4.1.De rechtbank heeft ten aanzien van het geschil, voor zover nog van belang, het volgende overwogen:
“4. Om te beginnen zal de rechtbank beoordelen of de van NYSE, DBWT en [A] afgenomen diensten één geheel vormen met het lidmaatschap van de beurs c.q. de inschakeling van de dienstverrichter als prime broker. Indien deze vraag bevestigend dient te worden beantwoord, zal de rechtbank beoordelen of het geheel is vrijgesteld dan wel belast.
(…)
7. De rechtbank is van oordeel dat geen sprake is van een geheel aan diensten. Wat betreft de verstrekking van koersinformatie c.q. Market Data / Bid & Ask is sprake van diensten die aan een brede groep afnemers worden verleend (en niet alleen aan frequent traders die lid zijn van de beurs c.q. een prime broker hebben gecontracteerd, zoals eiseres) en die, gelet op het gewijzigde verdienmodel van de aanbieders en de gewijzigde omstandigheden in de effectenhandel (de fysieke beursvloer is vervangen door schermenhandel, de groep beleggers is uitgebreid en er is een toegenomen en veranderde behoefte aan informatie, die liefst zo actueel mogelijk moet zijn en terstond ter beschikking van de belegger moet staan), een eigen economisch doel dienen. Dit blijkt ook uit het feit dat anderen (zoals Bloomberg, OPRA en TMX) deze informatie tegen vergoeding verstrekken zonder dat sprake is van een daarbij horende hoofddienst. De koersinformatie en de overige afgenomen gegevens hebben voor een ondernemer zoals eiseres, die uiteraard zoveel mogelijk winst wil behalen met koersverschillen en marktinefficiënties, een zelfstandige betekenis. Dit geldt ook voor de diensten die zijn aangeduid als ‘Rackspace / co-locatie’. Weliswaar is de kring van afnemers kleiner, maar niet kan worden gezegd dat deze dienst zelfstandigheid ontbeert. Deze diensten kunnen zelfstandig worden aangeboden door een bedrijf dat dicht bij de beurs is gevestigd en over voldoende (zeer snelle) dataverbindingen beschikt. Voor eiseres hebben deze diensten zelfstandige betekenis, mede gelet op hetgeen hiervoor is overwogen over de afname van actuele informatie. Snelheid is voor eiseres van belang, en dit aspect is voor haar de reden om ‘Rackspace / co-location’ af te nemen. Objectief bezien heeft eiseres dus diverse, zelfstandige diensten afgenomen en niet een geheel, zoals zij bepleit. Iedere dienst dient naar zijn aard te worden beoordeeld om vast te stellen of hij is vrijgesteld dan wel belast.
8. Gelet op het onder 7 gegeven oordeel komt de rechtbank niet toe aan de beoordeling van de diensten als één geheel. Hierna zal de rechtbank beoordelen of de desbetreffende diensten afzonderlijk beschouwd naar hun aard zijn vrijgesteld. De diensten van Neonet Securities zullen in dit verband eveneens worden beoordeeld.
9. Ingevolge artikel 11, eerste lid, aanhef, onderdeel i, onder 2, van de Wet OB zijn de handelingen, bemiddeling daaronder begrepen, doch uitgezonderd bewaring en beheer, inzake effecten en andere waardepapieren met uitzondering van documenten welke goederen vertegenwoordigen, van de belasting vrijgesteld. In het arrest van 5 juni 1997, zaak C-2/95 (SDC) heeft het HvJ het volgende overwogen:
[Hof: r.o. 72 tot en met 75]
10. Uit de onder 9 geciteerde overwegingen leidt de rechtbank af dat het bij de beoordeling van de beperkt uit te leggen vrijstelling gaat om de essentie van de handelingen, dat wil in dit geval zeggen de handelingen inzake effecten.
(…)
11. In het arrest van 28 juli 2011, zaak C-350/10 (Nordea), waarin de diensten van Society for Worldwide Interbank Financial Telecommunication – SWIFT SC centraal stonden, heeft het HvJ overwogen:
[Hof: r.o. 28 tot en met 39]
12. De rechtbank leidt uit de onder 11 geciteerde overwegingen af dat vooral van belang is of het aanbieden van de diensten juridische en financiële wijzigingen kan meebrengen die vergelijkbaar zijn met de wijzigingen die voortvloeien uit transacties in effecten zelf, en voorts of de aansprakelijkheid van de dienstverrichter jegens eiseres beperkt is tot de technische aspecten, dan wel of zij zich uitstrekt tot de kenmerkende en essentiële elementen van deze financiële transacties. De rechtbank is van oordeel dat de diensten alle naar hun aard zijn belast. De verstrekking van informatie, Market Data / Bid & Ask, ‘real-time information’, connectivity of ‘Rackspace / co-locatie’ heeft niet tot gevolg dat de financiële of juridische positie van de betrokken partijen wijzigt. Eiseres heeft althans het tegendeel niet aannemelijk gemaakt. Evenmin zijn deze diensten kenmerkend en essentieel voor de vrijgestelde handelingen inzake effecten of de bemiddeling daarbij. Het gaat om technische diensten dan wel om de verstrekking van gegevens zonder enig door het HvJ als kenmerkend en essentieel aangeduid gevolg. Dat de effectenhandel tegenwoordig op elektronische wijze wordt afgewikkeld, maakt dit niet anders. Het is aan de wetgever om desgewenst de wettelijke bepalingen aan te passen aan de gewijzigde marktomstandigheden. Niet is gebleken dat de verantwoordelijkheid van de dienstverrichter zich uitstrekt tot de kenmerkende en essentiële elementen van de vrijgestelde handeling. Uit al hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat het primaire standpunt van eiseres faalt.
(…)
14. Subsidiair is in geschil de plaats van de diensten die zijn aangeduid als ‘Rackspace / co-location’. Deze diensten omvatten het recht om hardware in een rek of stelling zo dicht mogelijk bij de beurs te plaatsen, zodat een zo snel mogelijke communicatie met de beurs mogelijk is. In de hardware, die eigendom is van eiseres, zijn algoritmes opgenomen die de handel min of meer regelen. Het HvJ heeft in het arrest van 12 juni 2003, zaak C-275/01 (Sinclair Collis) het volgende voor recht verklaard:
“Artikel 13, B, sub b, van de Zesde richtlijn (77/388/EEG) van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting - Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag, moet aldus worden uitgelegd dat niet als verhuur van onroerende goederen in de zin van die bepaling is te beschouwen, het door de eigenaar van een bedrijfsruimte aan de eigenaar van een sigarettenautomaat verleende recht om deze automaat voor een periode van twee jaar in zijn etablissement te installeren, te exploiteren en te onderhouden op een door de eigenaar van de bedrijfsruimte aangeduide plaats, waarvoor hij als tegenprestatie een percentage ontvangt van de bruto-opbrengst van de verkoop van sigaretten en andere tabaksproducten in zijn etablissement, zonder dat de eigenaar van de automaat andere rechten dan de in de overeenkomst tussen partijen vastgelegde bezits- of controlerechten worden verleend.”
15. Het recht om hardware in een rek of stelling in een gebouw te plaatsen, is gelijk te stellen met het recht om een sigarettenautomaat in een etablissement te plaatsen. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij, anders dan de eigenaar van de sigarettenautomaat, het exclusieve gebruiksrecht heeft van een gedeelte van een onroerende zaak, met uitsluiting van anderen. Er is dus geen sprake van verhuur van onroerende zaken. De plaats van dienst is gelegen in Nederland. Het beroep op de praktijk in andere lidstaten maakt dit niet anders. De rechtbank koestert, gelet op de door verweerder aangehaalde jurisprudentie (waaronder het onder 14 genoemde arrest), geen gerede twijfel aan de juistheid van de hiervoor getrokken conclusie. Het subsidiaire standpunt van eiseres faalt.”