ECLI:NL:GHAMS:2015:5639

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
30 december 2015
Publicatiedatum
11 januari 2016
Zaaknummer
23-003118-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor verkoop van nepdrugs in Amsterdam

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 30 december 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in Nigeria in 1982, was eerder veroordeeld voor het aanbieden van nepdrugs op de Oudezijds Achterburgwal in Amsterdam op 21 september 2013. De tenlastelegging betrof het zich ophouden op de weg met de intentie om middelen als bedoeld in de Opiumwet te kopen of aan te bieden. De verdachte ontkende de beschuldigingen en stelde dat de aangetroffen middelen zijn eigen medicijnen waren. Het hof oordeelde echter dat de verklaringen van de verdachte niet geloofwaardig waren en dat de aangetroffen middelen, waaronder zeven witte bolletjes, onder de strafbepaling vielen. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en verklaarde de verdachte schuldig aan de overtreding van artikel 2.7 lid 2 van de Algemene Plaatselijke Verordening van Amsterdam 2008. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 28 uur, subsidiair 14 dagen hechtenis. Het hof weegt daarbij de ernst van het feit en de omstandigheden van de verdachte mee, maar besloot de eerdere veroordelingen van de verdachte niet mee te wegen in de strafmaat, gezien zijn beperkte draagkracht.

Uitspraak

parketnummer: 23-003118-15
datum uitspraak: 30 december 2015
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam van 21 juli 2015 in de strafzaak onder parketnummer 13-010001-14 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Nigeria) op [geboortedag] 1982,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van
17 december 2015.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 21 september 2013 te Amsterdam zich op en/of aan de weg, te weten de Oudezijds Achterburgwal heeft opgehouden, terwijl aannemelijk is, dat zulks gebeurde om middelen als bedoeld in art. 2 of 3 van de Opiumwet althans daarop gelijkende waar, en/of slaapmiddelen en/of kalmeringsmiddelen en/of stimulerende middelen of daarop gelijkende waar te kopen en/of te koop aan te bieden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 395a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewijsoverweging

De verdachte ontkent het ten laste gelegde te hebben begaan. Hij zegt dat hij mensen om geld vroeg omdat hij dat nodig had, en dat de bij hem aangetroffen waar zijn eigen medicijnen betreft. Het hof ziet echter geen aanleiding te twijfelen aan het op ambtsbelofte opgemaakte proces-verbaal waarin staat dat de verdachte tegen de verbalisant heeft gezegd:
“I’ve got good stuff. Cocaïne. Do you want to test it.”Deze woorden zijn naar het oordeel van het hof niet voor tweeërlei uitleg vatbaar. Bij de verdachte zijn bovendien, kort gezegd, zeven witte bolletjes aangetroffen. Ten overvloede overweegt het hof dat ook het aldus te koop aanbieden van (eigen) medicijnen onder de hierna te noemen strafbepaling valt.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 21 september 2013 te Amsterdam zich op de weg, te weten de Oudezijds Achterburgwal heeft opgehouden, terwijl aannemelijk is, dat zulks gebeurde om middelen als bedoeld in art. 2 of 3 van de Opiumwet althans daarop gelijkende waar te koop aan te bieden.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het aanwenden van een rechtsmiddel zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 2.7 lid 2 van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Amsterdam 2008.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De kantonrechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot 28 uur taakstraf, subsidiair 14 dagen hechtenis.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen. De verdachte heeft met zijn handelen overlast en hinder op de openbare weg gegeven. De verdachte heeft zich immers schuldig gemaakt aan overtreding van de Algemeen Plaatselijke Verordening van Amsterdam door drugs of gelijkende waar te koop aan te bieden op straat.
Voorts is de verdachte blijkens een hem betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 3 december 2015 tweemaal eerder voor een soortgelijk feit tot een geldboete veroordeeld, welke veroordelingen beide kort na het onderhavige feit – op 1 oktober 2013 – onherroepelijk zijn geworden. Het hof zal deze veroordelingen derhalve niet ten nadele van de verdachte meewegen en hem thans, mede gelet op zijn beperkte draagkracht, een taakstraf opleggen.
Het hof acht derhalve, alles afwegende, een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 2.7 en 6.1 van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008 Amsterdam en de artikelen 22c, 22d en 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
28 (achtentwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
14 (veertien) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. E.N. van der Spoel, mr. J.L. Bruinsma en mr. B.A.A. Postma in tegenwoordigheid van
mr. A.S. Metgod, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
30 december 2015.
Mrs. Van der Spoel en Metgod zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.