ECLI:NL:RBGEL:2017:2038

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
7 april 2017
Publicatiedatum
11 april 2017
Zaaknummer
05/720141-16 en 05/800059-16
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag en mishandeling tijdens Koningsnacht in Nijmegen

Op 7 april 2017 heeft de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 20-jarige man uit Wijchen, die werd beschuldigd van poging tot doodslag en mishandeling. De zaak betreft een incident dat plaatsvond tijdens Koningsnacht op 27 april 2016 in de horecagelegenheid De Drie Gezusters in Nijmegen. De verdachte heeft meerdere slachtoffers gestoken, waaronder twee studenten, die ernstige verwondingen opliepen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met anderen betrokken was bij een vechtpartij, waarbij hij met een mes heeft gestoken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk en met voorwaardelijk opzet handelde, wat leidde tot de conclusie dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot doodslag. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaar en moest schadevergoeding betalen aan de slachtoffers. De rechtbank heeft ook de schorsing van de voorlopige hechtenis opgeheven, waardoor de verdachte opnieuw in detentie moest.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummers : 05/720141-16 en 05/800059-16 (gevoegd t.t.z.)
Datum uitspraak : 7 april 2017
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1996 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] .
Raadsvrouw: mr. I.M.F. Obers, advocaat te Nijmegen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 24 maart 2017.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Onder parketnummer
05/720141-16is aan verdachte ten laste gelegd dat:
1.
Primair
hij op of omstreeks 27 april 2016 te Nijmegen
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] opzettelijk van het leven te beroven, immers heeft verdachte, die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 3] , meermalen althans eenmaal, (met kracht) met een mes, althans een daarop gelijkend scherp en/of puntig en/of snijdend voorwerp, (links) in de buik en/of in de (linker)flank en/of (links) onder in de rug, althans het bovenlichaam(linker(voor en/of achter) zijde), gestoken/geprikt/gesneden (door wild/woest/onverhoeds met voornoemd mes, althans een daarop gelijkend scherp en/of puntig en/of snijdend voorwerp, om zich heen te steken/prikken/snijden (bij gelegenheid van een ruzie in een (drukke) kroeg/bar/dancing)) terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair
hij op of omstreeks 27 april 2016 te Nijmegen aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten
- met betrekking tot [slachtoffer 2] , een geperforeerde long en/of een geperforeerde/gescheurde mild (mild is verwijderd in ziekenhuis) en/of
-met betrekking tot [slachtoffer 1] , (een) geperforeerde darm(en) en/of een geperforeerde nier,
-met betrekking tot [slachtoffer 3] , een steek(snij)wond heeft toegebracht,
immers heeft verdachte, die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 3] , meermalen althans eenmaal, (met kracht) met een mes, althans een daarop gelijkend scherp en/of puntig en/of snijdend voorwerp (links) in de buik en/of de (linker)flank en/of (linksonder) in de rug, althans het bovenlichaam(linker(voor en/of acher)zijde), gestoken/geprikt/gesneden (door wild/woest/onverhoeds met voornoemd mes, althans een daarop gelijkend scherp en/of puntig en/of snijdend voorwerp, om zich heen te steken/prikken/snijden (bij gelegenheid van een
ruzie in een (drukke) kroeg/bar/dancing));
Meer Subsidiair
hij op of omstreeks 27 april 2016 te Nijmegen
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
immers heeft verdachte, die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 3] , meermalen althans eenmaal, (met kracht) met een mes, althans een daarop gelijkend scherp en/of puntig en/of snijdend voorwerp (links) in de buik en/of in de (linker)flank(richting rug) en/of in de (linker)(boven)arm en/of (linksonder) in de rug, althans het bovenlichaam(linker(voor en/of achter)zijde), gestoken/geprikt/gesneden, door wild/woest/onverhoeds met voornoemd mes, althans een daarop gelijkend scherp en/of puntig en/of snijdend voorwerp, om zich heen te steken/prikken/snijden (bij gelegenheid van een ruzie in een (drukke) kroeg/bar/dancing) terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Onder parketnummer
05/800059-16is aan verdachte ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 15 november 2015 te [woonplaats] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen [slachtoffer 4] heeft mishandeld door
- meerdere malen, althans éénmaal (met gebalde vuist) op/tegen het hoofd, en/of op/in het gezicht te slaan en/of
- meedere malen, althans éénmaal (terwijl deze [slachtoffer 4] op de grond lag) (met gebalde vuist) op/tegen het lichaam te slaan en/of
- meerdere malen, althans éénmaal (terwijl deze [slachtoffer 4] op de grond lag) (met geschoeide voet) op/tegen het lichaam te schoppen/trappen;

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Parketnummer
05/720141-16
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de primair ten laste gelegde poging tot doodslag van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] . Ondanks het feit dat het steekwapen niet is gevonden en verdachte ontkent, is er voldoende bewijs, dat verdachte degene is geweest die de drie slachtoffers heeft gestoken en, dat hij voorwaardelijk opzet had om hen van het leven te beroven. Ter zitting heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen opgesomd en nader toegelicht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft volledige vrijspraak bepleit. Op basis van de wettige bewijsmiddelen kan volgens haar niet worden vastgesteld, dat verdachte degene is geweest die gestoken heeft en het aan aangevers toegebrachte letsel heeft veroorzaakt. Weliswaar is verdachte zijn vriend(en) tijdens de ruzie te hulp gekomen en heeft hij daarbij een of meerdere klappen uitgedeeld, maar die omstandigheid leidt niet tot de conclusie, dat verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op het toebrengen van dodelijk of zwaar lichamelijk letsel.
Beoordeling door de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Verklaringen van aangevers
Aangever [slachtoffer 1]heeft op 3 mei 2016 verklaard dat hij in de nacht van 27 april 2016 samen met een paar vrienden, onder wie [getuige 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [getuige 2] , in café de [café] in Nijmegen was. Het was die avond heel druk in het café. Bij de draaibar zag hij, dat een blonde jongen met tatoeages op zijn arm agressief tegen mensen aanliep, onder meer tegen zijn vriend [getuige 1] . Hij zag dat [getuige 1] iets tegen de jongen zei. Vervolgens sloeg de blonde jongen [getuige 1] zacht met vlakke hand op zijn wang. Aangever liep naar de blonde jongen toe om te voorkomen, dat de situatie uit de hand zou lopen en zei tegen hem, dat hij zijn vriend met rust moest laten. Hierna is de blonde jongen doorgelopen.
Later die nacht, toen aangever en zijn vrienden opnieuw bij de draaibar stonden, zag hij dat de blonde jongen samen met twee licht getinte jongens met zwart haar in hun richting liep. Een van de licht getinte jongens betastte [getuige 2] , waarop zij hem duidelijk maakte dat hij haar met rust moest laten. De jongen ging echter niet weg en de andere twee jongens bleven ook gewoon staan. Vervolgens zag aangever dat [slachtoffer 3] zijn vriendin [getuige 2] wegtrok en voor haar ging staan. [slachtoffer 3] zei tegen de jongens dat ze weg moesten gaan. Aangever zag dat de jongens agressief reageerden op [slachtoffer 3] en niet weggingen. Vervolgens kwam [slachtoffer 2] erbij, die de zaak wilde sussen. [slachtoffer 2] trok [slachtoffer 3] weg en ging er tussen staan. Opeens ontstond een vechtpartij tussen [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en de drie jongens. Aangever zag dat [slachtoffer 2] van achteren met de vuist werd geslagen tegen de zijkant van zijn hoofd door een van de eerdergenoemde getinte jongens. Hij zag dat [slachtoffer 2] dezelfde jongen terugsloeg en dat [slachtoffer 3] ook om zich heen begon te slaan. Aangever is er tussen gesprongen en heeft met blote handen om zich heen geslagen. Op een gegeven moment zag aangever dat de blonde blanke jongen met zijn rechterarm uithaalde van rechts naar links tegen zijn linkerzij. Aangever voelde direct een hevige pijn in zijn linkerzij en meteen daarna dat zijn T-shirt nat was ter hoogte van zijn linkerzij. Hij zag dat er bloed uit zijn linkerzij spoot. Hij hoorde [slachtoffer 2] ook schreeuwen dat hij was gestoken en ging op zoek naar hulp. Een politieagent heeft zijn wond dichtgehouden totdat de ambulance arriveerde. Aangever voelde, dat hij leegbloedde. Tegen de politie heeft hij gezegd dat de blonde jongen had gestoken. Het signalement van de blonde jongen luidt als volgt: circa 20 jaar oud, blank uiterlijk, 1.85 meter lang, ongeveer net zo lang als aangever die 1.83 meter is, gezet postuur, achterover gekamd haar tot halverwege de nek, tatoeages op ten minste één arm, gekleed in een T-shirt, vermoedelijk grijs.
De broer van aangever heeft aangever vier foto’s laten zien van facebook, die hij van de broer van [slachtoffer 2] had gekregen. Daarop herkende aangever de blonde jongen die hem had gestoken en de licht getinte jongen met witte blouse en een waterpijp in de hand, die [getuige 2] lastig had gevallen. De foto’s zijn gevoegd aan de aangifte. [2]
Verbalisant [verbalisant 1] , die na de melding ter plaatse was in de [straat] bij de nooduitgang van de [café] , zag daar een jongen met een ernstige steekwond, die werd verzorgd door één van de beveiligers, [naam 1] . Verbalisant naam de zorgverlening over en hoorde dat het slachtoffer
[slachtoffer 1]zeggen dat in het café een groep jongens steeds tegen hen aanliepen en dat één van hen ineens een mes tevoorschijn haalde en om zich heen was gaan steken. Die jongen had blonde haren met opgeschoren zijkant en tatoeages op zijn armen. [3]
Aangever [slachtoffer 2]heeft op 28 april 2016 tijdens zijn verblijf in het Radboudziekenhuis in Nijmegen verklaard, dat hij hoorde dat zijn vriend [slachtoffer 3] rustig een jongen aansprak, die wild tegen zijn vriendin [getuige 2] aan danste. Aangever [slachtoffer 2] zag aan het gedrag van de andere jongens die bij de jongen hoorden, dat zij opgefokt en onder invloed van alcohol waren. Hij kan zich drie jongens uit die groep herinneren. De jongen die tegen [getuige 2] aan danste had een Turks uiterlijk, bruin stekelachtig haar, een spitse neus en een slank postuur. De tweede jongen had een Marokkaans uiterlijk
.De derde jongen was blank, rond de 20 jaar, ongeveer 1.85 cm lang, fors postuur, donkerblond achterover gekamd glad haar tot in de nek. Hij vermoedt dat de blonde jongen een donker polo shirt droeg
.Op het moment dat [slachtoffer 3] de jongen aansprak, stond [slachtoffer 2] naast [slachtoffer 3] . Toen hij en [slachtoffer 3] zich omdraaiden, kreeg aangever ineens van achteren een klap in zijn gezicht. Hij draaide zich om en zag dat de blanke jongen vlak voor hem met zijn gezicht in zijn richting stond. De blanke jongen hield iets glinsterends in zijn rechterhand. Hij zag dat de blanke jongen tot drie keer toe een stekende beweging maakte met zijn rechterhand in zijn richting, onderhands van rechts naar links. Hij voelde een prikkelend gevoel aan zijn linkerzij en zijn linkerarm. Even later voelde hij dat zijn kleding nat werd en zag hij dat hij bloedde. [4]
Een vriend van aangever genaamd [naam 2] [5] heeft na het incident een foto van [verdachte] uit [woonplaats] laten zien aan [slachtoffer 2] . [slachtoffer 2] herkende de hierop afgebeelde blanke jongen direct als de jongen die hem heeft gestoken. De andere jongen op de foto is de jongen die [getuige 2] heeft lastig gevallen. [6]
Verbalisant [verbalisant 2] kwam na de melding van de steekpartij ter plaatse en zag een jongen wiens kleding doordrenkt was met bloed. Hij gaf aan
[slachtoffer 2]te heten en zei dat in de [café] een ruzie was ontstaan waarbij een jongen een mes pakte en begon te steken. Dat was een man van 19 à 20 jaar oud, die een “ [merk] Polo” droeg met donkerblond naar achteren gekamd haar. [7]
Aangever [slachtoffer 3]heeft op 2 mei 2016 verklaard dat een groep jongens met hem en [slachtoffer 2] begon te vechten nadat hij de jongen die zijn vriendin [getuige 2] had lastig gevallen, had aangesproken. Hierna ontstond er een chaotische situatie. [slachtoffer 2] werd met de vuist in het gezicht geslagen. Kort hierna werd [slachtoffer 3] door dezelfde jongen met de vuist in het gezicht geslagen. [getuige 1] , [naam 3] en [slachtoffer 1] stonden daar bij. [slachtoffer 3] probeerde zich te verdedigen door met zijn vuisten van zich af te slaan. Vrienden van de jongen kwamen erbij. Aangever [slachtoffer 3] kreeg van hen rake klappen. De jongen met wie [slachtoffer 3] als eerste in gevecht was geraakt, greep hem om zijn nek en had hem in een nekklem. Aangever kreeg het benauwd. Ineens werd aangever losgelaten en stonden er mensen van de beveiliging bij hen. Na een paar minuten voelde aangever met zijn hand dat zijn rug nat was en zag hij bloed aan zijn hand. Hij was gestoken. Aangever kan zich een blanke jongen die vooraan stond, herinneren in een wit T-shirt, blond achterover gekamd haar tot halverwege zijn nek, gezet postuur, tussen de 19-22 jaar oud.
[naam 2] [8] heeft een foto van [verdachte] uit [woonplaats] laten zien aan aangever. Aangever, [naam 3] en [getuige 1] herkenden de jongen direct als de blanke jongen met het blonde haar die vooraan stond. [9]
Verklaringen van getuigen
Getuige [getuige 6], in de nacht van 26 op 27 april 2016 werkzaam als portier bij de [café] , heeft verklaard dat hij een jongen bij wie het bloed uit de linkerzij spoot, heeft verzorgd
[de rechtbank begrijpt dat dit [slachtoffer 1] is].De jongen zei dat hij was gestoken door een blanke jongen, circa 1.80 meter lang met donkerblond strak achterover gekamd haar en een tatoeage op zijn arm. Desgevraagd verklaarde een meisje dat de vechtpartij had gezien, dat de door het slachtoffer beschreven jongen nadrukkelijk mee had gedaan aan de vechtpartij. Zij en haar vriendin zochten in het bijzijn van getuige diens foto op via hun mobiel en zeiden tegen getuige dat de jongen [verdachte] heet. Getuige [getuige 6] herkende de jongen op de aan hem getoonde foto voor honderd procent als de jongen die hij bij de draaibar had zien vechten. Naast de jongen stond een meisje afgebeeld met blond haar, die getuige herkende als [getuige 3] . Zij was die avond ook aanwezig in de [café] . Getuige heeft de betreffende foto doorgezonden naar de politie. [10]
Getuige [getuige 2]heeft op 27 april 2016 verklaard, dat die nacht bij de draaibar een Turkse jongen tegen haar aan stond te dansen en haar betastte. Haar vriend [slachtoffer 3] zei tegen de jongen dat hij moest ophouden. [slachtoffer 2] kwam erbij en een andere jongen uit die groep sprong ertussen en haalde direct uit naar [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] . Er ontstond een vechtpartij. Die andere groep begon te vechten. Buiten zag getuige [slachtoffer 2] gewond op de grond liggen met een ambulance erbij. [slachtoffer 1] was al naar het ziekenhuis gebracht. Op de facebookpagina van [verdachte] zag ze een foto van twee jongens, van wie één een wit T-shirt draagt, een waterpijp vasthoudt en op de rechterhand een tatoeage heeft. Getuige herkende de jongen direct als bovenstaande Turkse jongen die haar heeft aangerand.
. [11]
Geconfronteerd met bovenstaande foto, heeft
[getuige 4], een vriend van verdachte, verklaard dat hij de jongen in de witte blouse is die links staat afgebeeld op de foto met de waterpijp en dat naast hem [verdachte] staat. Hij was op 27 april 2016 met verdachte [verdachte] in een café met een draaibar, waar ineens gevochten werd. [12]
[getuige 1]heeft verklaard dat hij eerder die nacht een incident had met een jongen die hem lomp opzij duwde bij de bar. De jongen had bruin glad haar met gel naar achteren gekamd tot in de nek. Hij droeg een ketting om zijn hals over zijn T-shirt. De jongen had een gezet postuur en was ongeveer 20 jaar oud. De jongen reageerde opgefokt en agressief. In de groep van de jongen zaten ook Marokkaanse jongens. Een van die Marokkaanse jongens viel de vriendin van [slachtoffer 3] lastig. Er ontstond een woordenwisseling tussen die Marokkaanse jongen en [slachtoffer 3] . [slachtoffer 3] werd weggeduwd en kreeg uit het niets een klap. Getuige heeft geprobeerd de zaak te sussen. Er ontstond een grote vechtpartij, waarbij hun groep in tweeën werd gedeeld. Die Marokkaanse jongen en de jongen met het achterover gekamde haar zijn betrokken geweest bij de vechtpartij. [13]
Namens de bedrijfsleiding van café de [café] heeft
[getuige 5], locatiemanager, desgevraagd verklaard dat er tijdens Koningsnacht 2016 in verband met de veiligheid uitsluitend gebruik is gemaakt van plastic bekers en dat het uitgesloten is dat een bezoeker een fles uit de bar heeft kunnen pakken
. [14]
Verklaringen van verdachte
Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij bij de draaibar van de [café] stond en voelde dat achter zijn rug iets gebeurde. Toen hij zich omdraaide, zag hij dat zijn vriend [naam 4] op de grond lag en met iemand in gevecht was. Vervolgens heeft verdachte zich gemengd in de vechtpartij, waarbij naar schatting zo’n 10-15 personen betrokken waren. Het is goed mogelijk dat hij mensen heeft geraakt. Hij had die avond met name sterke drank gedronken en was aangeschoten. Verdachte droeg die avond een donker blauw T-shirt van Kenzo met korte mouwen en een ketting om zijn nek. Hij heeft een tatoeage op zijn linker bovenarm. Zijn tatoeage was die avond (deels) zichtbaar. Verdachte heeft die nacht niet gemeld bij de politie of personeel van de [café] dat hij ook was gestoken. Ook heeft hij geen medische hulp gezocht. Dat vond hij niet nodig. Op de toiletten van Mac Donalds hebben hij en zijn vrienden zijn snijwond, die bloedde, met servetten gedept. Na zijn aanhouding is de wond alsnog gehecht. Het klopt dat hij de jongen rechts is op de foto in het dossier [15] waarop twee jongens met een waterpijp staan en dat de andere jongen zijn vriend [getuige 4] [de rechtbank begrijpt [getuige 4] ] is
. [16]
Bij de politie heeft verdachte verklaard dat hij die nacht samen zijn vrienden [naam 4] , [getuige 4] en [naam 5] in de [café] was en dat zijn vrienden in gevecht raakten. Na de vechtpartij had hij een snijwond in zijn linker arm. Hij heeft daar niets van gemerkt en geen pijn(scheut) gevoeld. Zijn vriendin heet [getuige 3] en was die avond ook aanwezig. [17] [getuige 4] heeft verklaard dat verdachte een snee op zijn onderarm had. [18]
Medische informatie
[forensisch arts] , forensisch arts, heeft aangever [slachtoffer 1] op 17 mei 2016 onderzocht. Uit het onderzoek blijkt onder meer dat het letsel van [slachtoffer 1] bestaat uit één steekverwonding in de linkerflank richting de rug. Hierbij is een perforatie ontstaan in de dikke darm, een scheur van meer dan drie centimeter in de linker nier en een kneuzing van de staart van de alvleesklier. Het is zeer aannemelijk dat dit letsel is toegebracht met een stekend voorwerp en dat er loodrecht is gestoken in de linkerflank. Een nierlaceratie van meer dan drie centimeter veroorzaakt op korte termijn dusdanig veel bloedverlies, dat dit in beginsel dodelijk is. Een darmperforatie veroorzaakt lekkage van de darminhoud naar de buikwand. Hierbij kan het buikvlies geïnfecteerd raken met bacteriën vanuit de darmen en kan bloedvergiftiging optreden waarbij diverse organen als nieren, hart en longen disfunctioneren waardoor de kans op overlijden steeds groter wordt. Een kneuzing van de staart van de alvleesklier kan lekkage van de verteringssappen van dit orgaan in de buikholte geven. Er zal dan een ontsteking van de pancreas, aantasting van buikorganen en bloedvergiftiging optreden. Het is zeer aannemelijk dat deze verwondingen zijn veroorzaakt door een stekend voorwerp, mogelijk een mes. Er is sprake van blijvende schade, te weten littekens van de steekwond en de operatie op de buik en linkerflank. [19]
[forensisch arts] , forensisch arts, heeft aangever [slachtoffer 2] op 17 mei 2016 onderzocht. Uit het onderzoek blijkt onder meer dat het letsel van [slachtoffer 2] bestaat uit:
- één diepe snijverwonding aan de linker bovenarm van de huid tot in het onderhuidse vetweefsel
- één zeer diepe steekverwonding in de regio van de derde rib aan de linkerflank. Hierbij is een gat in de linkerlong ontstaan en een scheur van vier à vijf centimeter in het diafragma
- één zeer diepe steekverwonding regio zesde rib aan de linkerflank
- breuken ontstaan in de tiende rib
- één scheur van meer dan drie centimeter in de milt die ontstaan is door de zeer diepe steekverwonding regio zesde rib linker flank, waarbij het zeer aannemelijk is dat de scheurverwonding van de milt is verergerd door mechanische stomp inwerkend geweld in de regio van de tiende rib.
Verder blijkt uit het onderzoek dat het zeer aannemelijk is dat dit letsel is toegebracht met een snijdend c.q. stekend voorwerp. Gezien het aantal verwondingen is er minimaal drie keer gestoken, waarbij twee maal zeer diep in het lichaam en éénmaal overwegend snijdend maar wel zeer diep tot in het onderhuids vetweefsel. Gezien het ontstane inwendige letsel is het zeer aannemelijk dat er loodrecht in de linkerflank is gestoken. Daarbij moet in de regio van de tiende rib ook nog stomp uitwendig geweld zijn gebruikt, aangezien er sprake is van meerdere ribbreuken van de tiende rib. Een linker klaplong, een diafragma scheur en een miltscheur van meer dan drie centimeter betreffen alle zeer diepe inwendige letsels. Er is sprake van blijvende schade vanwege de uiteindelijke noodgedwongen verwijdering van de milt en de littekens van de steekwonden en de operatie. Na het verwijderen van de milt ontstaat een tijdelijk verminderde afweer en zal betrokkene gedurende twee jaar dagelijks preventief antibiotica moeten slikken en een vijfjarig vaccinatieprogramma moeten doorlopen. Een miltbreuk van meer dan drie centimeter en een diafragmaruptuur van meer dan vier centimeter veroorzaken ieder afzonderlijk dusdanig veel bloedverlies dat dit letsel in beginsel dodelijk is. Ook een klaplong kan in beginsel dodelijk zijn als de druk in de borstholte niet wordt ontlast. Het slachtoffer zou zijn doodgebloed als hij niet op tijd zou zijn geholpen. [20]
Chatberichten
Whatsapp-bericht afkomstig van de telefoon van [getuige 3] ( [telefoonnummer] ), de vriendin van verdachte, verzonden aan een vriend genaamd [naam 6] ( [telefoonnummer] ) op 27 april 2016 om 02:26:
Jaa [verdachte] heeft 8 mensen gestoke [21]
Whatsapp-gesprek tussen verdachte ( [telefoonnummer] ) en [naam 5] ( [telefoonnummer] ) op 27 april 2016 tussen 2:34 en 2:35 uur:
[voorletter] : ik ben het [naam 5] .
[voorletter] : neem op
[voorletter] : [naam 4] ligt in het ziekenhuis
(…)
[voorletter] : hij is gestoken in zijn rug man
[verdachte] : rot op
[verdachte] : zweet
[verdachte] : Kk zooi
[voorletter] : net langs ze ribben af
[voorletter] : neem is op
[verdachte] :
Mss heb ik geraak
[verdachte] : Ja bel
[verdachte] : bahbah [22]
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij later die nacht een chatgesprek heeft gevoerd met [naam 5] , die hem vertelde dat [naam 4] in het ziekenhuis lag in verband met een steekwond in zijn rug. Met de tekst ‘Mss’ in zijn (hiervóór weergegeven Whatsapp-)bericht “Mss heb ik geraak”, bedoelt verdachte ‘misschien’. [23]
Geconfronteerd met bovenstaand bericht heeft [naam 5] op 10 juli 2016 verklaard dat hij denkt dat verdachte hun vriend [naam 4] misschien heeft geraakt. [naam 5] was op 27 april 2016 in het ziekenhuis bij [naam 4] en had diens telefoon toen in gebruik. [24]
Bewijsoverwegingen ten aanzien van het steken van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]
Vecht- en steekpartij
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat aangevers [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] in de nacht van 27 april 2016 in café de [café] in Nijmegen bij de draaibar zijn aangevallen en in gevecht zijn geraakt met een blanke c.q. blonde jongen met naar achteren gekamd haar en zijn vrienden. Tijdens de vechtpartij zijn alle drie aangevers gestoken. Verdachte heeft verklaard die nacht in de [café] samen met zijn vrienden betrokken te zijn geweest bij een vechtpartij bij de draaibar. Er zijn geen aanwijzingen dat er die nacht meerdere vechtpartijen hebben plaatsgevonden in de [café] , zodat wordt geconcludeerd, dat verdachte en zijn vrienden met aangevers in gevecht zijn geweest. Uit de verklaringen van aangevers en getuigen leidt de rechtbank verder af, dat de vechtpartij is ontstaan op het moment dat [slachtoffer 3] een getinte jongen met een tatoeage op zijn hand aansprak en opriep om zijn vriendin, die door hem werd betast, met rust te laten. De getinte jongen is op basis van een foto herkend door aangevers en geïdentificeerd als [getuige 4] ( [getuige 4] ), een vriend van verdachte. Voorts stelt de rechtbank vast dat [slachtoffer 1] en zijn vriend [getuige 1] eerder die avond al met bovenstaande blanke jongen een incident hadden toen deze provocerend rondliep en agressief reageerde naar [getuige 1] .
Identificatie van de dader
[slachtoffer 1] heeft verklaard, dat hij is gestoken door de blonde jongen die eerder die avond agressief reageerde op zijn vriend [getuige 1] . Hij gaf meteen na het voorval en later een beschrijving van de dader die past bij het uiterlijk en kenmerken van verdachte [verdachte] . Korte tijd na het incident is [slachtoffer 1] een foto getoond met daarop twee jongens en een waterpijp. [slachtoffer 1] herkende de hierop afgebeelde blanke jongen direct als de blonde jongen die hem heeft gestoken en de andere licht getinte jongen als de jongen die [getuige 2] heeft lastig gevallen. Op basis van het dossier begrijpt de rechtbank, dat de aan [slachtoffer 1] getoonde foto afkomstig is van de facebookpagina van [verdachte] en dat de afgebeelde blanke jongen verdachte is.
[slachtoffer 2] heeft meteen na het voorval en later in zijn aangifte verklaard dat hij is gestoken door een blanke jongen, die een glinsterend voorwerp in zijn rechterhand hield. Geconfronteerd met een foto van facebook van [verdachte] uit [woonplaats] , herkende [slachtoffer 2] verdachte direct als de blanke jongen die hem heeft gestoken.
De overtuiging dat verdachte die nacht heeft gestoken, wordt voorts versterkt door het hiervoor genoemde whatsapp-gesprek aan [naam 5] , waarin hij aangeeft dat hij [naam 4]
misschien heeft geraakt.De verklaring van verdachte bij de rechter-commissaris en ter zitting dat hij hiermee bedoelde, dat hijzelf was geraakt en op dat moment niet helemaal helder was omdat hij had gedronken, acht de rechtbank niet aannemelijk, nu verdachte op het moment van het bericht al wist dat hij zelf een snijwond had, zodat het woord ‘misschien’ in dat licht ongerijmd is.
Ook het whatsapp-bericht dat [getuige 3] , de vriendin van verdachte, zeer kort na de steekpartij op 27 april 2016 heeft verzonden aan vriend [naam 5] , inhoudende “
Jaa [verdachte] heeft 8 mensen gestoke”,versterkt de overtuiging dat verdachte anderen heeft gestoken, ook al noemt zij een hoger aantal potentiële slachtoffers.
Tevens betrekt de rechtbank bij haar overtuiging dat verdachte heeft gestoken, dat hij de enige is die geen melding heeft gemaakt die avond bij de politie, medisch personeel of personeel van de [café] , dat hij was gestoken. Ook acht de rechtbank het zeer opmerkelijk dat verdachte kennelijk niet heeft gemerkt, dat hij werd gesneden/gestoken in zijn onderarm en dat hij vόόr zijn aanhouding op 27 april 2016 om 15:32 uur geen medische hulp heeft gezocht.
Steekvoorwerp
Uit het dossier blijkt dat het voorwerp waarmee aangevers zijn gestoken, niet is gevonden en dat er die nacht in de [café] alleen is geschonken in plastic bekers. Gelet op de aard en de diepte van de toegebrachte steekwonden, zoals beschreven in bovenstaande letselverklaringen, en de waarneming van [slachtoffer 2] dat de jongen, verdachte, iets glinsterends in zijn hand hield, houdt de rechtbank het erop dat verdachte heeft gestoken met een snijdend, scherp voorwerp, hoogstwaarschijnlijk een mes.
Tussenconclusies/Aard van het letsel
Gezien het bovenstaande acht de rechtbank – ondanks de ontkennende verklaringen van verdachte - wettig en overtuigend bewezen dat verdachte van korte afstand heeft uitgehaald naar [slachtoffer 1] en hem met zodanige kracht met een snijdend c.q. scherp voorwerp (hoogstwaarschijnlijk een mes) van rechts naar links in zijn linkerzij heeft gestoken, dat het bloed direct uit zijn zij spoot. Uit bovenstaande letselverklaring maakt de rechtbank op, dat [slachtoffer 1] een steekverwonding heeft opgelopen in de linkerflank richting de rug en dat hij loodrecht is gestoken. Hierdoor is een perforatie ontstaan in de dikke darm, een scheur van meer dan drie centimeter in de linker nier en een kneuzing van de staart van de alvleesklier. Ook volgt uit het medisch onderzoek dat dit letsel in beginsel dodelijk is en dat [slachtoffer 1] zou zijn doodgebloed of dat sepsis (bloedvergiftiging) zou zijn ontstaan als hij niet op tijd zou zijn behandeld.
Tevens acht de rechtbank op grond van het bovenstaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aangever [slachtoffer 2] ten minste driemaal van korte afstand met flinke kracht heeft gestoken met een snijdend, scherp voorwerp (hoogstwaarschijnlijk een mes) en daarbij loodrecht in diens linkerflank heeft gestoken. Uit de letselverklaring van [slachtoffer 2] blijkt dat hij zeer diepe snijverwondingen heeft in de linker bovenarm, in de regio van de derde rib, waarbij een gat in de linkerlong is ontstaan, de zesde rib van de linkerflank, breuken in de tiende rib en een scheur van meer dan drie centimeter in de milt. Het letsel is in beginsel dodelijk. Als [slachtoffer 2] niet tijdig was geholpen, zou hij zijn doodgebloed.
Opzet op het toebrengen van dodelijk letsel?
Uit de bewijsmiddelen kan niet worden afgeleid dat de opzet van verdachte erop was gericht om [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] van het leven te beroven, toen hij op hen instak. Vervolgens is het de vraag of verdachte voorwaardelijk opzet had op de dood van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Hiervan is sprake wanneer verdachte bewust, willens en wetens, de aanmerkelijke kans aanvaardt dat het door hem niet-primair gewilde gevolg intreedt. Door op iemand een of meerdere malen van korte afstand met volle kracht ongecontroleerd en loodrecht met een scherp en snijdend voorwerp in de flank van het lichaam, waar zich kwetsbare en vitale organen bevinden zoals de nieren en de longen, in te steken, wordt immers naar algemene ervaringsregels de aanmerkelijk kans in het leven geroepen dat een zodanige verwonding optreedt dat deze de dood tot gevolg heeft. Door, wetende welk risico daaraan verbonden is, toch te steken, heeft verdachte blijkens zijn gedragingen bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] als gevolg daarvan zouden komen te overlijden. Het voorgaande leidt de rechtbank tot de slotsom, dat verdachte voorwaardelijk opzet op de dood van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft gehad. De rechtbank komt in zoverre tot een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde.
Overwegingen ten aanzien van [slachtoffer 3]
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat [slachtoffer 3] evenals [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] die avond is aangevallen door de vriendengroep van verdachte en daarbij éénmaal in zijn rug is gestoken. Verder blijkt uit zijn verklaringen en de opgemaakte letselverklaring, dat [slachtoffer 3] hierdoor ernstig letsel heeft opgelopen. Indien het stekend voorwerp dieper in zijn lichaam was gebracht, hadden organen of bloedvaten geraakt kunnen worden en was het zeer wel mogelijk geweest dat er levensbedreigende bloedingen waren opgetreden. Uit de verklaringen van [slachtoffer 3] blijkt echter niet door wie hij is gestoken. Hij beschrijft in zijn aangifte (p. 809 dossier) weliswaar een blanke jongen met blond achterover gekamd haar en gezet postuur, maar heeft alleen gezien dat deze jongen vooraan stond bij de vechtpartij. Hij heeft niet gezien dat deze jongen hem gestoken heeft. Evenmin hebben getuigen verklaard door wie [slachtoffer 3] is gestoken. Meteen na het voorval heeft [slachtoffer 3] een beschrijving gegeven van de mogelijke dader die niet bij het uiterlijk van verdachte past (p. 802 dossier). Dat betekent dat verdachte zal worden vrijgesproken van dit deel van de tenlastelegging.
Parketnummer 05/800059-16
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van mishandeling. Het beroep op noodweer(exces) dient te worden verworpen. Ter zitting heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen opgesomd en nader toegelicht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat verdachte aangever uit zelfverdediging éénmaal heeft geslagen en zich hierna direct heeft gedistantieerd, zodat vrijspraak dan wel ontslag van alle rechtsvervolging dient te volgen.
Bewijsmiddelen [25]
Aangever [slachtoffer 4] heeft verklaard dat hij en zijn vriend [naam 8] op 15 november 2015 op een feest in [woonplaats] waren om de vriendin van [naam 8] , genaamd [naam 9] , en haar moeder op te halen. Op het feest waren ook drie jongens. Een van de jongens was blank en de andere twee waren Marokkaans of Turks. Toen aangever na het feest samen met [naam 8] , [naam 9] en de moeder van [naam 9] naar de auto liep, liep hij rechts om een geparkeerde auto heen en de anderen linksom. Vervolgens zag hij een aantal jongens van achter een busje naar hem toe lopen, onder wie een van de Turkse of Marokkaanse jongens die hij op het feest had gezien. De jongen had een tatoeage op zijn rechterhand. Hij vermoedt dat het om een afbeelding van de Turkse vlag gaat. Vervolgens werd hij aangesproken door een blanke Nederlandse jongen. De jongen droeg zijn haar achterover gekamd, was naar schatting 19-20 jaar oud en 1.85 centimeter lang. Aangever herkende de jongen als een van de drie jongens op het feest. Laatstgenoemde jongen vroeg hem waarom hij met zijn vriendin had staan ouwehoeren. Plotseling voelde aangever dat hij links op zijn achterhoofd werd geslagen en daarna met kracht op zijn gezicht werd geslagen waardoor hij ten val kwam. Hij werd toen meerdere malen door verschillende mensen tegen zijn hoofd en bovenlichaam werd geschopt. Hij voelde pijn aan zijn hoofd, armen en rug. Toen aangever opstond, kon hij zijn beide ogen niet meer openen. Van [naam 8] hoorde aangever dat de Nederlandse jongen [verdachte] uit [woonplaats] is en dat de jongen met de tatoeage op zijn hand [getuige 4] is. [26]
Uit medische informatie van 15 november 2015 blijkt dat bij aangever het volgende letsel is geconstateerd: bloeduitstorting en zwelling beide oogkassen, neusbrug gezwollen en pijnlijk, jukbeen met name links gezwollen en pijnlijk, borstholte/rug diverse bloeduitstortingen ten gevolge van voetafdrukken. Kneuzing/bloeding oog. Op 18 november 2015 is bij aangever een gebroken neus vastgesteld door de afdeling tandheelkunde. [27] Als gevolg van het letsel heeft hij anderhalve week niet kunnen werken. [28]
[naam 8] heeft verklaard dat [slachtoffer 4] na afloop van het feest werd aangesproken door verdachte [verdachte] , die hij voorheen al kende, en dat ze naast hun auto ter hoogte van het linker achterportier stonden. [naam 8] zag dat [naam 10] en [getuige 4] naast verdachte stonden en dat aangever tegen de rechterzijde van zijn hoofd werd geslagen. Toen [naam 8] aangever te hulp kwam, voelde hij een harde klap op zijn rechteroog, waardoor hij knock-out ging. [29]
Getuige [naam 9] heeft verklaard dat zij zag dat aangever, [naam 10] , [getuige 4] en verdachte tussen twee geparkeerde auto’s stonden en dat er ruzie was. De jongens bewogen heftig heen en weer. Getuige zag geen andere personen. Vervolgens zag getuige dat aangever door meerdere jongens werd geslagen. Toen zij uit de auto stapte, zag zij dat aangever op de grond lag, dat zijn beide ogen waren opgezwollen en dat hij uit zijn mond bloedde. [30]
Getuige [getuige 7] , de moeder van [naam 9] , heeft verklaard dat zij samen met [naam 9] op een feest was. Op het feest was ook verdachte in gezelschap van twee buitenlandse jongens. Getuige kent [verdachte] ; zij is bevriend met diens moeder. Na afloop van het feest zag zij dat verdachte aangever een duw gaf en hem vervolgens in zijn gezicht sloeg. Ook zag zij, dat de andere twee jongens op aangever insloegen. Getuige ging hulp halen en bij terugkomst zag zij dat de drie jongens weg waren en dat aangever en [naam 8] op de grond lagen. [31]
Op 15 november 2015 heeft [naam 8] een whatsapp-bericht ontvangen van [naam 10] met de volgende tekst:
[naam 10] : “ [naam 8] met [naam 10] , jullie moeste niet ahoeren met die vriendin van [verdachte] , jij en je vriend, we hadde jou vriend aangesproke, hij deed toen net of die niks wist dus t kwam erop dat hij klapp kreeg. Jij kwam erop af, dus wij zoude klappen krijgen of jij, ik hb jou dana nog weggetroke”.
[whatsapp-naam]
(opmerking rechtbank: whatsapp-naam gebruikt door [naam 8] ):“Wij hebben niet zitte ouwehoeren met haar”.
[naam 10] : “Maar t ging gwn uit de hand”.
(…)
[whatsapp-naam] : ”Je had mij ook kunnen spreken hadde we t uit kunnen prate”.
[naam 10] : “Ja dat kon, maar t was t probleem van mij vriend en zijn vriendin”.
(…)
[naam 10] : “ [naam 8] ik wil bij deze mijn excuses aanbieden, nar jou en je vriend plus ouders.
Wat gister is gebeurt, was niet het bedoeling om het zo ver te laten komen. Ik heb opzich wel spijt van”. [32]
Op 15 november 2015 heeft [naam 8] een e-mailbericht ontvangen van verdachte met de volgende inhoud:
“Hey [naam 8] met [verdachte] wat gister allemaal is gebeurd had niet gemogen man en dit had ik zelf ook niet verwacht wat jullie hebben. Maar het is nu eenmaal gebeurd en ik heb vernomen dat jullie heletijd met mijn vriendin aan het ouwehoeren waren en zei kwam telkens naar me toe en ik geloof haar natuurlijk. En dan ben ik een persoon die niet de makkelijkste is ik had het beter moeten handelen. Maar bij deze bied ik me excuses aan en ook naar je vriend [naam 11] en je ouders (…)”. [33]
Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij aangever achterna is gelopen toen deze het feest verliet om hem op straat aan te spreken. Hij heeft aangever toen gevraagd waarom die met zijn vriendin had staan ouwehoeren en hem vervolgens een klap gegeven. Verdachte denkt, dat hij aangever aan de zijkant van zijn gezicht heeft geraakt. Het klopt, dat hij op dat moment boos was op aangever en opgefokt was, zoals hij bij de politie heeft verklaard. Hij had wat biertjes gedronken. Zijn vriend [getuige 4] , die ook op het feest was, heeft een tatoeage van de Turkse vlag op zijn rechterhand. [34]
Bij de politie heeft verdachte verklaard, dat zijn vrienden [getuige 4] en [naam 10] , met wie hij op het feest was, om hem heen stonden tijdens de ruzie met aangever en dat hij aangever met de vuist in het gezicht heeft geslagen. Hij was toen aangeschoten. [35]
Bewijsoverwegingen
Mede op grond van de verklaringen van verdachte stelt de rechtbank vast, dat verdachte aangever achterna is gegaan en hem vervolgens opzettelijk met kracht, met de vuist, in het gezicht heeft geslagen, waarna aangever ten val is gekomen. Verder leidt de rechtbank uit de bewijsmiddelen af, dat verdachte en zijn vrienden [naam 10] en [getuige 4] , aangever, terwijl deze op de grond lag, meerdere malen hebben geslagen en geschopt. Hierbij betrekt de rechtbank tevens, dat (blijkens de voormelde contactdetails van de huisartsenpost) op de rug van aangever voetafdrukken zijn gevonden. Dat tussen verdachte en zijn vrienden sprake was van een bewuste en nauwe samenwerking bij het gebruik van geweld tegen aangever, wordt onderstreept door de tekst van het whatsapp-bericht dat [naam 8] van [naam 10] heeft ontvangen. Als gevolg van het door verdachte en zijn vrienden uitgeoefende geweld, heeft aangever pijn en letsel opgelopen, waaronder een gebroken neus. Gezien het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van mishandeling.
Ter zake van het beroep op noodweer wordt verwezen naar hetgeen hieronder onder punt 5 “De strafbaarheid van het feit” is overwogen.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
Parketnummer
05/720141-16
Primair
hij op
of omstreeks27 april 2016 te Nijmegen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 2]
en/of [slachtoffer 3]opzettelijk van het leven te beroven, immers heeft verdachte, die [slachtoffer 1] éénmaal en
/ofdie [slachtoffer 2] meermalen
en/of die [slachtoffer 3] ,(met kracht) met een mes, althans een daarop gelijkend scherp
en/
of puntigen
/ofsnijdend voorwerp, (links) in de buik en
/ofin de (linker)flank
en/of (links) onder in de rug, althans het bovenlichaam(linker(voor en/of achter) zijde),gestoken/geprikt/ gesneden (door wild/woest/onverhoeds met voornoemd mes, althans een daarop gelijkend scherp
en/of puntigen
/ofsnijdend voorwerp, om zich heen te steken/prikken/snijden (bij gelegenheid van een ruzie in een (drukke) kroeg/bar/dancing)) terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Parketnummer
05/800059-16
hij op
of omstreeks15 november 2015 te [woonplaats] tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen[slachtoffer 4] heeft mishandeld door
- meerdere malen
, althans éénmaal(met gebalde vuist) op/tegen het hoofd, en
/of op/in het gezicht te slaan en
/of
- meerdere malen,
althans éénmaal(terwijl deze [slachtoffer 4] op de grond lag) (met gebalde vuist) op/tegen het lichaam te slaan en
/of
- meerdere malen,
althans éénmaal(terwijl deze [slachtoffer 4] op de grond lag) (met geschoeide voet) op/tegen het lichaam te schoppen/trappen;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad. Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde in de zaak met parketnummer
05/720141-16levert op:
Poging tot doodslag, meermalen gepleegd
Het bewezenverklaarde in de zaak met parketnummer
05/800059-16levert op:
Medeplegen van mishandeling

5.De strafbaarheid van het feit

Parketnummer
05/720141-16
De feiten zijn strafbaar.
Parketnummer
05/800059-16
Verdachte heeft verklaard dat hij aangever achterna is gegaan, hem heeft aangesproken en hem vervolgens uit zelfverdediging een klap in het gezicht heeft gegeven nadat hij van hem een kopstoot had gekregen. Voor zover er vanuit dient te worden gegaan, dat aangever verdachte een kopstoot heeft gegeven, wordt overwogen dat uit de bewijsmiddelen is op te maken dat verdachte boos en opgefokt was toen hij de confrontatie zocht met aangever. Verdachte heeft de kans op escalatie dan ook bewust opgezocht, terwijl hij er ook voor had kunnen kiezen dit niet te doen. In die situatie kan verdachte, behoudens bijzondere omstandigheden waarvan niet is gebleken, geen beroep doen op noodweer. Bovendien heeft hij ter zitting verklaard dat de kopstoot van aangever niet hard was en dat hij hiervan geen last heeft gehad zodat er ook om die reden geen noodzaak was voor hem om aangever met de vuist in het gezicht te slaan, laat staan om aangever, terwijl deze op de grond lag, samen met medeverdachten meerdere malen te slaan en te schoppen. Het beroep op noodweer slaagt daarom niet en het feit is dan ook strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Parketnummers
05/720141-16en
05/800059-16
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder parketnummer 05/720141-16 primair ten laste gelegde en het onder parketnummer 05/800059-16 ten laste gelegde zal worden veroordeeld met toepassing van het volwassenstrafrecht tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaar. Voorts is verzocht het bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis op te heffen.
Het standpunt van de verdediging
In geval van strafoplegging heeft de raadsvrouw gewezen op de uitgebrachte reclasseringsadviezen waarin een positief beeld van verdachte naar voren komt en waarin het recidivegevaar wordt ingeschat als matig. Verdachte is serieus bezig met zijn toekomst, opleiding en werk en een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou dit doorkruisen. Verder is verzocht rekening te houden met de omstandigheid, dat verdachte zes weken in detentie heeft verbleven in het kader van de voorlopige hechtenis en daarna ruim zes maanden een elektronische enkelband heeft gehad tijdens de schorsing. Verdachte heeft zich steeds aan de schorsingsvoorwaarden gehouden. Mede gelet hierop, is verzocht om de schorsing van de voorlopige hechtenis te handhaven.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- een verdachte betreffend uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 7 februari 2017;
- reclasseringsadviezen van 27 mei 2016, 22 maart en 23 maart 2017.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte zich (onder meer) schuldig heeft gemaakt aan twee levensdelicten, de meest ernstige feiten uit het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank is daarom van oordeel dat alleen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur in aanmerking komt. Daarbij acht zij het volgende van belang.
Wat voor [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] begon als een feestelijke avond, zij vierden namelijk het afstuderen van [slachtoffer 2] , eindigde voor hen in een bijna fatale en waarschijnlijk levenslange traumatische avond. Tijdens Koningsnacht 2016 heeft verdachte in uitgaansgelegenheid de [café] in Nijmegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] met een scherp voorwerp, hoogstwaarschijnlijk een mes, gestoken tijdens een ruzie. De ruzie ontstond op het moment dat [slachtoffer 3] , een goede vriend van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , een vriend van verdachte aansprak die handtastelijk was naar zijn vriendin. Vervolgens werden [slachtoffer 3] , [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] uit het niets door verdachte en zijn vrienden geslagen. Terwijl [slachtoffer 1] zich verdedigde, is hij door verdachte gestoken in zijn linkerzij, waarna het bloed uit zijn lichaam spoot. Door het hevige bloedverlies verkeerde [slachtoffer 1] enige tijd in doodsangst en is hij buiten kennis geraakt voordat hij in het ziekenhuis aankwam. [slachtoffer 1] is direct twee maal geopereerd en zijn situatie is een aantal dagen kritiek geweest. Zijn darm bleek geperforeerd, een nier was gescheurd en zijn alvleesklier was gekneusd. Hierna volgde een lange en zware revalidatie. [slachtoffer 1] heeft veel pijn gehad door zijn verwondingen en de operatie.
[slachtoffer 2] is door verdachte tenminste driemaal gestoken, onder meer in zijn linkerzij, en ook hij heeft hierdoor veel bloed verloren. Door de steekverwonding heeft hij een klaplong gekregen en kreeg hij geen lucht. Een agent heeft hem zodanig vastgehouden dat hij kon blijven ademen. In het ziekenhuis bleek zijn milt te zijn doorboord die uiteindelijk verwijderd moest worden. Hierdoor is zijn afweersysteem verzwakt, waardoor hij langdurig is aangewezen op medicatie en vaccinatie. De eerste maanden na zijn ontslag uit het ziekenhuis had [slachtoffer 2] veel hulp nodig, omdat hij weinig kracht en veel pijn had. Ook heeft hij zijn linkerarm langere tijd niet kunnen gebruiken, omdat zenuwen waren beschadigd door de steekwond.
Ter zitting hebben [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] (alsook [slachtoffer 3] ) op indrukwekkende wijze tot uiting gebracht hoe zij nog dagelijks worden geconfronteerd met de fysieke en psychische gevolgen van het handelen van verdachte en hoe pijnlijk het is om steeds weer aan deze vreselijke avond te worden herinnerd. Ook hun familieleden worstelen met hun leed. Hun leven is sinds 27 april 2016 ingrijpend veranderd. Zij zijn angstig geworden. Zij gaan niet meer uit, begeven zich zo min mogelijk op drukke plaatsen en durven geen onbekende mensen meer aan te spreken. Ook staan zij onder psychische behandeling vanwege het gebeuren en is bij [slachtoffer 1] een post traumatisch stress syndroom vastgesteld.
Telkens wanneer [slachtoffer 1] een litteken ziet, in een film of het grote litteken bij hemzelf, bijvoorbeeld wanneer hij en zijn medestudenten Geneeskunde onderzoek bij elkaar moeten doen, wordt hij er weer aan herinnerd hoezeer zijn leven aan een zijden draadje heeft gehangen. Bovendien kunnen anderen dan gemakkelijk het idee krijgen dat hij een vechtersbaas is, hoe kom je anders aan zo’n verwonding? Telkens weer moet hij het uitleggen.
Doordat bij [slachtoffer 2] de milt is verwijderd, is zijn immuunsysteem verzwakt, hetgeen hij moet compenseren door jarenlang medicatie te nemen. Hij volgde een HBO-opleiding verpleegkunde, maar het is nu onzeker of hij in een ziekenhuis kan werken in verband met het verzwakte immuunsysteem. Ook [slachtoffer 2] durft nauwelijks meer te gaan zwemmen omdat hij terugschrikt voor de reacties van mensen als ze alle littekens zien.
Het handelen van verdachte heeft daarnaast een grote impact op het leven van [slachtoffer 3] , die van zeer dichtbij heeft meegemaakt dat zijn vrienden zwaar werden verwond toen zij hem te hulp kwamen en die bovendien ook zelf is gestoken door een tot dusver onbekend gebleven dader.
Door zijn handelen heeft verdachte een zeer ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en hun leven op het spel gezet. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan, dat hij – in aangeschoten toestand – zonder aanleiding in het wilde weg in een drukke kroeg heeft gestoken met een mes, zonder acht te slaan op de gevolgen hiervan en dat hij door deze handelwijze voor hetzelfde geld nog meer slachtoffers had kunnen maken.
Daarnaast heeft verdachte zich een paar maanden eerder samen met twee mededaders schuldig gemaakt aan mishandeling. Na afloop van een feest heeft verdachte - aangeschoten - aangever [slachtoffer 4] ‘s nachts op straat aangevallen, omdat deze zou hebben ‘geouwehoerd’ met zijn vriendin. Terwijl [slachtoffer 4] weerloos op de grond lag, heeft verdachte samen met zijn mededaders [slachtoffer 4] meerdere malen geschopt en geslagen. [slachtoffer 4] heeft hierdoor pijn, een gebroken neus en diverse kneuzingen opgelopen, waardoor hij ten minste anderhalve week niet normaal heeft kunnen functioneren. Verdachte heeft door zijn handelen een inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van [slachtoffer 4] en gevoelens van angst en onveiligheid veroorzaakt.
Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafoplegging rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, maar die werken niet in zijn voordeel. Hij was ten tijde van de feiten 19 respectievelijk 20 jaar oud. Hij is in 2013 en 2014 veroordeeld voor mishandeling en verboden wapenbezit; de hiervoor opgelegde werkstraf, later omgezet in vervangende hechtenis, heeft kennelijk weinig indruk gemaakt op hem.
Het positieve beeld dat verdachte blijkens bovenstaande adviezen bij de reclassering heeft laten zien, komt niet overeen met de wijze waarop hij zich op 15 november 2015 en 27 april 2016 onder invloed van alcohol in het uitgaansleven heeft gedragen en kan de rechtbank ook niet onderschrijven. Ter zitting heeft hij nauwelijks enig medeleven met de slachtoffers laten zien; op een uitdrukkelijke vraag van de rechtbank: “Er is iets heel ergs gebeurd. Voor mij is het ook erg. Ik voel me ook slachtoffer. Ik voel me ook niet prettig.”
Tot slot heeft de rechtbank bij de straftoemeting aansluiting gezocht bij straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
De rechtbank begrijpt dat een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf het leven, de opleiding van de nog jonge verdachte, zal doorkruisen en mogelijk negatieve gevolgen met zich brengt, maar acht dit gerechtvaardigd, gelet op de ernst van de bewezenverklaarde feiten.
Alles afwegend, acht de rechtbank een gevangenisstraf van zes jaar zoals geëist door de officier van justitie een juiste straf. Hoewel de rechtbank minder bewezen acht dan de officier van justitie, is zij van mening dat een lagere straf onvoldoende recht doet aan de ernst van de feiten.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank de schorsing van de voorlopige hechtenis zal opheffen. De rechtbank zal dat inderdaad doen. De schorsing is per 13 juni 2016 uitgesproken, toen nog niet duidelijk was wanneer de inhoudelijke behandeling zou plaatsvinden. Thans ligt na een behandeling op tegenspraak een veroordeling voor en wordt verdachte een gevangenisstraf van zes jaren opgelegd. Dat rechtvaardigt herleving van de voorlopige hechtenis. Artikel 5 EVRM noch het arrest inzake Geisterfer/Nederland (EHRM 9 december 2014, 15911/08, NJ 2015/281) staan daaraan in de weg. Immers, een rechterlijk vonnis (dat niet onherroepelijk hoeft te zijn) biedt blijkens artikel 5 lid 1 onder a EVRM in verdragsrechtelijk opzicht een voldoende grondslag voor vrijheidsbeneming, ook al staat er nog hoger beroep open. In gelijke zin: Hof Amsterdam 8 april 2015, ECLI:NL:GHAMS: 2015:5778.

8. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel

Parketnummer
05/720141-16
In bovenstaande zaak hebben de benadeelde partijen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding. [slachtoffer 1] heeft een totaalbedrag van € 29.759,68 gevorderd, waarvan kennelijk € 22.500,- aan immateriële schade. Het overige deel bestaat onder meer uit reis- en parkeerkosten, kledingschade, medische kosten en vergoeding van collegegeld.
[slachtoffer 2] heeft, met verbetering van een foutieve berekening, een totaalbedrag van € 21.674,72 gevorderd, waarvan € 20.000,- aan immateriële schade. Het overige bedrag bestaat eveneens onder meer uit medische kosten, reis- en parkeerkosten en vergoeding van kledingschade.
[slachtoffer 3] heeft een vordering ingediend ter hoogte van € 3.382,81, waarvan € 2.500,- ziet op immateriële schade. Tevens hebben alle benadeelde partijen verzocht de wettelijke rente toe te passen en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd om de door [slachtoffer 1] ingediende materiële schade te
vergoeden tot € 1.550,12, de materiële schade van [slachtoffer 2] te vergoeden tot € 1.676,81 en de
materiële schade van [slachtoffer 3] te vergoeden tot € 536,68. Verder heeft de officier van
justitie zich op het standpunt gesteld, dat de reiskosten voor hoger beroep in de onderhavige
procedure niet voor toewijzing in aanmerking komen, evenals door familieleden betaalde
reis- en parkeerkosten. Voor wat betreft de hoogte van de immateriële schade, de door
[slachtoffer 3] gederfde inkomsten en het door [slachtoffer 1] gevorderde collegegeld heeft de officier
van justitie zich gerefereerd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair verzocht de vorderingen van de benadeelde partijen af te wijzen
onder verwijzing naar de bepleite vrijspraak. Subsidiair is verzocht om de vorderingen niet-
ontvankelijk te verklaren nu deze niet eenvoudig van aard zijn dan wel te splitsen en de
immateriële schade te matigen. Ten aanzien van [slachtoffer 3] is verder bepleit de gederfde
inkomsten bij gebrek aan onderbouwing af te wijzen. Ten aanzien van de gevorderde
kledingkosten is aangevoerd dat een bedrag van € 70,- (zoals in de vordering van
[slachtoffer 3] ) in plaats van € 200,- redelijk is en dat niet is gebleken dat de medische kosten,
ziekenhuisdaggeldvergoeding en kosten voor penicilline niet uit anderen hoofde worden
vergoed. De kosten gemaakt door familie van de benadeelde partijen in verband met
ziekenhuisbezoek komen niet voor vergoeding in aanmerking, nu dit geen
rechtstreekse schade van de benadeelden zelf betreft. Verder is niet met stukken
onderbouwd sinds wanneer en waardoor de studie van [slachtoffer 1] vertraging heeft opgelopen.
Beoordeling door de rechtbank
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1]overweegt de rechtbank als
volgt. Vaststaat dat [slachtoffer 1] rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het
bewezenverklaarde feit. In aanmerking genomen de ernst van het feit, de aard van de
verwondingen, het ziekenhuisverblijf waarin de toestand van [slachtoffer 1] kritiek is geweest,
alsmede de lange en zware revalidatietijd na twee operaties en de omstandigheid dat sprake
is van blijvend zichtbare littekens op de buik (van borstbeen tot onder de navel) en de
linkerzij, acht de rechtbank een bedrag van € 20.000,- aan immateriële schade redelijk. Ook de gevorderde materiële kosten komen voor volledige toewijzing in
aanmerking met uitzondering van de reiskosten voor hoger beroep ad € 48,36. De rechtbank
acht het aannemelijk dat de studieresultaten van [slachtoffer 1] hebben geleden onder het
bewezenverklaarde feit en is verder van oordeel dat de vordering van het collegegeld
afdoende is gemotiveerd zodat het volledige bedrag van € 7.259,68 wordt toegewezen.
Verder ziet de rechtbank geen aanleiding om de kledingschade te matigen. Dat [slachtoffer 3] in
zijn vordering op dit punt een lager bedrag heeft opgegeven, maakt niet dat de door [slachtoffer 1]
gevorderde kledingschade onbillijk is. Ook de kosten, bestaande uit ziekenhuisdaggeldvergoeding en het eigen risico dat als gevolg van het ambulancevervoer volledig is aangesproken, zijn toereikend onderbouwd. Gelet op de Richtlijn letselschade kilometervergoeding 2017 acht de rechtbank de door de familie gemaakte reiskosten voor
ziekenbezoek aan [slachtoffer 1] eveneens toewijsbaar.
Gezien het vorenstaande stelt de rechtbank het totale schadebedrag vast op € 27.211,32 (zijnde 27.259,68 -/- € 48,36), te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van de pleegdatum, te weten 27 april 2016.
Verder stelt de rechtbank vast dat ook de benadeelde partij
[slachtoffer 2]rechtstreeks schade heeft
geleden als gevolg van het bewezenverklaarde. Gelet op de ernst van het feit, de aard en het
aantal toegebrachte verwondingen, de omstandigheid dat [slachtoffer 2] chronisch is aangewezen op
medicatie in verband met zijn verzwakte weerstand, zijn lange en zware hersteltijd en de
omstandigheid dat sprake is van blijvend zichtbare littekens op de buik (van borstbeen naar
schaambeen), linker bovenarm en linkerzij en de linkerzij, acht de rechtbank een bedrag van
€ 20.000,- aan immateriële schade niet onredelijk. Ook de gevorderde materiële kosten
komen voor volledige toewijzing in aanmerking met uitzondering van de reiskosten
voor hoger beroep ad € 48,36. Verder ziet de rechtbank geen aanleiding om de kledingschade te matigen. Dat [slachtoffer 3] in zijn vordering op dit punt een lager bedrag heeft opgegeven, maakt niet dat de door [slachtoffer 2] gevorderde kledingschade onredelijk is. Ook de kosten, bestaande uit ziekenhuisdaggeldvergoeding, kosten die zien op het eigen risico en reeds gemaakte en de in de komende tijd nog te maken kosten in verband met het voorgeschreven gebruik van penicilline zijn toereikend onderbouwd. Gelet op de Richtlijn letselschade
kilometervergoeding 2017, acht de rechtbank de door de familie gemaakte reiskosten voor
ziekenbezoek aan [slachtoffer 2] eveneens toewijsbaar.
Gezien het vorenstaande stelt de rechtbank het totale schadebedrag vast op € 21.626,36 (zijnde 22.436,37 -/- € 48,36) te vermeerderen met de wettelijk rente met ingang van de pleegdatum, te weten 27 april 2016.
De rechtbank zal de vorderingen benadeelde partij van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] voor het overige
niet-ontvankelijk verklaren.
Daarnaast acht de rechtbank oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen nu verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade.
Vasstaat dat benadeelde partij
[slachtoffer 3]schade heeft geleden als gevolg van het letsel dat
hem die nacht is toegebracht. Nu de rechtbank verdachte integraal vrij zal spreken van
hetgeen hem ter zake van [slachtoffer 3] ten laste is gelegd, dient zijn vordering niet-ontvankelijk
te worden verklaard. Benadeelde partij [slachtoffer 3] kan zijn vordering in zoverre slechts
aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Parketnummer
05-800059-16
In de zaak met parketnummer 05-800059-16 heeft de benadeelde partij [slachtoffer 4] zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van de ten laste gelegde mishandeling. Gevorderd wordt een totaalbedrag van € 856,80, waarvan
€ 300,- bestaat uit immateriële schade en € 556,80 aan gederfde inkomsten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade. Voorts is verzocht om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld, dat de vordering voor toewijzing in aanmerking komt en refereert zich ten aanzien van de hoogte van zowel de immateriële als de materiële schade aan het oordeel van de rechtbank. Voorts is gevorderd om de vordering aan verdachte samen met zijn mededaders hoofdelijk op te leggen met toepassing van de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om matiging van de immateriële schade tot € 200,- of minder. Verder heeft zij aangevoerd, dat op basis van de ingebrachte stukken moeilijk is vast te stellen hoeveel de gederfde inkomsten van aangever precies bedragen. Ook heeft de raadsvrouw erop gewezen, dat verdachte slechts voor een deel van de ten laste gelegde (gewelds)handelingen verantwoordelijk is zodat een groot deel van de materiele schade moet worden afgewezen.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat de gevorderde schade rechtstreeks is veroorzaakt door het bewezenverklaarde feit. Gelet op de aard van het mede door verdachte aan aangever toegebrachte letsel, komt rechtbank een vergoeding van € 300,- aan immateriële schade niet onredelijk voor. Wel ziet de rechtbank aanleiding om de gederfde inkomsten te matigen tot
€ 208,80 (= 1,5 x € 139,20). De reden hiervoor is dat verdachte op 9 december 2015 bij de politie heeft verklaard dat hij als gevolg van de mishandeling anderhalve week niet heeft kunnen werken, terwijl de in de vordering vermelde gederfde inkomsten zien op een uitvalperiode van vier weken, welke uitvalperiode niet nader met objectieve verificatoire bescheiden wordt onderbouwd. Gezien het vorenstaande stelt de rechtbank het totale schadebedrag vast op € 508,80, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van de pleegdatum, te weten 15 november 2015. Nu verdachte het bewezenverklaarde feit in vereniging heeft gepleegd, zal de rechtbank de betalingsverplichting hoofdelijk opleggen aan verdachte en zijn mededaders.
Het overige gedeelte van de vordering van de benadeelde partij zal de rechtbank bij gebrek aan een deugdelijke onderbouwing niet-ontvankelijk verklaren.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen nu verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 27, 36f, 45, 47, 57, 287, 300 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen, dat verdachte het onder parketnummer 05/720141-16 primair ten laste gelegde en het onder parketnummer 05/800059-16 ten laste gelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen, hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat, dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) jaar;
 beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 heft op het bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis van verdachte met onmiddellijke ingang;
 wijst de vordering van de
benadeelde partij [slachtoffer 1]in de zaak met parketnummer 05/720141-16 toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt veroordeelde tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 27.211,32(zegge zevenentwintigduizend tweehonderdelf euro en tweeëndertig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 april 2016 tot aan de dag der algehele voldoening;
 verklaart de vordering van de
benadeelde partij [slachtoffer 1]voor het overige niet-ontvankelijk;
 veroordeelt veroordeelde in de kosten van het geding door de
benadeelde partij [slachtoffer 1]gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil;
 legt aan veroordeelde de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 1]te betalen een bedrag van
€ 27.211,32(zegge zevenentwintigduizend tweehonderdelf euro en tweeëndertig eurocent) , te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 april 2016 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 183 (honderd drieëntachtig dagen), met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft;
 bepaalt daarbij dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 1], daarmee de verplichting van veroordeelde om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien veroordeelde aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen;
 wijst de vordering van de
benadeelde partij [slachtoffer 2]in de zaak met parketnummer 05/720141-16 toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt veroordeelde tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 21.626,36(zegge eenentwintigduizend zeshonderdzesentwintig euro en zesendertig eurocent) , te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 april 2016 tot aan de dag der algehele voldoening;
 verklaart de vordering van de
benadeelde partij [slachtoffer 2]voor het overige niet-ontvankelijk;
 veroordeelt veroordeelde in de kosten van het geding door de
benadeelde partij [slachtoffer 2]gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil;
 legt aan veroordeelde de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 2]te betalen een bedrag van
€ 21.626,36(zegge eenentwintigduizend zeshonderdzesentwintig euro en zesendertig eurocent) , te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 april 2016 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 147 (honderdzevenenveertig dagen), met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft;
 bepaalt daarbij dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 2], daarmee de verplichting van veroordeelde om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien veroordeelde aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen;
 verklaart de
benadeelde partij [slachtoffer 3]in de zaak met parketnummer
05/720141-16
niet-ontvankelijkin haar vordering;
 wijst de vordering van de
benadeelde partij [slachtoffer 4]in de zaak met parketnummer 05/800059-16 toe en veroordeelt veroordeelde, die, evenals zijn mededaders, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 508,80 (zegge: vijfhonderdacht euro en tachtig eurocent) met dien verstande, dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de een of meer anderen daarvan in zoverre zullen zijn bevrijd, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 november 2015 tot aan de dag der algehele voldoening;
 verklaart de vordering van de
benadeelde partij [slachtoffer 4]voor het overige niet-ontvankelijk;
 veroordeelt veroordeelde in de kosten van het geding door de
benadeelde partij [slachtoffer 4]gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil;
 legt aan veroordeelde de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 4]te betalen een bedrag van
€ 508,80 (zegge: vijfhonderdacht euro en tachtig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 november 2015 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 10 (tien) dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft;
 bepaalt daarbij, dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 4], daarmee de verplichting van veroordeelde om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien veroordeelde aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen;
 bepaalt, dat indien en voor zover de mededaders van de verdachte voormeld bedrag hebben betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichtingen tot betaling aan de benadeelde partij
[slachtoffer 4]of aan de Staat.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.J.H. Hovens (voorzitter), mr. S.A. van Hoof en mr. Y.H.M. Marijs, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.J.M. Fransen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 7 april 2017.
De griffier is buiten staat het vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 3] van de politie Oost- Nederland, district Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 2016367742 (sub registraties 2016216979, 2016216043, 2016205926, 2016203211, 2016384427), gesloten op 18 augustus 2016 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal verhoor aangever p. 840-841
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 37-38.
4.Proces-verbaal van verhoor aangever p. 825-826
5.Proces-verbaal van verhoor getuige p. 142 c.q. 145 en bijbehorende foto op p. 144.
6.Proces-verbaal verhoor aangever p. 827
7.Proces-verbaal van bevindingen, p. 824.
8.Proces-verbaal van verhoor getuige p. 142 c.q. 145 en bijbehorende foto op p. 144.
9.Proces-verbaal van verhoor aangever p. 810-812.
10.Proces-verbaal verhoor p. 43-44 en 47
11.Proces-verbaal van verhoor getuige p. 85 en 86, 89-91
12.proces-verbaal van verhoor verdachte p. 894 en 895 en foto 2 op p. 898.
13.Proces-verbaal van bevindingen p. 59 en 60
14.Proces-verbaal van bevindingen p. 391
15.Foto 2 als bijlage bij het verhoor van verdachte, p. 898
16.Verklaringen van verdachte afgelegd tijdens het onderzoek ter terechtzitting
17.Proces-verbaal van verhoor verdachte p. 880-881
18.Proces-verbaal van verhoor verdachte p. 894
19.Letselverklaring p. 2-4 (niet doorgenummerd)
20.Letselverklaring p. 2-5 (niet doorgenummerd)
21.Chat p. 113, gelezen in onderlinge samenhang met het proces-verbaal van bevindingen p. 147 en 723
22.Berichten p. 270-271, 647 en 763
23.Verklaring verdachte ter zitting.
24.Proces-verbaal verhoor getuige p. 255
25.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 4] van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2016206095, gesloten op 22 september 2016 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
26.Proces-verbaal van aangifte p. 14-15
27.Contactdetails huisartsenpost en brief van Radboud UMC, bijlagen bij schadevergoedingsformulier van 21 november 2016
28.Proces-verbaal van verhoor aangever p. 16
29.Proces-verbaal van aangifte p. 9
30.Proces-verbaal van verhoor getuige p. 20
31.Proces-verbaal van verhoor getuige p. 22
32.Proces-verbaal van aangifte p. 10, gelezen in onderlinge samenhang met het proces-verbaal van bevindingen p. 24-25
33.Proces-verbaal van aangifte p. 10, gelezen in onderlinge samenhang met het proces-verbaal van bevindingen 25
34.Verklaringen van verdachte, afgelegd tijdens het onderzoek ter terechtzitting.
35.Proces-verbaal van verhoor verdachte p. 35-36 en 38