gelet op de aangiften en de steeds terugkerende wijze van braak, de zogenaamde kerntrekmethode, de hoeveelheid beelden waarop steeds dezelfde drie jongens te zien zijn die zich bij de toegangsdeur en in het centrale trappenhuis bevinden, hun gezicht wegdraaien van de bewakingscamera, en de door de verdachten op die beelden gedragen combinatie van kleding en schoenen die een sterke gelijkenis vertonen met de kleding en schoenen die zijn aangetroffen in de woningen van de verdachten, is het hof van oordeel dat de herkenning van de verdachten door de verbalisanten in voldoende mate wordt ondersteund door het overige bewijsmateriaal.
Anders dan de raadsman is het hof van oordeel dat de aangetroffen kleding en schoenen niet alleen op zich voldoende onderscheidend zijn, maar ook en vooral de specifieke combinatie van deze schoenen en kledingstukken zoals gedragen door de inbrekers en aangetroffen in de woningen van de verdachten.
Het hof is op grond van de stukken van het dossier in onderling verband en samenhang tot de overtuiging gekomen dat het de verdachte is geweest die, samen met zijn medeverdachten de onder 2 en 3 tenlastegelegde feiten heeft gepleegd. Het verweer wordt verworpen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
2:
hij op 29 oktober 2013 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit
A. een woning aan de [adres 3] en
B. een woning aan de [adres 4]
heeft weggenomen:
ten aanzien van A
- een zilverkleurige tablet computer en
- een zilverkleurig horloge merk Seiko en
- een zilverkleurig horloge merk Diesel en
- twee goudkleurige ringen en
ten aanzien van B
- een zwarte Toshiba portable computer en
- een zwarte Samsung Galaxy tablet computer en
- een goudkleurig dameshorloge merk Calvin Klein en
- twee zilverkleurige ringen merk Swarovski en
- een goudkleurige armband merk Swarovski en
- een goudkleurige ketting merk Swarovski en
- een oranje portemonnee en
- een geldbedrag van ongeveer 3000 euro,
toebehorende aan
A) [slachtoffer 2] en
B) [slachtoffer 3] of [slachtoffer 5],
waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak, namelijk door het uitboren en forceren van een cilinderslot.
3:
hij op 29 oktober 2013 te Amsterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning aan de [adres 5] weg te nemen goederen en/of geld, toebehorende aan [slachtoffer 6] en zich daarbij de toegang tot de plaats des misdrijfs te verschaffen door middel van braak, met zijn mededaders
- zich naar die woning heeft begeven en
- het cilinderslot van de deur van die woning heeft geforceerd en
- die woning is binnengegaan en
- die woning heeft doorzocht.
Hetgeen onder 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het aanwenden van een rechtsmiddel zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 2 en 3 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, meermalen gepleegd.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 2 en 3 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf en maatregel

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van de tijd die in voorlopige hechtenis is doorgebracht.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf en maatregel als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf en maatregel bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan twee woninginbraken en een poging daartoe. De verdachte is op brutale wijze en midden op de dag te werk gegaan. Met slechts oog voor gemakkelijk eigen financieel gewin heeft de verdachte de bewoners van deze woningen niet alleen forse materiële schade, maar ook gevoelens van onbehagen bezorgd.
Gelet op de aard en de ernst van deze reeks van de feiten, het samenwerkingsverband en de toegebrachte schade is het hof van oordeel dat de door de rechtbank opgelegde straf in dit geval in beginsel passend en geboden is. Het hof heeft, net als de rechtbank, bij dit oordeel de straftoemeting in vergelijkbare zaken betrokken. Nu het hof een gedeelte van het tenlastegelegde niet heeft bewezen verklaard, zal de door de rechtbank opgelegde straf gematigd worden.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 26 februari 2016 is de verdachte eerder voor een woninginbraak en andere vermogensdelicten onherroepelijk veroordeeld.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding van € 2.104,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 829,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd in de onderliggende zaak. Het hof heeft in hoger beroep te oordelen over de gevorderde schadevergoeding voor zover deze in eerste aanleg is toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 2 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding van € 4.200 De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 4.000. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 2 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [bedrijf]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding van € 654,53. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 54,53. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. Het hof heeft in hoger beroep te oordelen over de gevorderde schadevergoeding voor zover deze in eerste aanleg is toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 3 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36f, 45, 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 4 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2 en 3 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 2] ter zake van het onder 2 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 829,00 (achthonderdnegenentwintig euro) ter zake van materiële schadeen veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededaders, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de een of meer anderen daarvan in zoverre zullen zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd
[slachtoffer 2], ter zake van het onder 2 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 829,00 (achthonderdnegenentwintig euro) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
16 (zestien) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover mededaders hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededaders van de verdachte voormeld bedrag hebben betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichtingen tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 3] ter zake van het onder 2 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 4.000,00 (vierduizend euro) ter zake van materiële schadeen veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededaders, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de een of meer anderen daarvan in zoverre zullen zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 3], ter zake van het onder 2 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 4.000,00 (vierduizend euro) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
50 (vijftig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover mededaders hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededaders van de verdachte voormeld bedrag hebben betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichtingen tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Vordering van de benadeelde partij [bedrijf]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [bedrijf] ter zake van het onder 3 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 54,53 (vierenvijftig euro en drieënvijftig cent) ter zake van materiële schadeen veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededaders, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de een of meer anderen daarvan in zoverre zullen zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [bedrijf], ter zake van het onder 3 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 54,53 (vierenvijftig euro en drieënvijftig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
1 (één) dag hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover mededaders hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededaders van de verdachte voormeld bedrag hebben betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichtingen tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. D.J.M.W. Paridaens, mr. A.P.M. van Rijn en mr. J.W.H.G. Loyson, in tegenwoordigheid van mr. A. Scheffens, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 25 maart 2016.
=========================================================================
[....]

Voetnoten

1.’.