Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het verdere procesverloop
2.De verdere beoordeling
De getuigen De Wit, [X] en [appellant] – wiens verklaring enkel als aanvullend bewijs kan dienen, nu [appellant] partijgetuige is – hebben in gelijke zin verklaard, dat tijdens de bespreking op 23 december 2009 is afgesproken dat [Y] zou nagaan welke aanpassingen op het bouwplan nodig waren om dit in overeenstemming te laten zijn met het geldende bestemmingsplan dan wel welke vrijstellingen zouden moeten worden verleend om een bouwvergunning te kunnen verlenen. [Y] heeft daarbij de indruk gewekt dat het wel goed zou komen, dat hij zo snel mogelijk met een reactie zou komen en dat hij geen problemen verwachtte met de te verlenen vrijstellingen. Voorts hebben zij alle drie verklaard – De Wit op basis van informatie van [appellant] of [X] – dat [Y] eind december 2009 telefonisch contact heeft opgenomen met [X] met het verzoek om nadere gegevens over het bouwplan op een tweetal punten, zodat hij ( [Y] ) kon beoordelen of vrijstellingen zouden kunnen worden verleend en zo ja, welke. [X] heeft verklaard dat hij die gegevens – die betrekking hadden op enkele punten van ondergeschikte aard – begin januari 2010 heeft toegezonden aan [Y] , maar dat hij vervolgens niets meer heeft gehoord van [Y] en dat het hem ook niet is gelukt daarna nog contact te krijgen met [Y] . De aanvullende stukken behelsden, zo heeft [X] verklaard, informatie over de hoogte van het bouwplan en over de hoogte van de kruin van de weg.
Hiermee is naar ’s hofs oordeel genoegzaam komen vast te staan dat [X] in januari 2010 aanvullende stukken heeft aangeleverd bij het Stadsdeel (gericht aan [Y] ), waarna op basis van die stukken beslist kon worden welke vrijstellingen zouden kunnen worden verleend door het Stadsdeel. Voorts is genoegzaam komen vast te staan dat het Stadsdeel na toezending van die stukken niets meer van zich heeft laten horen aan [appellant] , De Wit of [X] en dat de bedoelde beslissing over de te verlenen vrijstellingen niet is genomen.
Weliswaar is door [Y] ontkend dat hem stukken zijn toegezonden, maar aan zijn verklaring hecht het hof geen doorslaggevende betekenis, mede gelet op het feit dat de inhoud van de getuigenverklaringen van De Wit, [X] en [appellant] overeenstemt met het schrijven van De Wit van 8 april 2010 aan [Y] , waarin gerefereerd wordt aan de toezegging van [Y] van 23 december 2009 om met een voorstel te komen hoe de zaak alsnog zou kunnen worden afgewikkeld. [Y] heeft niet ontkend dat hij het emailbericht heeft gelezen, maar heeft geen bevredigende verklaring gegeven waarom hij daarop niet heeft gereageerd, indien het (volgens hem) een onjuiste weergave van de stand van zaken bevatte. Ook overigens heeft [Y] niet overtuigend verklaard, temeer nu hij verschillende malen heeft aangegeven dat hij zich dingen niet meer kan herinneren. [Y] heeft ook niet specifiek kunnen aangeven welke gegevens in zijn optiek er dan nog nodig waren.
Al met al is het hof dan ook van oordeel dat [appellant] is geslaagd in het hem opgedragen bewijs.
De gemeente heeft ook geen feiten of omstandigheden aangevoerd die haar zouden disculperen dan wel zouden meebrengen dat in de gegeven omstandigheden niet eerder redelijkerwijs een beslissing van haar kon worden verwacht.
€ 9.902,08 bedraagt. Volgens [appellant] had de gemeente in redelijkheid binnen zes maanden na 12 augustus 2009 een omgevingsvergunning kunnen verlenen, derhalve uiterlijk per medio februari 2010. Uiteindelijk is de vergunning afgegeven per 21 juni 2012, derhalve 28 maanden later. [appellant] begroot dit onderdeel van zijn schade op 28 x
[appellant] heeft ter zitting in hoger beroep toegelicht dat hij van plan was, indien de woning zou zijn verbouwd, van [woonplaats] naar Amsterdam te verhuizen omdat zijn zoon daar op de middelbare school zat. Hij zou de woning in [woonplaats] dan hebben verhuurd. Uiteindelijk heeft de vergunning zo lang op zich laten wachten dat zijn zoon al van school was en verhuizen naar Amsterdam om die reden niet meer opportuun was. Om die reden heeft hij de woning aan de [adres] nooit betrokken.
grief IVen voert aan dat de vermelding € 0,-- een fout van de administratie van het kantoor van de raadsman van [appellant] is. Thans is een nieuwe factuur overgelegd, die over de periode 10 december 2009 tot en met 29 maart 2013 sluit op een bedrag van € 30.304,20.