ECLI:NL:GHAMS:2015:937

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 maart 2015
Publicatiedatum
19 maart 2015
Zaaknummer
200.121.002
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake leaseovereenkomst en vernietigingsbevoegdheid

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van Dexia Nederland B.V. tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam, sector kanton, dat op 7 november 2012 is gewezen. Dexia heeft in hoger beroep de vernietiging van het vonnis gevraagd, waarin de rechtbank oordeelde dat de vernietigingsbevoegdheid van [geïntimeerde sub 2] niet was verjaard. De zaak betreft een leaseovereenkomst die door [geïntimeerde sub 2] is vernietigd, omdat zij geen schriftelijke toestemming had gegeven voor het aangaan van de overeenkomst. Dexia heeft betoogd dat de rechtsvordering tot vernietiging was verjaard, maar het hof oordeelt dat Dexia niet is geslaagd in het bewijs dat [geïntimeerde sub 2] eerder dan drie jaar voor de vernietigingsbrief op de hoogte was van de leaseovereenkomst. Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank en wijst de vorderingen van Dexia af. Dexia wordt veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.121.002/01
zaak- en rolnummer rechtbank Amsterdam : 931067 DX EXPL 08-1161
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 17 maart 2015
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DEXIA NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
appellante,
advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam,
tegen:

1.[geïntimeerde sub 1]

en
2. [geïntimeerde sub 2],
beiden wonend te [woonplaats],
geïntimeerden,
advocaat: mr. G.C. Haulussy te Rotterdam.

1.Het geding in hoger beroep

Appellante wordt hierna Dexia genoemd. Geïntimeerden worden [geïntimeerde sub 1], [geïntimeerde sub 2] en (gezamenlijk) [geïntimeerden] genoemd.
Dexia is bij dagvaarding van 18 december 2012 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Amsterdam, sector kanton, locatie Amsterdam (hierna: de kantonrechter) van 7 november 2012, gewezen tussen haar als gedaagde en [geïntimeerden] als eisers.
Dexia heeft een memorie van grieven met producties genomen en geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en - uitvoerbaar bij voorraad - alsnog de vorderingen van [geïntimeerden] zal afwijzen en [geïntimeerden] zal veroordelen tot terugbetaling van hetgeen zij ter uitvoering van het vonnis waarvan beroep van Dexia hebben ontvangen, met rente, met beslissing over de proceskosten, met nakosten en rente.
Ter rolle van 7 mei 2013 is verval van instantie verleend voor de memorie van antwoord.
Op 30 juli 2013 heeft het hof een tussenarrest gewezen. Bij akte na tussenarrest heeft Dexia haar standpunt dat [geïntimeerden] geen geldige opt-out verklaring hebben ingediend, zoals uiteengezet in grief I, ingetrokken. Vervolgens hebben [geïntimeerden] een akte ingediend.
Ten slotte heeft Dexia arrest gevraagd.
Dexia heeft in hoger beroep bewijs aangeboden.

2.Feiten

De kantonrechter heeft in het tussenvonnis van 7 maart 2012 onder 2 de feiten vastgesteld die hij tot uitgangspunt heeft genomen, met dien verstande dat de datum van de onder 2.6 genoemde vernietigingsbrief (8 juni 2006) in het eindvonnis van 7 november 2012 is gecorrigeerd (8 juni 2005). Ook staat in het tussenvonnis als contractnummer van de onderhavige leaseovereenkomst 21883053, terwijl dit 51883053 moet zijn. Deze - aldus verbeterde - feiten zijn in hoger beroep niet in geschil, zodat ook het hof deze feiten als vaststaand zal aannemen.

3.Beoordeling

3.1
Bij beschikking van 25 januari 2007 (ECLI:NL:GHAMS:2007:AZ7033) heeft dit hof op de voet van artikel 7:907, eerste lid, BW een overeenkomst tussen Dexia en anderen verbindend verklaard voor de kring van gerechtigden als bedoeld in artikel 2 van de WCAM-overeenkomst. [geïntimeerden] hebben tijdig een opt-outverklaring uitgebracht, zodat de WCAM-overeenkomst hun niet bindt.
3.2
Deze procedure ziet op de door [geïntimeerde sub 1] met Dexia gesloten leaseovereenkomst waarvan de echtgenote van [geïntimeerde sub 1], [geïntimeerde sub 2], de nietigheid heeft ingeroepen. Dexia beroept zich op verjaring van de rechtsvordering van [geïntimeerde sub 2] tot vernietiging daarvan.
3.3
De leaseovereenkomst moet worden aangemerkt als overeenkomst van koop op afbetaling (huurkoop) in de zin van artikel 1:88 lid 1 aanhef en onder d BW. [geïntimeerde sub 2] heeft op grond van artikel 1:89 lid 1 BW het recht de leaseovereenkomst te vernietigen, omdat zij voor het aangaan daarvan door haar echtgenoot geen schriftelijke toestemming heeft gegeven.
3.4
Uit artikel 3:52, eerste lid, aanhef en onder d, BW in samenhang met artikel 1:89, eerste lid, BW volgt dat de rechtsvordering tot vernietiging van een overeenkomst wegens het ontbreken van de krachtens artikel 1:88 BW vereiste toestemming verjaart na drie jaren gerekend vanaf het moment waarop deze bevoegdheid tot vernietiging aan de echtgenoot van wie de toestemming was vereist, ten dienste is komen te staan. Ingevolge artikel 3:52, tweede lid, BW kan, na verjaring van de rechtsvordering tot vernietiging een overeenkomst niet meer op dezelfde vernietigingsgrond buitengerechtelijk worden vernietigd. De verjaringstermijn gaat lopen op het tijdstip waarop de betrokken echtgenoot daadwerkelijk bekend is geworden met het bestaan van de overeenkomst. Op degene die zich op verjaring beroept, in dit geval Dexia, rust de stelplicht en bewijslast van de feiten en omstandigheden waaruit die bekendheid van de echtgenoot kan worden afgeleid.
3.5
De kantonrechter heeft Dexia toegelaten tot het leveren van bewijs voor haar stelling dat [geïntimeerde sub 2] eerder dan drie jaar voor de vernietigingsbrief daadwerkelijk bekend was met de leaseovereenkomst. De kantonrechter heeft de echtelieden als getuigen gehoord en vervolgens geoordeeld dat Dexia niet is geslaagd in haar bewijslevering. Het beroep op verjaring van Dexia slaagt dus niet, zodat ervan moet worden uitgegaan dat [geïntimeerde sub 2] tijdig de nietigheid van de leaseovereenkomst heeft ingeroepen. Om die redenen zijn de vorderingen van [geïntimeerden] toegewezen.
3.6
Tegen laatstgenoemde beslissingen en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komt Dexia met haar grieven op.
3.7
Evenals de kantonrechter is het hof van oordeel dat niet is vast komen te staan dat het vernietigingsrecht van [geïntimeerde sub 2] reeds was verjaard toen zij het inriep.
3.8
Dexia wijst ter onderbouwing van de door haar gestelde bekendheid bij [geïntimeerde sub 2] op verschillende omstandigheden, maar haar argumenten betreffen in essentie veronderstellingen en aannames. Hetgeen Dexia stelt, is niet voldoende om te kunnen vaststellen dat [geïntimeerde sub 2] eerder dan drie jaren voor de vernietigingsbrief daadwerkelijk op de hoogte was van het bestaan van de leaseovereenkomst. De getuigenverklaringen bieden daar ook geen aanknopingspunt voor. De hypotheekverlening in 2000 leidt niet tot een ander oordeel, nu beide getuigen verklaren dat de leaseovereenkomst toen niet aan de orde is geweest. Dat er bedragen zijn overgemaakt op grond van een winstgevende eerdere leaseovereenkomst levert evenmin voldoende bewijs op van de stelling van Dexia.
3.9
Het bewijsaanbod zal worden gepasseerd, nu dit slechts in algemene bewoordingen is gesteld en niet in enig opzicht is geconcretiseerd.
3.1
Met het voorgaande falen de grieven van Dexia.
3.11
Het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd. Dexia zal als in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de kosten van het geding in principaal hoger beroep.

4.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt Dexia in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van [geïntimeerden] begroot op € 683,00 aan verschotten en € 447,00 voor salaris en op € 131,00 voor nasalaris, te vermeerderen met € 68,00 voor nasalaris en met de kosten van het betekeningsexploot, ingeval niet binnen veertien dagen is voldaan aan de bij dit arrest uitgesproken veroordeling(en) en betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden.
Dit arrest is gewezen door mrs. P.F.G.T. Hofmeijer-Rutten, R.H. de Bock en J.W.M. Tromp en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 17 maart 2015.