Uitspraak
Onderzoek van de zaak
27 mei 2013, 20 juni 2013, 13 september 2013, 14 november 2013, 30 januari 2014, 17 maart 2014,
24 juni 2014, 16 september 2014, 3 november 2014, 7 november 2014, 16 februari 2015, en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv), het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg.
Tenlastelegging
Vonnis waarvan beroep
Bespreking van de ten laste gelegde feiten
[verdachte] doet [medeverdachte 1]”.
2.8 Vrije beroepsbeoefenaren
de naam [rechtspersoon 6]‘
om hen moverende redenen’niet naar buiten toe wordt gebruikt. Deze winstdelingsovereenkomsten zijn vals, er is geen sprake van enige samenwerking maar slechts van het afromen van de winst van [rechtspersoon 12] dan wel het betalen van een aanbrengfee aan [medeverdachte 2]. In wezen worden de overeenkomsten gebruikt om gelden van Bouwfonds (dat door [rechtspersoon 12] voor te hoge bedragen wordt belast) via [rechtspersoon 12] en [rechtspersoon 6]
door te sluizennaar de [medeverdachte 1] die zich op deze wijze een deel van de winst van Bouwfonds laat toekomen. Op basis van deze winstdelingsovereenkomsten wordt door [rechtspersoon 12] € 1.843.400 (Coolsingel), € 5.982.712 (Solaris) en € 1.179.829 (Hollandse Meester) gestort op de derdengeldenrekening van notariskantoor [maatschap].
eind 1999als hem wordt gevraagd om
conceptenvan voornoemde winstdelingsovereenkomsten te beoordelen op juridische aspecten. De verdachte weet dan dat [rechtspersoon 1] een vennootschap is van de [medeverdachte 1], [rechtspersoon 6] van [medeverdachte 2], en [rechtspersoon 8] van [medeverdachte 3]. Hij weet verder dat de [medeverdachte 1] (als directeur, tot 2001) en [medeverdachte 3] werkzaam zijn bij Bouwfonds, dat [medeverdachte 2] adviseur is bij Bouwfonds, en dat de drie heel nauw samenwerken. Op het kantooradres van de verdachte zijn
(alleen) conceptenaangetroffen van de winstdelingsovereenkomsten inzake Coolsingel en Solaris, beide
ongedateerd en ongetekend. In het concept Coolsingel worden [rechtspersoon 1], [rechtspersoon 8] en [rechtspersoon 6] als winstgerechtigden genoemd. In de definitieve versie
resteert alleen [rechtspersoon 6]. In het concept Solaris worden (alleen) [rechtspersoon 1] en [rechtspersoon 8] als winstgerechtigden genoemd. In de definitieve versie is dat [rechtspersoon 6] geworden.
definitieve overeenkomstenworden overigens bij de verdachte niet aangetroffen, hij verklaart deze ook
nooit onder ogente hebben gehad
.
eind 1999 de conceptente hebben beoordeeld, terwijl de definitieve winstdelingsovereenkomsten met [rechtspersoon 12] al van
een eerdere datumzijn. In een brief van [rechtspersoon 12] (waar de verdediging op wijst omdat daaruit blijkt dat de verdachte ook van [rechtspersoon 12] heeft vernomen van de winstverdeling) wordt de verdachte
gewezen op de definitieve overeenkomstmet [rechtspersoon 6] inzake Solaris
van 21 september 1999, terwijl de verdachte - volgens zijn eigen verklaring - pas eind 1999 over het concept gaat adviseren. Deze brief had dan ook aanleiding moeten zijn tot het stellen van kritische vragen. Niet alleen omdat de definitieve versie van eerdere datum is dan het concept, maar ook omdat het door de verdachte beoordeelde concept nog [rechtspersoon 1] en [rechtspersoon 8] als contractpartijen noemt van [rechtspersoon 12], terwijl dat in de definitieve overeenkomst opeens (en alleen nog maar) [rechtspersoon 6] geworden is. Daarnaast krijgt [rechtspersoon 12] in het concept slechts 25% van de winst, maar uit de afrekening van [rechtspersoon 12] blijkt
opeens het dubbele. Opmerkelijk is ten slotte dat het concept wordt afgesloten met: “
Aldus overeengekomen te Heemstede, op ……………2000”
,terwijl - zoals gezegd - de definitieve versie is gedateerd op 21 september 1999.
alleen [rechtspersoon 6] noemtals contractpartij, terwijl ook de [medeverdachten 1 en 3] een rol spelen en meedelen in de door [rechtspersoon 12] aan [rechtspersoon 6] uit te keren winst. In de concept-winstdelingsovereenkomsten waren de beide anderen ook nog genoemd, en hun activiteiten zouden zelfs in strijd kunnen zijn met bepalingen in het arbeidscontract met Bouwfonds, zo realiseert de verdachte zich. Het hof ziet niet in hoe de [medeverdachten 1 en 3] deze activiteiten dan hadden kunnen ontplooien zonder dat dit bij [rechtspersoon 12] bekend zou geraken en waarom [rechtspersoon 12] bewust buiten de verdeling werden gelaten, het heeft de verdachte er niet toe geleid dienaangaande een toelichting te vragen. Zijn veronderstelling, zoals ter terechtzitting in hoger beroep naar voren gebracht, dat het voortkwam uit efficiency overwegingen snijdt geen hout nu de uiteindelijke winstverdeling tussen het drietal los staat van de overlegstructuur met [rechtspersoon 12].
‘om hen moverende redenen’van afgezien, maar zijn
desondanks gerechtigdtot het resultaat in deze projecten. Over de onderlinge verdeling zijn zij nog in onderhandeling, de resultaten zullen
vooralsnogop een nog aan te wijzen bankrekening worden gestort. De verdachte verklaart deze poolovereenkomst te hebben opgemaakt op basis van de concepten van de winstdelingsovereenkomsten met [rechtspersoon 13] en [rechtspersoon 12]. Deze (volgens de verdachte, eerste) poolovereenkomst vervalt - zo verklaart de verdachte - door het opmaken van een tweede, vervangende poolovereenkomst. Er is
geen beëindigingsovereenkomst, de verdachte realiseert zich dat dan (ook al door het gebrek aan datering)
onduidelijkheidbestaat over welke poolovereenkomst van toepassing is.
Coolsingel, terwijl de verdachte het concept wel ter beoordeling heeft gekregen en er op de derdengeldrekening
gelden worden gestortdie verband houden met dit project en de verdachte ook dit deel van de ontvangsten
doorbetaaltaan medeverdachten.
derdengeldrekeningvan [maatschap] worden gestort totdat overeenstemming is bereikt over de verdeling. De overeenkomst is
alleen ondertekenddoor de [medeverdachten 1 en 3], maar is volgens de verdachte toch rechtsgeldig omdat daadwerkelijk geld op de derdengeldrekening is gestort. Ter zitting van het hof neemt hij daar afstand van; deze poolovereenkomst is nimmer tot stand is gekomen. In verband met deze poolovereenkomst zijn een drietal
machtigingenopgesteld om bij overlijden van [medeverdachte 2] of de [medeverdachten 1 of 3] alsnog een winstdeling vast te kunnen stellen in de verhouding 50/25/25 voor [rechtspersoon 1], [rechtspersoon 6] en [rechtspersoon 8].
[rechtspersoon 8] deelt niet meer mee. Daarnaast geldt de overeenkomst
alleenvoor
Paasheuvelwegen
Solaris. De verdachte verklaart dat hij deze overeenkomst medio 2000 heeft opgemaakt. Met deze (in zijn visie, derde) poolovereenkomst zijn de andere poolovereenkomsten komen te vervallen. Het wegvallen van [medeverdachte 3] is door partijen onderling geregeld en is vervolgens aan hem medegedeeld. Terzake is
geen enkele schriftelijke vastlegginggemaakt, de verdachte berust daarin en heeft het geld (inclusief de stortingen inzake Solaris en Coolsingel) verdeeld overeenkomstig de poolovereenkomst C.
uittredenvan [medeverdachte 3] deugdelijk
vast te leggen, al was het alleen maar vanwege zijn
eigen verantwoordelijkheidbij het verdelen. De verdachte heeft hier, desgevraagd, geen voldoende verklaring voor kunnen geven. Voor een derde is derhalve niet (voldoende) duidelijk welke partijen gerechtigd zijn in de winsten van welke projecten, zoals de verdachte ook onderkent. Dat geldt tevens voor de winst ad € 1.843.400 in Coolsingel, dat door de verdachte wordt toebedeeld aan [rechtspersoon 1] en [rechtspersoon 6], terwijl het project in
geen enkelepoolovereenkomst wordt genoemd, maar
[rechtspersoon 8]in de concept winstverdelingsovereenkomst Coolsingel (waarover verdachte beschikte)
welals medegerechtigde wordt genoemd
.
opgetreden als notariszodat hij
minstgenomende positie van [medeverdachte 3] deugdelijk had behoren vast te leggen. Zijn dossier is hem daarbij niet van nut, omdat belangrijke onderliggende
stukken ontbreken.
evenminheeft gebruikt.
gebrekkige dossiervorming(voor de verdeling van
miljoenenbedragen) en ieder gebrek aan reflectie en kritisch vermogen, is des te opmerkelijker voor iemand die door zijn voormalige medevennoot en een voormalig medewerkster/kandidaat-notaris wordt omschreven als een serieuze notaris. Iemand die bekend stond om zijn nauwkeurigheid en precisie: “
Hij was de man die zorgde voor kwaliteit. (…) … [verdachte] neemt dan de details. (…) Met andere woorden, een serieuze notaris”.
mondelingeaanwijzingen van [medeverdachte 3] als “
de financiële man van [medeverdachte 1]” die daartoe besprekingen had met boekhouder [getuige 4] van het kantoor van de verdachte. Schriftelijke stukken ontbreken, anders dan de hiervóór genoemde (ontwikkelings)overeenkomst waarin
alleenSolaris is geregeld. [Getuige 4] maakt wel overzichten maar die zien alleen op de verdeling, niet op de basis daarvoor. De eerder genoemde machtigingen kunnen evenmin dienen ter onderbouwing voor de verdeling, omdat ze zien op de situatie dat [medeverdachte 2] of de [medeverdachte 1] vóór de verdeling komen te overlijden, wat zich niet heeft voorgedaan. De stelling van de verdachte dat hij heeft verdeeld op basis van de poolovereenkomsten faalt reeds daarom nu in deze overeenkomsten geen verdeling is opgenomen, maar juist wordt gemeld dat de betrokken partijen daarover nog in onderhandeling zijn.
[rechtspersoon 8]stuurt, terwijl die volgens de verdachte niet meer meedeelt in de projecten, is het hof een raadsel.
geen enkel verbandtussen de facturen en de te vergoeden rente. Zo stuurt de verdachte al in april en mei 2000 facturen voor een totaalbedrag van maar liefst fl. 250.000, terwijl de eerste storting op de derdengeldrekening pas op 17 juli 2000 wordt gedaan en dan nog
volstrekt onduidelijkis hoe lang dat geld (rentedragend) blijft staan. Waarom stuurt de verdachte facturen voor een kwart miljoen gulden terwijl de eerste storting nog moet volgen en bovendien onbekend is - zoals de verdachte ook bij de rechtbank verklaart - hoeveel de toekomstige storting aan rente zal genereren?
verrekend(betalen met gesloten beurs) met de aan de cliënten verschuldigde rente maar dat is heel wat anders dan het
‘mogen houden’van de rente. De door de verdediging geciteerde boekhouder [getuige 4] (uit hoofde van zijn werkzaamheden meer vertrouwd met de comptabele verwerking) spreekt in ieder geval eenduidig over
verrekenenvan de rente met de openstaande facturen. Voorts ontbreekt het periodiek karakter aan de facturering. [Getuige 4] houdt nauwgezet de aangegroeide rente bij, maar de facturering houdt daarmee (anders dan de verdediging kennelijk suggereert, pag. 23 pleitnotities)
geen pas. Onbegrijpelijk is ook dat de verdachte pas factureert als de [medeverdachte 1] dat goed vindt, en niet als rente (periodiek) vrijvalt. Als hij recht zou hebben op de rente, kan hij die toch direkt factureren zodra de rente wordt bijgeboekt door de bank. Daarvoor hoeft hij toch niet te wachten, totdat de [medeverdachte 1] dat aangeeft.
Mocht ik op enig moment te horen hebben gekregen dat [maatschap] in dit depotdossier een vergoeding van hfl 1.100.000 mocht declareren dan was ik die dag vroeg naar huis gegaan. Dan was de omzet voor het jaar binnen.”
geen enkel belangaan hecht. De vergoeding van fl. 1 miljoen, zo concludeert het hof, ziet dan ook op het door de verdachte ter beschikking stellen van zijn derdengeldrekening, zoals ook de [medeverdachte 1] heeft verklaard: “
Ik heb tegen [verdachte] gezegd dat ik hem een vergoeding zou betalen voor het beschikbaar stellen van zijn derdengeldrekening (…) Ik heb hem gevraagd of dit geld enige tijd op zijn derdengeldrekening kon staan.”
discreet” gebeuren waarbij hij gebruik maakt van de derdengeldrekening: “
voor de finale afrekening” en: “
Hij(hof: verdachte)
kreeg een ruime vergoeding voor het gebruik van die rekening. Dat is niet op zijn verzoek gebeurd maar is door mij zo voorgesteld. Ik zou graag het woord ‘discreet’ gebruiken in plaats van ‘verhullend’. Ik vond [medeverdachte 2] heel waardevol en vond dat hij een deel van de opbrengst moest krijgen. U vraagt wat ik bedoel met discretie. Ik vond dat ik dat alleen aan de Fiscus hoefde uit te leggen, die krijgt alles te zien. Ik had geen behoefte om wereldkundig te maken wat ik verdiende.”
.
het pand). [Rechtspersoon 17] is kort voor 1 februari 2006 en speciaal voor deze transactie opgericht en kent als enig aandeelhouder en bestuurder [rechtspersoon 16], een vennootschap die op haar beurt bestuurd wordt door de [medeverdachte 1].
Bewezenverklaring
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Strafbaarheid van de verdachte
Oplegging van straf
4 (vier) jarenpassend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
BESLISSING
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) jaren.
mr. R. Cozijnsen en mr. M.E. Olthof, griffiers, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 27 februari 2015.