In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 16 december 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1969, werd beschuldigd van schuldheling van goederen, waaronder wekkerradio's, hoofdtelefoons en bluetooth speakers, die hij in de periode van 24 februari 2013 tot en met 7 maart 2013 had verworven, voorhanden had en overgedragen. Het hof oordeelde dat de verdachte redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de goederen van misdrijf afkomstig waren, gezien de omstandigheden waaronder de transactie plaatsvond. De verdachte had namelijk a-typische handel op de zwarte markt gedreven met een onbekende persoon, wat zijn argwaan had moeten wekken.
De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand en een geldboete van € 2.000,00. In hoger beroep vorderde de advocaat-generaal een taakstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en kwam tot de conclusie dat de verdachte schuldig was aan het ten laste gelegde. Het hof legde een taakstraf op van 80 uren en 40 dagen hechtenis, waarbij het hof rekening hield met de ernst van het feit en de eerdere veroordelingen van de verdachte voor soortgelijke feiten.
Het hof benadrukte dat de verdachte bijdroeg aan het in stand houden van een afzetmarkt voor gestolen goederen, wat de ernst van zijn handelen vergrootte. De beslissing van het hof is gebaseerd op de artikelen 22c, 22d en 417bis van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze golden ten tijde van het bewezen verklaarde.