ECLI:NL:GHAMS:2015:5183

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
8 december 2015
Publicatiedatum
10 december 2015
Zaaknummer
200.154.279/01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen een notaris over onzorgvuldig handelen bij het opstellen van een testament

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 8 december 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over een klacht tegen een notaris. Klager verwijt de notaris dat hij onzorgvuldig heeft gehandeld bij het opstellen en passeren van het testament van erflater. Klager stelt dat de notaris onvoldoende waarborgen heeft in acht genomen bij de beoordeling van de wilsbekwaamheid van erflater en dat het testament ten onrechte is gepasseerd in het bijzijn van de vrouw van erflater. De kamer heeft de klacht ongegrond verklaard, en het hof bevestigt deze beslissing.

De procedure begon met een beroepschrift dat klager op 19 augustus 2014 indiende tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat in Arnhem-Leeuwarden, die op 31 juli 2014 de klacht ongegrond verklaarde. De notaris heeft een verweerschrift ingediend en de zaak is behandeld op een openbare zitting op 1 oktober 2015. Klager en de notaris hebben hun standpunten toegelicht aan de hand van pleitnota's.

Het hof heeft de feiten vastgesteld op basis van de eerdere beslissing van de kamer, waartegen geen bezwaar is gemaakt. De kern van de zaak betreft de wilsbekwaamheid van erflater, die leed aan de ziekte van Alzheimer en op het moment van het passeren van het testament in 2005, 76 jaar oud was. Klager stelt dat de notaris onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de wilsbekwaamheid van erflater en dat de aanwezigheid van [mevrouw Z] bij het passeren van het testament ongepast was.

Het hof oordeelt dat de notaris voldoende zorgvuldigheid heeft betracht en dat de door klager aangevoerde feiten en omstandigheden niet voldoende zijn om te concluderen dat erflater niet wilsbekwaam was. De notaris heeft erflater afzonderlijk gesproken en geen reden gezien om aan zijn wilsbekwaamheid te twijfelen. Het hof bevestigt de beslissing van de kamer en verklaart de klacht ongegrond.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.154.279/01 NOT
nummer eerste aanleg : AL/2013/163
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 8 december 2015
inzake
[naam] ,
wonend te [plaats] ,
appellant,
gemachtigde: mr. C. Vrieling, advocaat te Mijnsheerenland,
tegen
mr. [naam] ,
notaris te [plaats] ,
geïntimeerde.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Appellant (hierna: klager) heeft op 19 augustus 2014 een beroepschrift - met bijlagen - bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden (hierna: de kamer) van 31 juli 2014 (ECLI:NL:TNORARL:2014:22). De kamer heeft in de bestreden beslissing de klacht van klager tegen geïntimeerde (hierna: de notaris) ongegrond verklaard
.
1.2.
De notaris heeft een verweerschrift - met bijlage - bij het hof ingediend.
1.3.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 1 oktober 2015. Klager, vergezeld van zijn gemachtigde, en de notaris zijn verschenen en hebben het woord gevoerd; de gemachtigde van klager en de notaris aan de hand van een aan het hof overgelegde pleitnota.

2.Stukken van het geding

Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.

3.Feiten

3.1.
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.
3.2.
Kort gezegd gaat het in deze zaak om het volgende.
3.2.1.
[naam] , geboren op 4 december 1936 (hierna: erflater), is in algehele gemeenschap van goederen gehuwd geweest met [mevrouw Y] . Uit dit huwelijk is klager geboren. Het huwelijk is ontbonden door echtscheiding.
3.2.2.
Op 30 december 1988 is klager op huwelijkse voorwaarden gehuwd met [naam] (hierna: [mevrouw Z] ). [mevrouw Z] had vier kinderen uit haar eerste huwelijk.
3.2.3.
De notaris heeft op 21 september 2005 op het notariskantoor voor zowel erflater als [mevrouw Z] een testament verleden. Erflater en [mevrouw Z] waren aanwezig bij de ondertekening van elkaars testamenten.
3.2.4.
Eveneens op 21 september 2005 hebben erflater en [mevrouw Z] de notaris een akte laten passeren waarin erflater en [mevrouw Z] elkaar over en weer een algemene volmacht hebben gegeven om elkaar te vertegenwoordigen en om in naam van elkaar rechtshandelingen te verrichten (hierna: de akte algemene volmacht).
3.2.5.
Erflater heeft eerder in 1997, 2002 en 2003, testamenten laten passeren. Het testament uit 1997 is gepasseerd door [naam] , destijds notaris te [plaats] (voorganger van de notaris, hierna: [voorganger van de notaris] ). De notaris heeft de testamenten uit 2002 en 2003 verleden.
3.2.6.
Op 5 juli 2012 is [mevrouw Z] overleden. Erflater is op 24 februari 2013 op 76-jarige leeftijd overleden.

4.Standpunt van klager

Klager verwijt de notaris dat hij bij het opstellen en passeren van het testament van erflater onzorgvuldig heeft gehandeld. Hij heeft hiertoe het volgende aangevoerd.
i. De notaris heeft onvoldoende waarborgen in acht genomen bij de beoordeling van de wilsbekwaamheid van erflater. De notaris had nader onderzoek moeten doen.
ii. Ten onrechte was [mevrouw Z] aanwezig bij het passeren van het testament van erflater.

5.Standpunt van de notaris

De notaris heeft verweer gevoerd. Het standpunt van de notaris wordt, voor zover relevant, hieronder besproken.

6.Beoordeling

Klachtonderdeel i.
6.1.
Ter onderbouwing van klachtonderdeel i. stelt klager dat er verschillende feiten en omstandigheden aanwezig waren om te vermoeden dat erflater, die ingevolge huwelijkse voorwaarden opgesteld door [voorganger van de notaris] met uitsluiting van iedere gemeenschap van goederen was gehuwd met [mevrouw Z] , niet wilsbekwaam was ten tijde van het passeren van zijn testament in 2005 en dat deze voor de notaris aanleiding hadden moeten zijn om nader onderzoek te doen. Het betreft de volgende feiten en omstandigheden:
a. erflater leed aan de ziekte van Alzheimer. In 2002 is deze ziekte bij erflater gediagnosticeerd (zie uitdraai medisch dossier erflater [naam ziekenhuis] d.d. 11 juli 2002, bijlage 6a bij het klaagschrift van 28 oktober 2013). Erflater vertoonde als gevolg van deze ziekte ‘bijzonder’ gedrag;
b. in 2004 is erflater ernstig ziek geweest (longontsteking, darmperforatie, psycho-organische stoornis/delier);
c. erflater verbleef sinds mei 2005 enkele dagen per week op de dagopvang. Hij kon niet (meer) zelfstandig reizen;
d. het testament van erflater uit 2005 betekende een ‘drastische ommezwaai’. Bij zijn eerdere testamenten heeft erflater klager benoemd tot zijn enig erfgenaam. In 2005 zijn naast klager ook [mevrouw Z] en haar vier kinderen tot erfgenaam benoemd. De eerdere testamenten van erflater zijn eveneens gepasseerd op het kantoor van de notaris;
e. erflater was afhankelijk van [mevrouw Z] en is door haar onbehoorlijk beïnvloed. Zij is bovendien aanwezig geweest bij het ondertekenen van het testament van erflater op het notariskantoor. Zij heeft destijds zelf ook een testament laten passeren door de notaris, alsmede (tezamen met erflater) de akte algemene volmacht.
6.2.
De notaris heeft het volgende naar voren gebracht. Erflater en [mevrouw Z] hebben het kantoor van de notaris bezocht teneinde te spreken over (een wijziging van) hun testamenten. Op 29 augustus 2005 heeft de notaris de concepttestamenten verzonden, waarna een afspraak is gemaakt voor het passeren van de testamenten op het notariskantoor op 21 september 2005. De enige voor de notaris kenbare indicator was dat erflater en [mevrouw Z] zelf te kennen hadden gegeven dat erflater vergeetachtig werd. Dit is voor de notaris aanleiding geweest om op 21 september 2005 vóór het passeren van de testamenten erflater onder vier ogen te spreken. Tijdens dit gesprek, dat ongeveer 15 à 20 minuten heeft geduurd, heeft de notaris erflater gevraagd naar dagelijkse, actuele zaken, alsmede – voor zover hij zich kan herinneren – naar hetgeen erflater wenste te bewerkstelligen met zijn nieuwe testament en waarom. Voor de notaris was er geen reden om te twijfelen aan de wilsbekwaamheid van erflater. Vervolgens zijn beide testamenten, in aanwezigheid van erflater en [mevrouw Z] , ondertekend. De notaris betwist dat het testament van erflater een ‘drastische ommezwaai’ betekende. Ook in de eerdere testamenten van erflater nam [mevrouw Z] immers een erfrechtelijke positie in. Bovendien was [mevrouw Z] al gedurende lange tijd met erflater gehuwd en speelden de vier kinderen van [mevrouw Z] een rol in het leven van erflater. De akte algemene volmacht was meer gericht op de toekomst.
6.3.
Het hof stelt voorop dat als uitgangspunt geldt dat iedere meerderjarige aan wie op grond van de wet de bekwaamheid daartoe niet is ontzegd, het recht heeft om een uiterste wil te formuleren en te laten vastleggen bij testament. Een notaris dient in beginsel zijn ministerie te verlenen en zal dus op verlangen van een testateur moeten doen wat is vereist om de uiterste wil vast te leggen. Zoals bij elke akte heeft de notaris echter de wilsbekwaamheid van de betrokkene te beoordelen. Het komt daarbij in eerste instantie aan op de eigen waarneming van de notaris, die daarvoor een redelijke beoordelingsvrijheid toekomt. Bij gerede twijfel aan de wilsbekwaamheid is in het algemeen verder onderzoek aangewezen.
6.4.
Het hof is van oordeel dat de door klager naar voren gebrachte feiten en omstandigheden niet, althans niet zonder meer tot de conclusie leiden dat erflater bij het passeren van het testament niet meer volledig wilsbekwaam kan zijn geweest of dat dit verdergaand door de notaris moest worden onderzocht, nog daargelaten dat niet al deze feiten en omstandigheden de notaris bekend waren. In het bijzonder is van belang dat het onder 6.1.a. genoemde aspect aan de notaris niet bekend was. De door erflater gewenste wijzigingen ten opzichte van zijn eerdere testamenten acht het hof niet dermate ingrijpend dat de notaris op grond daarvan extra behoedzaam had moeten zijn. Het verblijf op de dagopvang van enkele dagen per week, de fysieke ziekte van erflater in 2004 en het niet zelfstandig kunnen reizen behoefden voor de notaris geen redenen te zijn om nader onderzoek naar de wil van erflater te doen, ook niet in het licht van de tussen erflater en [mevrouw Z] geldende huwelijkse voorwaarden. De notaris was niet gehouden in de bespreking met erflater te onderzoeken welke (overige) indicatoren aanwezig zouden kunnen zijn, als de inhoud van het gesprek alsmede de wijze waarop erflater zich presenteerde, daartoe geen aanleiding gaven. De notaris heeft in dit verband aangevoerd dat hij erflater nog apart heeft genomen om in alle rust met hem te spreken en hem enkele vragen te kunnen stellen (omdat hij wist dat erflater vergeetachtig werd) en voorts dat erflater duidelijk was in zijn wensen en de gevolgen daarvan kon overzien. Dat [mevrouw Z] de wil van erflater heeft beïnvloed, is een vermoeden van klager, maar de juistheid daarvan is naar het oordeel van het hof niet aannemelijk geworden. De notaris heeft genoegzaam aannemelijk gemaakt dat hij tijdens de bespreking en het passeren van het testament voldoende alert is geweest op de wilsbekwaamheid van erflater en geen aanleiding had om aan die wilsbekwaamheid te twijfelen. Het feit dat de notaris onder deze omstandigheden geen nader onderzoek heeft gedaan, acht het hof niet laakbaar. Het voorgaande leidt ertoe dat de kamer de klacht op dit onderdeel terecht ongegrond heeft verklaard.
Klachtonderdeel ii.
6.5.
Vast staat dat erflater en [mevrouw Z] in 2005 aanwezig zijn geweest bij het passeren van elkaars testamenten. Gelet op het feit dat de notaris nog afzonderlijk met erflater heeft gesproken over zijn testament en in aanmerking nemende dat het in die tijd zeker niet ongebruikelijk was dat een testament werd voorbereid en gepasseerd in het bijzijn van de partner, is het hof met de kamer van oordeel dat de notaris op dit punt geen tuchtrechtelijk verwijt valt te maken.
Het hof verwijst in dit verband naar zijn beslissing van 10 december 2013 (ECLI:NL:GHAMS:2013:4487).
6.6.
Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan buiten beschouwing blijven omdat het niet van belang is voor de beslissing in deze zaak.
6.7.
Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.

7.Beslissing

Het hof bevestigt de bestreden beslissing.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.D.R.M. Boumans, F.J.P.M. Haas en C.P. Boodt en in het openbaar uitgesproken op 8 december 2015 door de rolraadsheer.