ECLI:NL:GHAMS:2015:5778

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
8 april 2015
Publicatiedatum
19 juli 2016
Zaaknummer
15/810064-13
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen beslissing tot gevangeneming en verzoek tot schorsing voorlopige hechtenis

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 8 april 2015 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een verdachte die in voorlopige hechtenis was genomen. De verdachte, geboren in 1983 en thans verblijvende in de penitentiaire inrichting Noord Holland Noord, had hoger beroep ingesteld tegen een beslissing van de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, die op 26 februari 2015 een bevel tot zijn gevangeneming had gegeven. Het hof heeft kennisgenomen van de akte van de griffier en de stukken met betrekking tot de voorlopige hechtenis van de verdachte. Tijdens de zitting heeft het hof de advocaat-generaal en de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. V.A. Groeneveld, gehoord.

Het hof heeft de beslissing van de rechtbank bevestigd en de gronden waarop deze berustte, onderschreven. De raadsman had jurisprudentie aangevoerd, maar het hof oordeelde dat deze geen aanknopingspunt bood om het hoger beroep gegrond te verklaren, aangezien er een veroordelend vonnis lag. Dit leidde tot de conclusie dat er sprake was van een situatie als bedoeld in artikel 5 lid 1 onder A van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Het hof heeft ook het verzoek van de verdachte tot schorsing van de voorlopige hechtenis afgewezen, omdat de belangen van de verdachte niet opwogen tegen de gewichtige redenen van maatschappelijke veiligheid die in het bevel tot zijn gevangenhouding waren aangewezen. Bovendien waren de resultaten van het onderzoek naar de detentiegeschiktheid van de verdachte nog niet beschikbaar.

De beschikking van het hof houdt in dat het beroep tegen de bestreden beslissing en het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis zijn afgewezen. Deze uitspraak is gedaan in raadkamer door de voorzitter en twee raadsheren, in aanwezigheid van de griffier. De advocaat-generaal heeft de beschikking ter kennis van de verdachte gebracht.

Uitspraak

15/810064-13
GERECHTSHOF AMSTERDAM,
MEERVOUDIGE STRAFKAMER, RAADKAMER
BESCHIKKINGin raadkamer op het hoger beroep in de zaak van
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1983,
wonende te [adres],
thans verblijvende in de penitentiaire inrichting Noord Holland Noord, Unit Zuyder Bos te Heerhugowaard,
tegen de beslissing van de rechtbank te Noord-Holland, locatie Alkmaar van 26 februari 2015, houdende bevel tot zijn gevangenneming.

De feiten en de rechtsgang

Het hof heeft kennis genomen van de akte van de griffier van de rechtbank te Noord-Holland, locatie Alkmaar van 26 februari 2015, waarbij namens de verdachte hoger beroep is ingesteld van voormelde beslissing van die rechtbank.
Het hof heeft gezien de beslissing waarvan beroep en heeft kennis genomen van de stukken betrekking hebbend op de voorlopige hechtenis van de verdachte en heeft gehoord de advocaat-generaal en de verdachte, bijgestaan door diens raadsman mr. V.A. Groeneveld.

De beoordeling

Het hof verenigt zich met de beslissing waarvan beroep en de gronden waarop deze berust.
Het hof overweegt dat de door de raadsman aangevoerde jurisprudentie geen aanknopingspunt biedt om het hoger beroep gegrond te verklaren nu er een veroordelend vonnis ligt, zodat sprake is van een situatie als bedoeld in art. 5 lid 1 onder A EVRM. Het arrest Geisterfer heeft betrekking op een zaak waarbij sprake was van vrijheidsbeneming in de zin van art. 5 lid 1 onder C EVRM.
Met betrekking tot het door de verdachte mondeling gedane verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis geldt dat dit verzoek thans moet worden afgewezen, omdat het belang dat de verdachte heeft bij zijn invrijheidstelling niet opweegt tegen de gewichtige redenen van maatschappelijke veiligheid die in het bevel tot zijn gevangenhouding zijn aangewezen, welke ook thans nog grond geven tot voortduring van zijn vrijheidsbeneming. Dit geldt temeer nu de resultaten van het onderzoek naar de detentiegeschiktheid van de verdachte nog niet beschikbaar zijn.

De beslissing

Het hof:
WIJST AF het beroep tegen de bestreden beslissing.
WIJST AF het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis.
Deze beschikking is gegeven op 8 april 2015 in raadkamer van dit hof door
mr. F.A. Hartsuiker, voorzitter,
mrs. R.A.F. Gerding en L.I.M. van Bergen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. K.D.M. de Lange als griffier.
15/810064-13
De advocaat-generaal bij dit gerechtshof brengt vorenstaande beschikking ter kennis van de verdachte.
Amsterdam, 8 april 2015,
de advocaat-generaal