beslissing
___________________________________________________________________ _ _
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.119.309/01 NOT
kenmerk eerste aanleg : KL 9-2011
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 10 december 2013
[klaagster],
wonend te [plaatsnaam], gemeente [gemeente],
appellante,
gemachtigde: mr. G.S. Ebbeng-Horstman, advocaat te Nijmegen,
1. [oud-notaris],
oud-notaris te [plaatsnaam],
2. [notaris],
notaris te [plaatsnaam],
3. [toegevoegd notaris],
toegevoegd notaris te [plaatsnaam],
geïntimeerden,
gemachtigde: mr. G.L. Maaldrink, advocaat te ‘s-Gravenhage.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Van de zijde van appellante, verder klaagster, is bij een op 2 januari 2013 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift tijdig hoger beroep ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Zutphen, verder de kamer, van 6 december 2012, waarbij de kamer de klacht van klaagster tegen geïntimeerde sub 1., verder de oud-notaris, geïntimeerde sub 2., verder de notaris, en geïntimeerde sub 3., verder de toegevoegd notaris, tezamen verder de notarissen, deels gegrond en deels ongegrond heeft verklaard en aan de toegevoegd notaris de maatregel van waarschuwing heeft opgelegd.
1.2. Van de zijde van de notarissen is op 28 februari 2013 een verweerschrift ter griffie van het hof ingekomen.
1.3. Van de zijde van klaagster is op 12 september 2013 een reactie op het verweerschrift ter griffie van het hof ingekomen. Van de zijde van de notarissen is op 16 september 2013 een brief ter griffie van het hof ingekomen waarin wordt verzocht deze reactie als in strijd met de goede procesorde als bedoeld in het Procesreglement verzoekschriftprocedures handels- en insolventiezaken gerechtshoven, buiten beschouwing te laten.
1.4. De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 26 september 2013. Klaagster, vergezeld van haar gemachtigde, de oud-notaris en de toegevoegd notaris, vergezeld van hun gemachtigde, zijn verschenen en hebben het woord gevoerd; de gemachtigden aan de hand van aan het hof overgelegde pleitnotities. De notaris is niet verschenen.
1.5. Het hof heeft ter zitting meegedeeld dat het bezwaar van de notarissen tegen het op 12 september 2013 binnengekomen stuk wordt gehonoreerd en dat stuk buiten beschouwing wordt gelaten. Het hof heeft daarbij overwogen dat het evenwicht tussen partijen zou worden geschaad als overlegging van dat stuk zo kort voor de mondelinge behandeling zou worden toegelaten, aangezien van enige noodzaak om zo kort voor de zitting nog een uitgebreide schriftelijke reactie te geven niet is gebleken en de notarissen niet in de gelegenheid waren adequaat op dat stuk te reageren, enerzijds doordat de mondelinge behandeling inmiddels binnen minder dan tien kalenderdagen zou plaatsvinden en zij dus geen stukken meer mochten inzenden en anderzijds doordat ter zitting de spreektijd op grond van het toepasselijke procesreglement nu eenmaal beperkt is.
2. De stukken van het geding
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken, waarbij de aanvullende productie die van de zijde van klaagster op 12 september 2013 ter griffie van het hof is ingekomen buiten beschouwing is gelaten, zoals hiervoor is overwogen onder rechtsoverweging 1.5.
3. De feiten
3.1. Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld.
3.2. De notarissen hebben tegen de vaststelling van deze feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt. Klaagster heeft tegen de vaststelling van de feiten zoals weergegeven onder 2. in de beslissing van de kamer wel bezwaar gemaakt. Klaagster stelt dat de feiten door de kamer niet juist, althans onvolledig zijn weergegeven. Het hof zal daarmee, voor zover relevant, bij zijn beoordeling rekening houden.
4. De klacht van klaagster
4.1. Blijkens de stukken van het geding en het verhandelde ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep, verwijt klaagster de notarissen dat zij tuchtrechtelijk laakbaar hebben gehandeld bij het opstellen en passeren van het testament van haar moeder (verder erflaatster) in december 2005 en het afwikkelen van de nalatenschap van erflaatster na haar overlijden op 29 februari 2008. Klaagster voert hiertoe het volgende aan.
4.2. De oud-notaris heeft onzorgvuldig gehandeld bij de totstandkoming van het testament van erflaatster nu hij haar voorafgaand aan en/of tijdens het passeren van haar testament niet deugdelijk heeft geadviseerd en nooit onder vier ogen met erflaatster heeft gesproken. Het staat vast dat erflaatster en haar partner beiden aanwezig waren bij alle besprekingen en het passeren van testament van erflaatster, terwijl er geen bijzondere omstandigheden waren die rechtvaardigden dat de belanghebbende (de partner) bij het bespreken en het passeren van het testament van erflaatster werd toegelaten. Er waren juist bijzondere omstandigheden die ertoe hadden moeten leiden dat de oud-notaris onder vier ogen met erflaatster had gesproken om zich op die manier ervan te vergewissen dat de inhoud van haar testament (nog) overeenkwam met haar wensen. Door haar partner bij het passeren van haar testament aanwezig te laten zijn heeft de oud-notaris bewust het risico genomen dat erflaatster zich onvoldoende vrij voelde om haar testament niet te ondertekenen of daarin nog wijzigingen aan te laten brengen, welk risico een notaris te allen tijde dient te vermijden. Dat veel notarissen in de praktijk belanghebbenden bij het bespreken en passeren van een testament toelaten, doet niet eraan af dat dit onjuist is. Dat erflaatster inderdaad beïnvloed is door haar partner blijkt wel uit de inhoud van het testament die niet is toegespitst op de situatie van erflaatster en voor haar geval helemaal niet gebruikelijk is. Er bestond immers een groot vermogensverschil tussen erflaatster en haar partner en anders dan bij haar partner en diens kinderen het geval was, onderhield erflaatster een goed contact met haar kinderen. Het advies van de notaris aan erflaatster om haar kinderen te onterven en haar partner tot enig erfgenaam te benoemen was daardoor disproportioneel en niet in lijn met de wil van erflaatster.
4.3. De oud-notaris heeft partijdig gehandeld, althans heeft de schijn van partijdigheid gewekt, door zowel bij het opstellen en passeren van het testament als bij de afhandeling van de nalatenschap de belangen van de partner voor te laten gaan (boven de belangen van erflaatster respectievelijk haar kinderen).
4.4. De toegevoegd notaris heeft als zeer ervaren kandidaat-notaris zelfstandig het samenlevingscontract en de testamenten met erflaatster en haar partner besproken en opgesteld, waarna de oud-notaris de akten heeft gepasseerd. Ook de toegevoegd notaris heeft nooit onder vier ogen met erflaatster over haar testament gesproken (terwijl daar juist alle aanleiding toe was) en heeft daarmee bewust het risico genomen dat erflaatster zich onvoldoende vrij voelde om haar wil te uiten. De toegevoegd notaris heeft zich bij haar advisering duidelijk laten beïnvloeden door de aanwezigheid en de wensen van de partner van erflaatster, waardoor erflaatster een testament heeft ondertekend dat op een verkeerde manier tot stand is komen en daardoor niet haar uiterste wil weergaf.
4.5. Klaagster is door de toegevoegd notaris onheus bejegend. Zo heeft de toegevoegd notaris gezegd dat klaagster en haar echtgenoot de partner van erflaatster “een trap na wilden geven” en heeft klaagster het (niet) handelen van de toegevoegd notaris als zeer partijdig gedrag ten gunste van de partner ervaren.
4.6. Bij de afwikkeling van de nalatenschap heeft de toegevoegd notaris de partner en de kinderen van erflaatster onvoldoende geïnformeerd over hun rechten en plichten jegens elkaar. Zo heeft de toegevoegd notaris de partner niet erop gewezen dat hij zekerheid moest stellen voor de legaten aan de kinderen, is de partner ten onrechte geadviseerd de waarde van de inboedel op € 1.500,- te stellen en heeft de toegevoegd notaris de samenlevingsovereenkomst geheel buiten beschouwing gelaten bij de afwikkeling van de nalatenschap waardoor de (gezamenlijke) auto niet in de boedelbeschrijving was opgenomen. In haar e-mailbericht van 28 april 2010 aan de partner heeft de toegevoegd notaris (ten onrechte) bericht dat hij als enig erfgenaam zou mogen interen op de nalatenschap en geen zekerheid zou hoeven stellen voor de legaten van de kinderen. Nu dit e-mailbericht uitsluitend aan de partner is gestuurd zijn de kinderen niet in de gelegenheid geweest op dit bericht te reageren. Bovendien heeft de partner het e-mailbericht kunnen gebruiken in een civiele procedure tegen klaagster.
4.7. De boedelbeschrijving heeft (ten onrechte) niet in gezamenlijk overleg met de kinderen plaatsgevonden en ondanks het feit dat de kinderen diverse keren bezwaar hebben gemaakt tegen de conceptboedelbeschrijving heeft de toegevoegd notaris geen onderzoek gedaan naar de juistheid van de door de partner aangeleverde gegevens. De toegevoegd notaris heeft evenmin gecontroleerd of de partner en de kinderen het eens waren geworden over de (definitieve) boedelbeschrijving voordat zij de boedelbeschrijving heeft voorgelegd aan de notaris om deze te passeren.
4.8. De notaris had de akte van boedelbeschrijving en vaststellen erfdelen niet mogen passeren buiten de aanwezigheid van de kinderen van erflaatster en zeker niet zonder zich vooraf ervan te vergewissen dat de partner en de kinderen het eens waren geworden over inhoud van deze akte.
5. Het verweer van de notarissen
De notarissen hebben gemotiveerd verweer gevoerd waarop het hof in zijn beoordeling (voor zover van belang) nader zal ingaan.
6. De beoordeling
6.1. Ten aanzien van de verschillende klachtonderdelen overweegt het hof het volgende.
6.2. Voor zover klaagster het de oud-notaris verwijt dat hij onzorgvuldig heeft gehandeld bij de totstandkoming van het testament van erflaatster, stelt het hof voorop dat als vaststaand aangenomen kan worden dat de toegevoegd notaris (destijds als ervaren kandidaat-notaris) zelfstandig het testament heeft besproken en opgesteld en dat de rol van de oud-notaris was beperkt tot het passeren van dat testament. De werkzaamheden die de toegevoegd notaris ter zake van dit testament heeft verricht, vallen blijkens artikel 1 van de Wet op het notarisambt, verder Wna, in beginsel onder de verantwoordelijkheid van de oud-notaris, maar gezien het feit dat de toegevoegd notaris alle contacten met betrokkenen heeft onderhouden en alle correspondentie heeft gevoerd, is het hof van oordeel dat de toegevoegd notaris hier als zelfstandig behandelaar kan worden aangemerkt. Mede gelet op het feit dat de toegevoegd notaris reeds geruime tijd zelfstandig werkte, heeft de oud-notaris voldoende aannemelijk gemaakt dat hij geen rol van betekenis heeft gespeeld bij de totstandkoming en/of de keuze van de vorm van het testament van erflaatster. Aan het hof is niet gebleken van feiten of omstandigheden die de oud-notaris noopten om in de werkzaamheden van de toegevoegd notaris in te grijpen of zich actiever met de totstandkoming van het testament van erflaatster te bemoeien.
6.3. Het feit dat de oud-notaris uiteindelijk het testament van erflaatster heeft gepasseerd, voert evenmin tot het oordeel dat de notaris tuchtrechtelijk een verwijt treft. Met de kamer is het hof van oordeel dat niet is komen vast te staan dat de oud-notaris erflaatster voorafgaand aan het passeren van haar testament onvoldoende heeft voorgelicht over de inhoud hiervan (en de consequenties van het testament voor haar kinderen).
6.4. Met betrekking tot de vraag of de oud-notaris tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door de partner bij het passeren van het testament aanwezig te laten zijn, overweegt het hof het volgende. De oud-notaris heeft aangevoerd dat de aanwezigheid van de partner van erflaatster bij het passeren van haar (en tegelijkertijd zijn) testament volstrekt gebruikelijk was en dat hem daarvan dus geen tuchtrechtelijk verwijt is te maken. Niet ter discussie staat dat het in de notariële praktijk gebruikelijk is dat de notaris een (langstlevende-)testament voorbereidt en passeert in het bijzijn van beide echtgenoten/partners. Dit betreft een uitzondering op de eveneens in de praktijk geldende regel dat bij het bespreken en/of passeren van een testament (een eenzijdige, ongerichte, herroepelijke en hoogstpersoonlijke rechtshandeling, artikel 4:42 BW) geen derden aanwezig zijn.
6.5. Het hof stelt voorop dat het de verantwoordelijkheid is van de notaris om te waken voor de vrije en onafhankelijke wilsvorming van de testateur. De notaris dient dan ook al het nodige te doen om zich ervan te vergewissen dat de testateur bij het vormen en uiten van zijn wil niet op ongewenste wijze is beïnvloed door (de aanwezigheid van) een derde. Dat is niet anders in de situatie dat de derde de partner van de testateur is. Het is aan de notaris overgelaten om te bepalen op welke wijze hij uitvoering geeft aan deze verplichting. Het hof is van oordeel dat een notaris in beginsel aan deze verplichting voldoet indien hij op enig moment bij de voorbereiding of het passeren van het testament met elk van beide partners/testateurs afzonderlijk de relevante aspecten van het testament bespreekt. Van de notaris die daarvoor niet kiest, mag worden verwacht dat hij zijn keuze en de daarbij gemaakte afwegingen achteraf (als daarover vragen rijzen) kan verantwoorden aan de hand van de concrete omstandigheden van het geval.
6.6. In het onderhavige geval heeft de notaris niet voldaan aan de hier geformuleerde op hem rustende verplichting en heeft hij de keuze om niet op enig moment afzonderlijk met erflaatster en haar partner de relevante aspecten van het testament te bespreken evenmin afdoende kunnen verantwoorden aan de hand van de concrete omstandigheden van het geval. Gezien de verhoudingen die erflaatster wenste te regelen (tussen haar partner en haar kinderen), was er in dit geval reden het testament ten minste op enig moment met erflaatster te bespreken buiten aanwezigheid van haar partner. Klaagster heeft in dit verband terecht gewezen op de tussen erflaatster en haar partner bestaande verschillen in de persoonlijke omstandigheden zoals de omvang van het vermogen en de relatie ten opzichte van de kinderen. In zoverre is de klacht gegrond.
6.7. Ten aanzien van het verwijt – kort samengevat – dat de oud-notaris partijdig heeft gehandeld, heeft het onderzoek in hoger beroep niet geleid tot een ander oordeel dan beslissing van de kamer. Het hof verenigt zich met die beslissing. Dit klachtonderdeel jegens de oud-notaris is ongegrond.
6.8. Voorop gesteld moet worden dat sinds de invoering van de Wet op het notarisambt in 1999 ook een kandidaat-notaris een eigen tuchtrechtelijke verantwoordelijkheid draagt. Klaagster verwijt de toegevoegd notaris onder meer – kort samengevat – dat zij in haar hoedanigheid van (ervaren en zelfstandig werkzame) kandidaat-notaris bij de totstandkoming van het testament van erflaatster nooit onder vier ogen met haar heeft gesproken en daarmee bewust het risico heeft genomen dat erflaatster zich onvoldoende vrij achtte om haar wil te uiten. Het hof ziet in dit geval geen aanleiding om de handelwijze van de toegevoegd notaris voor wat betreft de aanwezigheid van de partner tijdens het bespreken van erflaatsters testament anders te beoordelen dan de handelwijze van de oud-notaris tijdens het passeren van dit testament.
6.9. Daarbij komt het volgende. De toegevoegd notaris heeft verklaard dat zij diverse opties met erflaatster en haar partner heeft besproken en dat erflaatster en haar partner vervolgens ieder een eigen keuze hebben gemaakt. Erflaatster heeft volgens de toegevoegd notaris bewust ervoor gekozen haar partner tot enig erfgenaam te benoemen en haar kinderen (alleen) een legaat toe te kennen. Op vragen van het hof heeft de toegevoegd notaris tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep verklaard dat zij de mogelijkheid van het stellen van zekerheid met betrekking tot de legaten van de kinderen bij het bespreken van de inhoud van het testament niet aan de orde heeft gesteld (en ook niet gewoon is dit in een dergelijke situatie met cliënten te bespreken). Dit brengt het hof, anders dan de kamer, tot het oordeel dat de toegevoegd notaris niet alles met erflaatster heeft besproken wat in de gegeven omstandigheden relevant was. Er kan daarom niet worden gezegd dat erflaatster op dit punt voldoende is voorgelicht en ervoor heeft gekozen af te zien van zekerheidsstelling. Op dit punt is de toegevoegd notaris dus tekortgeschoten in haar informatieplicht. Dit onderdeel van de klacht jegens de toegevoegd notaris is gegrond.
6.10. Ten aanzien van het verwijt – kort samengevat – dat klaagster op enigerlei wijze door de toegevoegd notaris onheus is bejegend, heeft het onderzoek in hoger beroep niet geleid tot een ander oordeel dan de beslissing van de kamer. Het hof verenigt zich met die beslissing. Dit klachtonderdeel jegens de toegevoegd notaris is ongegrond.
6.11. Klaagster verwijt de toegevoegd notaris voorts, dat zij de partner en kinderen tijdens de afwikkeling van de nalatenschap van erflaatster onvoldoende heeft geïnformeerd over hun rechten en plichten jegens elkaar. Het is gebleken dat de toegevoegd notaris zich bij de afwikkeling van de nalatenschap heeft laten leiden door de gegevens en de informatie zoals zij die van de partner van erflaatster had ontvangen. Dat is niet ongebruikelijk te noemen omdat een notaris in een dergelijke situatie in belangrijke mate afhankelijk is van de informatie die hij/zij van betrokkenen krijgt aangeleverd. Hierbij is wel van belang dat een notaris alert is en blijft op eventueel verstoorde verhoudingen tussen betrokkenen en zo nodig de regie minder aan (één van) partijen overlaat en meer naar zichzelf toetrekt. Het hof is met de kamer van oordeel dat het niet de taak van de toegevoegd notaris was om zelfstandig de juistheid van alle door de partner aangeleverde gegevens te controleren. Het had echter wel op haar weg gelegen kritischer naar deze gegevens te kijken toen haar uit de reacties van de kinderen bleek dat zij de juistheid en volledigheid daarvan ter discussie stelden alvorens de gegevens te verwerken in een successieaangifte en/of boedelbeschrijving.
6.12. Met betrekking tot de klacht van klaagster – kort samengevat – dat de toegevoegd notaris in een e-mail van 28 april 2010 informatie (die ook nog onjuist zou zijn) heeft verstrekt aan alleen de partner en niet aan de kinderen, overweegt het hof het volgende. Hoewel het de toegevoegd notaris vrij stond de partner te informeren over haar standpunt met betrekking tot de uitleg van het testament en dat standpunt (te weten dat de partner ingevolge het testament van erflaatster zou mogen interen op de nalatenschap en geen zekerheid hoefde te stellen voor de legaten van de kinderen) verdedigbaar is, rekent het hof het de toegevoegd notaris aan dat zij dit standpunt niet gelijktijdig kenbaar heeft gemaakt aan de kinderen van erflaatster hoewel zij wist of kon weten dat op dit punt een geschil tussen partijen bestond. Een en ander brengt met zich dat het hof de handelwijze van de toegevoegd notaris in dit opzicht tuchtrechtelijk laakbaar acht. Dit onderdeel van de klacht jegens de toegevoegd notaris is gegrond.
6.13. Ten aanzien van het verwijt jegens de toegevoegd notaris dat zij niet heeft gecontroleerd of de partner en de kinderen het eens waren (geworden) over de inhoud van de boedelbeschrijving voordat zij de akte voorlegde aan de notaris, heeft het onderzoek in hoger beroep niet geleid tot een ander oordeel dan de beslissing van de kamer. Het hof verenigt zich met die beslissing. Zeker in een geval als het onderhavige, waarin het testament voorschreef dat de waardering van de goederen van de nalatenschap diende te geschieden in onderling overleg, had de toegevoegd notaris zich vooraf ervan moeten vergewissen dat alle partijen het eens waren met de boedelbeschrijving. Dit onderdeel van de klacht jegens de toegevoegd notaris is eveneens gegrond.
6.14. Voor zover klaagster het de notaris verwijt dat zij (en haar zuster) niet zijn opgeroepen voor het passeren van de boedelbeschrijving, is het hof met de kamer van oordeel dat klaagster (en haar zuster) niet behoefden te worden opgeroepen voor het passeren van deze akte nu zij daarbij geen partij waren. Voor zover klaagster het (ook) de notaris verwijt dat hij voorafgaand aan het passeren van de akte niet heeft gecontroleerd of de partner en de kinderen het eens waren (geworden) over de inhoud hiervan, treft de klacht wel doel. Het hof sluit zich aan bij hetgeen de kamer op dit punt heeft overwogen in rechtsoverweging 4.20 in de bestreden beslissing en voegt hier nog het volgende aan toe. Het hof acht aannemelijk dat de notaris op eenvoudige wijze uit het nalatenschapsdossier van erflaatster heeft kunnen opmaken dat de onderlinge verhoudingen tussen betrokkenen (enigszins) verstoord waren en dat (sommige) betrokkenen de juistheid van de boedelbeschrijving in twijfel hadden getrokken. In dat geval behoort het juist (ook) tot de zorgplicht van de passerend notaris om zich voor het passeren van de akte ervan te vergewissen dat overeenstemming was bereikt over de inhoud daarvan. In zoverre is deze klacht jegens de notaris gegrond.
6.15. De oud-notaris kan tuchtrechtelijk een verwijt worden gemaakt, maar naar het oordeel van het hof kan worden volstaan met gegrondverklaring van de klacht zonder oplegging van een maatregel.
6.16. Ten aanzien van de toegevoegd notaris zijn meerdere klachtonderdelen gegrond bevonden, hetgeen het opleggen van een maatregel rechtvaardigt. In dit geval acht het hof het opleggen van de maatregel van waarschuwing passend en geboden.
6.17. De klacht jegens de notaris is eveneens (grotendeels) gegrond bevonden. De klacht betreft een wezenlijk onderdeel van de zorg die de notaris in een geval als het onderhavige dient te betrachten. Het hof acht daarom ook hier het opleggen van een maatregel op zijn plaats en vindt de maatregel van waarschuwing passend.
6.18. Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan onbesproken blijven omdat het niet van belang is voor de beslissing in deze zaak.
6.19. Nu het hof deels tot een andere beslissing en deels op andere gronden tot een beslissing is gekomen dan de kamer, zal de beslissing van de kamer omwille van de duidelijkheid geheel worden vernietigd.
6.20. Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.
7. De beslissing
- vernietigt de bestreden beslissing en, opnieuw rechtdoende:
- verklaart de klacht zoals hiervoor weergegeven onder 4.2. tegen de oud-notaris deels gegrond;
- verklaart de klacht tegen de toegevoegd notaris zoals hiervoor weergegeven onder 4.4., 4.6. en 4.7. gegrond en voor het overige ongegrond;
- verklaart de klacht tegen de notaris zoals hiervoor weergegeven onder 4.8. gegrond;
- legt de toegevoegd notaris en de notaris elk de maatregel van waarschuwing op.
Deze beslissing is gegeven door mrs. W.J.J. Los, J.C.W. Rang en C.P. Boodt en in het openbaar uitgesproken op dinsdag 10 december 2013 door de rolraadsheer.
KAMER VAN TOEZICHT OVER DE NOTARISSEN EN DE KANDIDAAT-NOTARISSEN TE ZUTPHEN
Beslissing inzake de klacht van:
[klaagster],
wonende te [plaatsnaam], gemeente [gemeente],
klaagster,
gemachtigde: [naam],
tegen
1. [oud-notaris],
notaris te [plaatsnaam], en
2. [notaris],
notaris te [plaatsnaam], en
3. [toegevoegd notaris],
kandidaat-notaris te [plaatsnaam],
gemachtigde sub 1, 2 en 3: mr. G.L. Maaldrink, advocaat te Den Haag.