2.3Op grond van artikel 2 van de Verordening op de heffing van forensenbelasting 2010 (hierna: de Verordening) wordt onder de naam forensenbelasting een directe belasting geheven van natuurlijke personen die, zonder in de gemeente hoofdverblijf te hebben, er op meer dan 90 dagen van het belastingjaar voor zichzelf of hun gezin een gemeubileerde woning beschikbaar houden.
3. Vast staat dat eiseres eigenares is van de gemeubileerde woning [adres 2] (hierna: de woning) en dat zij ten tijde van de opgelegde aanslag haar hoofdverblijf heeft in [plaats] .
4. Verweerder voert aan dat het niet aannemelijk is dat het eiseres niet is gelukt de woning vanaf 2002 tot 2013 te verhuren. Verweerder is daarom van mening dat eiseres de woning voor haarzelf of haar gezin beschikbaar houdt.
5. Eiseres stelt dat de woning is bestemd voor de verhuur en dat zij heeft getracht huurders voor de woning te vinden. Eiseres stelt verder dat zij weliswaar haar best heeft gedaan haar woning te verhuren maar dat zij hierin niet is geslaagd.
De rechtbank is van oordeel dat eiseres deze stelling niet aannemelijk heeft gemaakt. De enkele stelling daartoe acht de rechtbank onvoldoende. Ter zitting is gebleken dat eiseres hoge eisen stelt aan de huurder en de huurperiode. Bovendien heeft eiseres gesteld dat zij de woning niet zonder meer wenst te verhuren. Dat is uiteraard eiseres haar goed recht, maar daarmee kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden gezegd dat de woning bestemd is voor verhuur. Dit betekent dat eiseres de woning voor haar of haar gezin beschikbaar heeft gehouden.
De omstandigheid dat eiseres naar zij ter zitting heeft verklaard, gelet op het aantal verlofdagen dat zij heeft maximaal 45 dagen per jaar gebruik kan maken van de woning, doet hieraan niet af.
6. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat het belastbare feit als bedoeld in artikel 2 van de Verordening zich heeft voorgedaan. De aan eiseres opgelegde aanslag forensenbelasting is derhalve terecht opgelegd.
7. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.”
4.2.1.Belanghebbende is van mening dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de woning niet was bestemd voor de verhuur. De woning was bestemd voor de verhuur, echter ondanks diverse pogingen is het belanghebbende niet gelukt om een geschikte huurder te vinden.
Belanghebbende stelt voorts dat zij feitelijk in de onmogelijkheid verkeert om de woning ten minste 90 dagen voor zich of haar gezin beschikbaar te houden. Door het beperkte aantal vakantiedagen per jaar (naar zij stelt 54) en voortdurend verblijf in het buitenland voor haar werk, kan zij onmogelijk meer dan 90 dagen over de woning beschikken.
Voorts heeft de rechtbank, aldus nog steeds belanghebbende, ten onrechte geoordeeld dat zij haar hoofdverblijf in [plaats] had.
4.2.2.De heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank. Uit niets is gebleken dat belanghebbende in 2010 de intentie had om de woning te verhuren, zo stelt de heffingsambtenaar.
4.3.1.Het Hof stelt bij zijn beoordeling, naast de door de rechtbank in onderdeel 2.2 en 2.3 vermelde bepalingen, het volgende toetsingskader voorop.
4.3.2.Volgens vaste rechtspraak (zie onder meer het arrest van de Hoge Raad van 24 juli 1995, nr. 30.470, ECLI:NL:HR:BI5479, BNB 1995/272; hierna: het arrest BNB 1995/272) moet worden aangenomen dat, indien een gemeubileerde woning weliswaar bestemd is voor verhuur, maar ook in enige mate door de eigenaar zelf wordt gebruikt, die woning door de eigenaar voor zich of zijn gezin beschikbaar wordt gehouden voor het gedeelte van het jaar dat eigen gebruik niet in verband met verhuur of aan derden toegekende rechten tot verhuur is uitgesloten. Met eigen gebruik in voormelde zin wordt uitgezonderd het gebruik enkel om de woning voor verhuur gereed te maken en te houden.
4.3.3.De Hoge Raad heeft vervolgens in zijn arrest van 22 december 2006 (nr. 40.609, ECLI:NL:HR:2006:AZ4972, BNB 2007/114, voormeld arrest uit 1995 verduidelijkt door te overwegen dat slechts dan geen aanslag in de forensenbelasting mag worden opgelegd aan de eigenaar die zijn woning (vrijwel) het gehele jaar aan een derde ter beschikking stelt voor verhuur, ( a) indien die eigenaar in het geheel geen gebruik maakte van zijn woning, althans geen ander gebruik dan nodig was om deze voor verhuur gereed te maken en te houden, ofwel
( b) (ingeval de woning ook in enige mate door de eigenaar zelf wordt gebruikt, anders dan nodig was om deze voor verhuur gereed te maken en te houden), indien de som van het aantal dagen van eigen gebruik en van het aantal dagen waarop de woning niet werd gebruikt, maar waarop deze gelet op het arrest BNB 1995/272 moet worden geacht door die eigenaar beschikbaar te zijn gehouden voor zich of zijn gezin, niet meer dan negentig is.
4.4.1.Ter zitting bij de rechtbank heeft belanghebbende verklaard dat zij de woning in het onderhavige jaar deels ook zelf heeft gebruikt. Het Hof acht dit aannemelijk. Gesteld noch gebleken is dat dit eigen gebruik is geweest enkel om de woning voor verhuur gereed te maken en te houden.
4.4.2.Tussen partijen is niet in geschil dat de woning in 2010 niet is verhuurd. Voorts is niet gebleken dat het gebruik van de woning door belanghebbende op enige wijze beperkt is geweest.