Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Ontstaan en loop van het geding
De vergrijpboete is verminderd tot € 1.381 en de in rekening gebrachte heffingsrente is nader vastgesteld op € 313.
2.2. Feiten
VERKLARING BUITENLANDSE BANKREKENINGEN
[belanghebbende]
(…)
(…)”
(…)
Ik verwacht de beantwoording van mijn eerste vragenbrief uiterlijk binnen drie werkdagen (…).”
(…)
Feiten
Uit de gegevens van personen die wel volledig en juist hebben geantwoord blijkt ook dat gemiddeld genomen bij een hoger saldo van het rekeningafschrift een hogere correctie volgt. Er is dus een verband tussen de hoogte van het saldo op het bankafschrift en de hoogte van de correcties.
De hoogte van de correctiebedragen wordt gesteld op een zodanig bedrag dat 95% van de bedragen die zijn gecorrigeerd bij personen die wel volledig en juist hebben geantwoord daar binnen valt. Aangezien bij personen die niet of onjuist hebben geantwoord de saldi gemiddeld een factor 1,5 hoger liggen, heb ik dit bedrag met 1,5 vermenigvuldigd. (…)
in NGL)
(405.900)
(425.000)
(440.725)
[belanghebbende]
(…)
Op grond van art 2:17 Wet IB 2001 wordt een bestanddeel van de rendementsgrondslag (box 3) geacht bij de belastingplichtige en zijn partner ieder voor de helft tot hun bezit te behoren.
(…)
Uw cliënt is echter wel geïndentificeerd als rekeninghouder van twee rekeningen met nummer [1] die op naam staan van [X-Y] . Het Gerechtshof Amsterdam heeft in zijn uitspraak van 25 november 2010, onder overweging 5.1., de juistheid van deze identificatie bevestigd (…). In zijn arrest van 25 februari 2012, met nummer 11/00419, heeft de Hoge Raad het oordeel van het Gerechtshof op dit punt in stand gelaten.
Hiervan uitgaande merk ik uw cliënt aan als rekeninghouder van een rekening bij de KBL.
(…)
Redelijke Schatting van verschuldigde belasting
(…)
Door de weigering om volledig en juist antwoord te geven op de gestelde vragen zijn wij genoodzaakt geweest de aanslagen als volgt vast te stellen.
De hoogte van de correctiebedragen is gesteld op een zodanig bedrag dat 95% van de bedragen die zijn gecorrigeerd bij personen die wel volledig en juist hebben geantwoord daar binnen valt. Aangezien bij personen die niet of onjuist hebben geantwoord de saldi gemiddeld een factor 1,5 hoger liggen, is dit bedrag met 1,5 vermenigvuldigd.
De Hoge Raad komt in [zijn] arrest van 15 april 2011 (…), nr. 09/05192, tot dezelfde conclusie. (…)
(…)
ConclusieUw cliënt voldoet niet aan zijn informatieverplichtingen op grond van artikel 47 AWR. (…) Hij dient thans te bewijzen dat en in hoeverre de opgelegde aanslagen onjuist zouden zijn. Hij heeft hierover echter niets aangevoerd. Hij heeft dus niet bewezen dat de aanslagen onjuist zouden zijn; hij heeft dit zelfs niet aannemelijk gemaakt.”
Uitgaande van een saldo in 1994 van f 375.000 leidt dit tot een saldo van de rekening in 2008 van f 375.000 -/- (14 * f 25.000) = f 75.000. Dit saldo moet gelijkelijk over [belanghebbende en [X] ] worden verdeeld, dus voor ieder resteert dan f 37.500 (€ 17.016). Nu het heffingsvrije vermogen per persoon in 2008 € 20.315 bedraagt, dienen de correcties voor het buitenlandse vermogen voor 2008 te vervallen. Het box 1-inkomen van [belanghebbende] over dat jaar blijft uiteraard wel in stand.”
3.Geschil in hoger beroep
4.4. Beoordeling van het geschil
De inspecteur heeft van het bestaan van een buitenlandse bankrekening van belanghebbende in de jaren 2003 tot en met 2007 geen bewijs geleverd.
Deze wet houdt onder meer in, dat in zaken waarin de inspecteur op 1 juli 2011 bevoegd is een informatiebeschikking te nemen, de omkering en verzwaring van de bewijslast slechts van toepassing is, indien de inspecteur een informatiebeschikking heeft genomen. Nu de uitspraak op bezwaar gedaan is na de inwerkingtreding van voornoemde wet, tot de stukken geen informatiebeschikkingen behoren en ook overigens niet aannemelijk is geworden dat de inspecteur voor de in geschil zijnde jaren informatiebeschikkingen heeft genomen, verbindt het Hof daaraan als gevolg – in afwijking van de uitspraak van de rechtbank – dat de wettelijke omkering en verzwaring van de bewijslast niet van toepassing is.
Vaststaat voorts dat aan belanghebbende voor de jaren 2003 tot en met 2007 geen uitnodigingen voor het doen van aangifte zijn verzonden, zodat ook de omstandigheid dat belanghebbende geen aangifte heeft gedaan, niet een omkering en verzwaring van de bewijslast tot gevolg heeft.
Voorts is bij het uitoefenen van de bevoegdheid van art. 47 AWR geen sprake geweest van het uitoefenen van onbehoorlijke druk. De inspecteur heeft juist gedaan wat van hem werd verwacht. Dat hieraan beslissingen van Belgische rechters in de weg zouden staan, acht het Hof niet voldoende door belanghebbende onderbouwd. Voor zover belanghebbende heeft bedoeld dat – te beoordelen naar Nederlandse maatstaven (zie in dit verband overigens ook Hof van Cassatie van België 22 mei 2015, F. 13.0077.N) – sprake zou zijn van onrechtmatig door de inspecteur verkregen bewijsmiddelen, acht het Hof die stelling niet (voldoende) onderbouwd. Het Hof wijst in dit verband voorts op hetgeen in een vergelijkbare zaak is overwogen in HR 21 maart 2008, nr. 43.050, BNB 2008/159, r.o. 3.4.1 – 3.4.3.
2006: € nihil = {[(f 62.500 : 2) : 2,20371] -/- heffingsvrij vermogen ad € 19.698} * 4%
2007: € nihil = {[(f 37.500 : 2) : 2,20371] -/- heffingsvrij vermogen ad € 20.014} * 4%
Doende wat de rechtbank had behoren te doen, zal het Hof de aanslagen ib/pvv 2003 tot en met 2007 verminderen zoals hiervoor onder 4.4.8 is overwogen.
5.5. Kosten
6.Beslissing
de aanslag ib/pvv 2008, de boetebeschikkingen, de proceskosten en het griffierecht;
gegrond;
2003 – 2007;
- vermindert de aan belanghebbende opgelegde aanslag ib/pvv voor het jaar 2003 tot een
naar een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 495;
naar een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 269;
naar een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 13;
naar een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van nihil;
naar een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van nihil;