2.Feiten
De rechtbank heeft in het bestreden tussenvonnis van 21 maart 2012 onder 2.1 tot en met 2.23 de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt. Samengevat komen de feiten neer op het volgende.
a. [geïntimeerden] zijn sinds 21 februari 2000 eigenaar van een perceel aan de [adres] te [plaats]. [geïntimeerden] hebben het perceel gesaneerd.
b. Op 14 februari 2002 hebben [geïntimeerden] bij de gemeente (voormalig stadsdeel
Osdorp, thans stadsdeel Nieuw-West) een aanvraag ingediend voor een vergunning voor het bouwen van een loodsengebouw van 2.160 m2 met 24 hallen (bedrijfsruimten) op het perceel. Omdat de bouwplannen, onder meer op het punt van de oppervlakte, in strijd waren met het bestemmingsplan, hield de aanvraag ook een verzoek in tot vrijstelling ex art. 19 lid 1 Wet op de Ruimtelijke Ordening (oud) (hierna: Wet RO).
c. Op 2 januari 2003 hebben [geïntimeerden] bij de gemeente een bezwaarschrift wegens
fictieve weigering ingediend.
d. Bij besluit van 1 april 2003 heeft de gemeente de aanvraag voor de bouwvergunning geweigerd wegens strijdigheid van het bouwplan met het vigerende
bestemmingsplan en de vrijstellingsprocedure gestaakt.
e. Op 9 mei 2003 hebben [geïntimeerden] een bezwaarschrift ingediend tegen de afwijzende beschikking van 1 april 2003.
f. Op 30 september 2003 hebben [geïntimeerden] een bouwvergunning eerste fase
aangevraagd voor de bouw van een kleinere loods die (wel) voldeed aan de voorwaarden van het bestemmingsplan (hierna: de kleinere loods).
g. Op 19 januari 2004 heeft de gemeente de bouwvergunning eerste fase voor de kleinere loods verleend.
h. De gemeente heeft bij besluit van 27 januari 2004 het bezwaarschrift van 9 mei 2003 ongegrond verklaard.
i. Tegen dit besluit hebben [geïntimeerden] op 8 maart 2004 beroep ingesteld bij de rechtbank Amsterdam.
j. Op 6 mei 2004 hebben [geïntimeerden] een bouwvergunning tweede fase aangevraagd voor de kleinere loods. Bij besluit van 13 mei 2004 heeft de gemeente die vergunning verleend.
k. [geïntimeerden] hebben de bouwplannen voor de kleinere loods verwezenlijkt. Sinds
1 mei 2005 hebben [geïntimeerden] op het perceel 1.509 m2 aan bedrijfshallen in gebruik. De hallen worden verhuurd, dan wel te huur aangeboden.
l. Bij uitspraak van 6 juni 2005 heeft de rechtbank het beroep van 8 maart 2004
gegrond verklaard, het bestreden besluit van 27 januari 2004 vernietigd, en bepaald dat de gemeente een nieuw besluit diende te nemen op het bezwaarschrift van [geïntimeerden] met inachtneming van hetgeen in de uitspraak was overwogen.
m. Op 26 januari 2006 hebben [geïntimeerden] opnieuw een beroepschrift ingediend bij de
rechtbank Amsterdam wegens fictieve weigering c.q. het uitblijven van een nieuwe
beslissing op bezwaar.
n. Bij besluit van 23 mei 2006 heeft de gemeente het bezwaarschrift van 9 mei 2003 gegrond verklaard en haar besluit van 1 april 2003 tot weigering van de bouwvergunning en het staken van de procedure tot vrijstelling voor het oprichten van 24 bedrijfsruimten ingetrokken en aangekondigd dat zij een nieuw besluit zou nemen over de bouwvergunningsaanvraag en het vrijstellingsverzoek.
o. Tegen dit besluit hebben [geïntimeerden] op 8 juni 2006 beroep ingesteld bij de rechtbank Amsterdam, omdat daarin, in weerwil van het vonnis van de rechtbank van 6 juni 2005, geen hernieuwd besluit is genomen.
p. Op 3 juli 2007 heeft de rechtbank Amsterdam het beroep van 26 januari 2006
(tegen het uitblijven van een nieuw besluit op bezwaar) en het beroep van 8 juni 2006 (tegen het ontbreken van een nieuw besluit op bezwaar in het besluit van 23 mei 2006) gegrond verklaard en het besluit van 23 mei 2006 vernietigd omdat de gemeente had nagelaten voor het onjuist bevonden besluit een nieuw besluit in de plaats te stellen.
q. Bij besluit van 31 juli 2007 heeft de gemeente het bezwaar van 9 mei 2003 (voor
zover gericht tegen het staken van de artikel 19 Wet RO-procedure en de afwijzing van de bouwvergunning) gegrond verklaard, het besluit tot weigering van de bouwvergunning en vrijstelling van 1 april 2003 ingetrokken en haar besluit van 10 juli 2007 de vrijstellingsprocedure voort te zetten bevestigd.
r. Op 12 mei 2009 hebben Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Holland, na een bezwaarschriftprocedure wegens fictieve weigering en gegrondverklaring van het bezwaarschrift, de gevraagde verklaring van geen bezwaar verleend.
s. Op 26 oktober 2009 hebben [geïntimeerden] een beroepschrift ingediend wegens het (na de verlening van de verklaring van geen bezwaar door GS nog steeds) niet nemen van een besluit op hun aanvraag.
t. Bij besluit van 14 januari 2010 heeft de gemeente de op 14 februari 2002
aangevraagde bouwvergunning en vrijstelling verleend.
u. Op 28 januari 2010 heeft de rechtbank Amsterdam het beroepschrift van
26 oktober 2009 gegrond verklaard.
v. [geïntimeerden] hebben geen gebruik gemaakt van de op 14 januari 2010 verleende
bouwvergunning. De gemeente heeft deze daarom bij besluit van 1 april 2011 weer ingetrokken.