ECLI:NL:GHAMS:2015:5637

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
30 december 2015
Publicatiedatum
11 januari 2016
Zaaknummer
23-002074-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake belaging ex-partner met contactverbod en vordering tot schadevergoeding

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 30 december 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder vrijgesproken van belaging van zijn ex-partner, maar het hof heeft het vonnis vernietigd en de verdachte alsnog schuldig bevonden aan belaging. De tenlastelegging omvatte het stelselmatig inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer van de ex-partner door middel van ongewenste e-mails, sms-berichten en telefoontjes, ondanks een eerder opgelegd contactverbod. Het hof oordeelde dat de verdachte, ondanks dat hij beweerde dat zijn communicatie enkel over de kinderen ging, de grenzen van de wet had overschreden. De verdachte werd veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden, met bijzondere voorwaarden, en een taakstraf van 80 uur. Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij, ter zake van immateriële schade, toegewezen tot een bedrag van € 1.000,00. Het hof hield rekening met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte, zoals geadviseerd door een psycholoog, en legde een contactverbod op, waarbij communicatie over de kinderen uitsluitend via een tussenpersoon diende te verlopen.

Uitspraak

parketnummer: 23-002074-15
datum uitspraak: 30 december 2015
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 13 mei 2015 in de strafzaak onder parketnummer 13-684776-14 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Suriname) op [geboortedag] 1971,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
17 december 2015 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 9 augustus 2013 tot en met 26 augustus 2014, althans in of omstreeks de periode van 1 juli 2013 tot en met 26 augustus 2014 te Amsterdam, in elk geval in Nederland en/of te Suriname, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 1] en/of haar familieleden ( waaronder haar broer(s) [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of haar vader [slachtoffer 3]) , in elk geval van een ander, met het oogmerk voornoemde [slachtoffer 1] en/of haar familielid/leden, in elk geval die ander(en) te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft hij, verdachte (terwijl de relatie was beëindigd tussen hem, verdachte en/of voornoemde [slachtoffer 1] en/of hij, verdachte bij vonnis van de Rechtbank Amsterdam (voorzieningenrechter) op 13 augustus 2013 was veroordeeld waarbij het hem, verdachte (ondermeer) was verboden hetzij direct hetzij indirect contact op te nemen met voornoemde [slachtoffer 1], anders dan via de e-mail en dat tot een maximum van twee e-mailcontacten per week, waarbij het onderwerp uitsluitend de kinderen mocht betreffen en zonder daarbij gebruik te maken van scheldwoorden) (in voornoemde periode)
-meermalen en/of stelselmatig ongewenste en/of beledigende en/of intimiderende en/of bedreigende e-mail berichten en/of sms berichten verstuurd naar voornoemde [slachtoffer 1] (met ondermeer foto's waarop hij en/of voornoemde [slachtoffer 1] zichtbaar waren) en/of naar de familie van voornoemde [slachtoffer 1] (ondermeer naar de vader [slachtoffer 3] van voornoemde [slachtoffer 1] in de periode van 13 februari 2014 tot en met 19 februari 2014 met (ondermeer) de tekst; "Hondelul, jou vrouw zuigt aan de lul van buurman, je dochter heeft van haar leren pijpen jij hond" en/of "Jou dochter heeft mij ooit verteld hoe ze heeft gezien dat jij haar moeders kut aan het likken was, terwijl haar moeder jou lul aan het pijpen was, schijnheilige hond", althans (telkens) tekst(en) van gelijke aard en/of strekking (en/of zoals verder omschreven in dossier blz K-2 tot en met K-4) en/of
-meermalen gebeld (ongeveer 123 keer) naar voornoemde [slachtoffer 1] (ondermeer in de periode van 25 oktober 2013 tot 24 november 2013) en/of
-is hij, verdachte meermalen gezien in het gebied waarvoor voor hem, verdachte een contactverbod gold en/of
heeft hij, verdachte
- meermalen op internet belachelijke en/of beledigende filmpjes geplaatst over voornoemde [slachtoffer 1] en/of diens familieleden (ondermeer op 15 januari 2014 een beledigende film van voornoemde [slachtoffer 1], haar broer [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en haar vader waarin voornoemde [slachtoffer 1] en/of haar familieleden (waaronder voornoemde [slachtoffer 2]) werd(en) uitgescholden voor junk, alcoholist en hoerenjong, althans woorden van die aard en/of strekking en/of
- waarbij gezichten van familieleden op het achterwerk van varkens waren geplaatst) en/of
- meermalen voornoemde [slachtoffer 1] gevolgd,
in elk geval op voormelde wijze diverse malen contact gezocht met voornoemde [slachtoffer 1], terwijl hij, verdachte wist, dat voornoemde [slachtoffer 1] dit niet wilde.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Omvang van het hoger beroep

De verdachte is in eerste aanleg vrijgesproken van het ten laste gelegde, voor zover begaan jegens familieleden van [slachtoffer 1]. In zoverre is het ten laste gelegde niet aan het oordeel van het hof onderworpen.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen – worden vernietigd, omdat het hof op onderdelen tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.

Bespreking van een verweer

De raadsvrouw van de verdachte heeft ter terechtzitting, kort gezegd, het verweer gevoerd dat de verdachte geen opzet had om [slachtoffer 1] te dwingen iets te dulden en/of vrees aan te jagen.
Het hof verwerpt dit verweer gelet op de inhoud van de berichten en de telefoongesprekken van de zijde van de verdachte waarvan uit het dossier blijkt. Ook waar de communicatie van de verdachte met de aangeefster hoofdzakelijk hun kinderen betrof, heeft deze voorts, gelet op de wijze waarop die communicatie werd gevoerd en de frequentie waarin dit plaatsvond, de vorm van belaging aangenomen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 9 augustus 2013 tot en met februari 2014 te Amsterdam, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 1], met het oogmerk voornoemde [slachtoffer 1] te dwingen iets te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft hij, verdachte, (terwijl de relatie was beëindigd tussen hem, verdachte, en voornoemde [slachtoffer 1] en hij, verdachte, bij vonnis van de rechtbank Amsterdam (voorzieningenrechter) op 13 augustus 2013 was veroordeeld waarbij het hem, verdachte, was verboden hetzij direct hetzij indirect contact op te nemen met voornoemde [slachtoffer 1], anders dan via de e-mail en dat tot een maximum van twee e-mailcontacten per week, waarbij het onderwerp uitsluitend de kinderen mocht betreffen en zonder daarbij gebruik te maken van scheldwoorden
in voornoemde periode
- meermalen en/of stelselmatig ongewenste en/of beledigende e-mailberichten en/of sms-berichten verstuurd naar voornoemde [slachtoffer 1], met onder meer foto's waarop hij en voornoemde [slachtoffer 1] zichtbaar waren en
- meermalen gebeld naar voornoemde [slachtoffer 1]
terwijl hij, verdachte, wist dat voornoemde [slachtoffer 1] dit niet wilde.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het aanwenden van een rechtsmiddel zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
belaging.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Het hof heeft echter kennisgenomen van het rapport van [deskundige], GZ-psycholoog, van
23 januari 2015. Hierin wordt geadviseerd om de verdachte voor het ten laste gelegde als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen, gelet op zijn gebrekkige ontwikkeling in de vorm van een paranoïde persoonlijkheidsstoornis. Het hof neemt dit advies over en zal hiermee in het navolgende, bij de strafoplegging, rekening houden.
Oplegging van straffen
De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden, met een proeftijd van drie jaar, alsmede tot een taakstraf voor de duur van 80 uur, subsidiair 40 dagen hechtenis.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot dezelfde straffen als door de rechtbank opgelegd, met dien verstande dat aan de bijzondere voorwaarde onder 6 wordt toegevoegd: ‘
aan de begeleiding van de Reclassering en de Waag’.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zijn ex-partner, de moeder van zijn kinderen, gestalkt. Hij heeft haar gedurende langere tijd bestookt met e-mails, sms-berichten en telefoontjes. Ondanks dat zij op verschillende momenten aan de verdachte te kennen heeft gegeven met rust gelaten te willen worden, heeft dit hem er niet van weerhouden stelselmatig inbreuk te maken op haar persoonlijke levenssfeer. Dit rekent het hof de verdachte aan. De verdachte meent dat hem in dezen geen verwijt kan worden gemaakt, omdat het hem in het contact uitsluitend om de gezamenlijke kinderen gaat. Dit neemt niet weg dat de manier waarop en de frequentie waarmee de verdachte dit contact heeft gezocht zo grensoverschrijdend is geweest, dat sprake is van een strafbaar feit. De verdachte zal zich moeten realiseren dat hij zich, ook waar het zijn – maar ook aangeefsters – kinderen betreft en ook wanneer hij zich geprovoceerd voelt, aan de wet dient te houden en binnen de grenzen daarvan moet blijven, hoe moeilijk dat ook voor hem zal kunnen zijn. De verdachte dient zich evenzeer te realiseren dat een dermate verstoorde verhouding tussen de beide ouders, ongeacht waar de oorzaak daarvan ligt, een zeer zware belasting voor de kinderen vormt, zodat ook om die reden verdere confrontaties achterwege moeten blijven. De verdachte zal zich, mede in het belang van de kinderen, neer moeten leggen bij hoe dingen in de praktijk gaan en zichzelf daarbij moeten overwinnen. In dat verband is begeleiding van de Reclassering en behandeling bij De Waag essentieel.
Het hof zal voorts rekening houden met de verminderde toerekenbaarheid van de verdachte voor het bewezen verklaarde. Ook heeft het hof acht geslagen op de adviezen van de Reclassering Nederland van 29 augustus 2014 en 2 februari 2015 en het de verdachte betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 3 december 2015.
Het hof acht, alles afwegende, een voorwaardelijke gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden, in lijn met de adviezen van de Reclassering, in combinatie met een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.
Contactverbod als bijzondere voorwaarde
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep te kennen gegeven dat hij een contactverbod met [slachtoffer 1] niet werkbaar acht, gelet op het feit dat hij met haar over de kinderen moet communiceren.
Hoewel het hof begrip heeft voor het feit dat een dergelijk verbod praktische moeilijkheden oplevert waar het gaat om verdachtes omgang met de gezamenlijke kinderen, acht het hof een contactverbod noodzakelijk. De verdachte is eerder door de voorzieningenrechter bij vonnis van 13 augustus 2013 veroordeeld tot een minder ingrijpend contactverbod tussen beiden. Daarbij was het de verdachte verboden hetzij direct hetzij indirect contact op te nemen met [slachtoffer 1], anders dan via de e-mail en met een maximum van twee e-mailcontacten per week, waarbij het onderwerp uitsluitend de kinderen mocht betreffen en zonder daarbij gebruik te maken van scheldwoorden. Daarna heeft de verdachte het bewezen verklaarde begaan en uit de verklaringen van de verdachte ter terechtzitting begrijpt het hof dat het contact tussen hem en [slachtoffer 1] ook nu nog buitengewoon moeizaam verloopt en de kinderen zijn nog niet meerderjarig. De communicatie betreffende de kinderen dient om deze reden uitsluitend via een tussenpersoon te verlopen. De verdachte zal aan het vinden van een geschikte en voor beide partijen aanvaardbare tussenpersoon, in zijn eigen belang, mee moeten werken. Deze voorwaarde is niet bedoeld als vergelding, maar is er op gericht om herhaling te voorkomen.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding ter zake van geleden immateriële schade. Deze bedraagt € 2.200,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 1.000,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen tot een bedrag van € 1.500,00.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot het bedrag van
€ 1.000,00. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen. Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering nog slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 36f, 63 en 285b van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen – en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich gedurende de
proeftijdvan
3 (drie) jarenniet houdt aan de volgende algemene en bijzondere voorwaarden:

Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:

1. zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.

Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:

1. zich houdt aan de meldplicht en aanwijzingen van Reclassering Nederland. Hij dient zich netjes te gedragen in de contacten met de Reclassering, dat betekent dat bedreigingen of beledigingen niet zijn toegestaan. Het is hem niet toegestaan film- en/of geluidsopnamen te maken van de gesprekken;
2. onder behandeling komt en blijft bij de Forensische Polikliniek De Waag of een andere door of namens de Reclassering aan te wijzen instelling. Deze behandeling richt zich onder meer op agressieregulatie. Indien volgens de behandelaar bij De Waag en de Reclassering geïndiceerd, werkt de veroordeelde mee aan mediation of een soortgelijk traject, ook indien dit betekent dat nadere diagnostiek plaatsvindt;
3. op geen enkele wijze contact opneemt met [slachtoffer 1]. Het contact tussen de veroordeelde en [slachtoffer 1] met betrekking tot de kinderen vindt uitsluitend via een voor beide partijen aanvaardbare tussenpersoon plaats;
4. op geen enkele wijze teksten, afbeeldingen, foto's of films openbaar maakt op internet of anderszins met betrekking tot [slachtoffer 1];
5. zich begeleidbaar en controleerbaar opstelt en toestemming geeft aan de Reclassering om met alle personen en instellingen, die van belang zijn voor de controle op de naleving van de voorwaarden, contact te kunnen opnemen en informatie te mogen uitwisselen;
6. openheid geeft over zijn sociale netwerk en relaties aan de Reclassering, De Waag of een andere door of namens de Reclassering aan te wijzen instelling.
Geeft aan Reclassering Nederland opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
80 (tachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
40 (veertig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 1] ter zake van het bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 1.000,00 (duizend euro) ter zake van immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 maart 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd
[slachtoffer 1], ter zake van het bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 1.000,00 (duizend euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. E.N. van der Spoel, mr. J.L. Bruinsma en mr. B.A.A. Postma, in tegenwoordigheid van
mr. A.S. Metgod, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
30 december 2015.
Mrs. Van der Spoel en Metgod zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.